De brandende questie, die 't oud-nieuwe bewind niet meer kon verdragen, is die van de R.P. Een nieuwe, billijke kieswet vindt echter haar felle tegenstanders in den Senaat. Daar zitten nog altijd Combes, Clémenceau, de onsterfelijke onruststokers, met hun aanhang, waaronder die joviale Pams, Poincaré's tegencandidaat voor 't presidentschap, nu weer in zijn nulliteit, waaruit hij een oogenblik opdook, teruggezonken. Zal de Senaat over den reformbill het kabinet laten vallen, in strijd met den duidelijk uitgesproken dringenden eisch van 't volk en van de kamer? De lust er toe is bij de vergadering in 't Luxembourg wel te speuren; maar ook de moed? Het teekent, dat de oppositie moeite doet de ministers aan 't wankelen te brengen; maar totnogtoe blijft Briand aan deze wet het lot van 't kabinet verbinden, en houdt vol daarbij de questie van vertrouwen te stellen.
Intusschen is er een andere vraag, die de eerste zoo niet op zijde dringt, toch in de algemeene aandacht minstens evenaart. Het is die van de bewapening. Bij den dreigenden toestand in Europa (nooit, zegt men, was een algemeene oorlog naderbij tegenover de reusachtige legerplannen van Duitschland), mag Frankrijk niet achterblijven. Nog is het den deuk niet te boven, door de ministers van 't bloc (André en Pelletan) aan leger en vloot gegeven. Nog duurt de achteruitgang der bevolking, en daarbij der weerbare manschap, voort. Zoo is het urgent het werk van herstel, door Millerand en Delcassé begonnen, voort te zetten, ja zeer te bespoedigen. De zoo onvoorzichtig verkorte diensttijden moeten bij alle wapens op 't minimum van 3 jaren gebracht worden. Niet slechts de luchtvloot, het 4e wapen, waar de Franschen een voorsprong in hadden, maar alle wapens moeten op een sterkte gebracht worden, zoodat tegenweer mogelijk is en goede kansen biedt.
Intusschen is ook de diplomatie aan den gang. Poincaré had het aanzien van Frankrijk in 't buitenland stellig verheven. Een der eerste benoemingen van beteekenis van Briands bewind, maar stellig door den president ingegeven, is die van Delcassé tot gezant te Petersburg.
Een gelukkige keus? Men kan zoo wel vragen. De alliantie met Rusland, de spil, waarom de Fransche politiek draait, wordt er door versterkt; Delcassé is aan 't hof van den Tsaar persona gratissima. Hij is ook van Frankrijks zijde de groote man van de vriendschap met Engeland, mitsdien van de triple entente. Maar - is hij niet van ouds Duitschlands bittere vijand? Hij was minister van buitenlandsche zaken, toen Marokko bijna tot een breuk had