grooter dan aanvankelijk reeds door de mogendheden is geboden. Er liepen reeds geruchten, dat koning Nikita zou aftreden als gecompromitteerd tegenover zijn eigen volk, ja dat Montenegro in zijn geheel bij Servië, het nauw verwante grootere rijk, zou worden ingelijfd en de dynastie zich tevreden zou stellen met rechten op den Servischen troon. Die geruchten zijn weder verstomd maar het is toch wel tragisch, als het dappere kleine bergvolkje, dat den strijd moedig begon, zoo in den hoek zou worden geschoven en hoogstens met een goede fooi zou worden afgescheept.
En ook met de oorlogsschatting is het nog lang niet in orde. De bijna 70 millioen turksche ponden (750 mill. gulden), die door de bondgenooten worden gevraagd, zijn blijkbaar een te zware last voor het duchtig gekortwiekte Turkije, dat eerder veel geld noodig heeft om het kleine overschot van zijn Europeesch rijk en het nog te exploiteeren Aziatische deel weder eenigszins te verheffen uit het diepe verval, om zijn in den oorlog gemaakte zware schulden te betalen, al moeten de bondgenooten voor de geannexeerde deelen natuurlijk ook hun deel daarvan overnemen. De geldschieters van Turkije zouden zulk een oorlogsschatting natuurlijk liever in het geheel niet zien en de mogendheden, wier onderdanen die geldschieters zijn, met name Frankrijk, zullen deze zaak ook niet zoo maar aan de bondgenooten overlaten.
Met dat al, de diplomatie heeft hier werkelijk een bewonderenswaardig resultaat bereikt. Het was hoogst moeilijk de overeenstemming der mogendheden te verkrijgen, met name Oostenrijk en Rusland tot overeenstemming te brengen, die beiden zoo ernstige belangen op den Balkan hebben en waarvan het laatste nauwelijks zijn al-slavische onderdanen in toom kan houden.
Maar het is gelukt, dank zij de houding van Frankrijk en Engeland, dank zij de vredelievendheid van de drie keizers, dank zij ook de algemeene vrees voor een wereldoorlog, welks vredesverzekeringspremie betaald wordt in de zware lasten van de defensie overal.
Dit mag men wel bedenken bij de jeremiades over die lasten. De ‘deskundigen’ van den kouden grond, die, natuurlijk alleen om ‘principieele’ redenen, daartegen opkomen, hebben gemakkelijk praten en vinden allicht vriendelijk gehoor. Zij vergeten, dat bij aanzienlijke legervermindering en legerbeperking de kansen op een oorlog, die dan in verschrikkelijkheid zou afnemen, evenredig zouden toenemen en het der veelgesmade diplomatie zeer moeilijk zou vallen om te bereiken, wat zij thans reeds bereikt heeft: ver-