als het in den grond der zaak toch is en blijft onder het Europeesche vernis.
Buiten den Balkan is het in Europa alles peis en vree. De plannen voor fortenbouw te Vlissingen, die een paar jaren geleden zooveel stormen verwekten, gaan nu voorloopig zonder commentaar voort; wèl een bewijs, dat de spanning verminderd is tusschen Engeland en Duitschland. Men maakt zich over en weder minder zenuwachtig over alles wat er voorvalt. Men mag nog in Engeland waarschuwend praten over de mogelijkheid, dat Duitsche eigenaars beschikking zouden kunnen krijgen over haventerreinen aan de Maas; men mag aan Duitsche zijde welgemeende pogingen doen om duidelijk te maken, dat een volkomen onafhankelijk Nederland geen gevaar oplevert voor de Duitsche belangen, integendeel, en dat dus een Duitsch Noordzeekanaal - gesteld al, dat het te maken was - volkomen overbodig, zelfs nadeelig zou zijn; de tegenstelling tusschen de overmachtige zeemogendheid en den machtigen, ook ter zee machtigen, landstaat is er niet scherper op geworden, dank zij de pogingen van diplomaten en kooplieden, fabrikanten en professoren om aan te toonen, dat die tegenstelling in beider belang toch eigenlijk niet zoo scherp behoort te zijn en dikwijls kunstmatig is aangescherpt, ook door de naar winst begeerige Krupps en Thyssens, op wier bedenkelijke manoeuvres door Liebknecht en zijn sociaal-democraten een schril licht is geworpen, al is dit licht niet al te zuiver van kleur.
Tusschen Duitschland en Frankrijk blijkt de stemming ook nog niet zoo scherp als de felle elementen aan beide zijden wel zouden wenschen. Men ziet elkander wantrouwend aan, tracht op alle gebeurlijkheden voorbereid te zijn door wederzijdsche wapening tot de tanden, ergert zich over op wederzijdsch gebied onverwachts neerploffende vliegmachines, van Fransche zijde over aangekondigde maatregelen tegen de franschgezinde pers in het Rijksland, maar ondanks al dergelijke wrijvingen denkt niemand aan erger, ten minste niet voor het oogenblik.
Zoo zullen wij dan toch de opening van het Vredespaleis dezen nazomer in vrede kunnen vieren, maar dan toch altijd met zorgvuldig droog gehouden kruit, nog steeds den besten waarborg voor een duurzamen vrede gebleken.