Onze Eeuw. Jaargang 13
(1913)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 474]
| |||||||||||
Leestafel.Dr. H.F. Helmolt. Wereld-Geschiedenis. Onder leiding van prof. Dr. H. Kern, in het Nederlandsch bewerkt door G. Fuldauer met medewerking van verschillende vakgeleerden. Met een historischen atlas en talrijke illustraties. Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij ‘Vivat’, 1908. Er is wel eens geklaagd, dat het Nederlandsche publiek weinig boeken koopt. Toch schijnt die kooplust nog wel mee te vallen; althans een leek in den boekhandel zou allicht vreezen, dat eene vertaling der Weltgeschichte, die onder leiding van Helmolt door verschillende Duitsche geleerden is samengesteld, weinig kans op een behoorlijk debiet zou hebben. Kringen, die belangstellen in de stof welke in dit werk wordt behandeld, zullen immers - zoo zou men geneigd zijn te veronderstellen - wel in staat zijn en er de voorkeur aan geven het te lezen in het Duitsch. Doch blijkbaar is die onderstelling niet juist; anders zou eene uitgevers-maatschappij zulk een betrekkelijk kostbare uitgave, die, als zij voltooid is, acht zware deelen zal omvatten, stellig niet ondernemen. Dat zij dit wel doet, mag dus waarschijnlijk beschouwd worden als een verblijdend teeken, dat de belangstelling in zulk een arbeid vrij wat grooter is dan menigeen zou hebben verwacht. Zooeven werd van eene vertaling gesproken; dat is niet geheel juist, want zooals het titelblad ook aankondigt, is het eene bewerking. Toch schijnt het mij toe, dat het overwegend een arbeid van vertaling is, die dan aan den heer Fuldauer zal te danken zijn. Evenwel heb ik bij lange na niet alle afleveringen, die tot heden zijn verschenen, met het oorspronkelijke vergeleken en mij bepaald tot proefnemingen hier en daar; hiervan dus heb ik den indruk gekregen, dat af en toe een verbeterende of aanvullende noot is geplaatst, soms vrij wat verandering is aangebracht door weglatingen en wijzigingen van den tekst, zooals in het hoofdstuk Indonesië (deel II p. 435 vlg.), een enkel hoofdstuk inderdaad is bewerkt en herzien of elders weer in een hoofdstuk | |||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||
een aantal bladzijden zijn ingelascht ter wille van de geschiedenis der Nederlanders, maar dat toch verreweg het meest louter de vertaler aan het woord is. Hoe het eigenlijk staat met de medewerking van verschillende vakgeleerden, had wel eenige nadere mededeeling verdiend. In deel I wordt bij het hoofdstuk over de voorgeschiedenis der menschheid Dr. A.J.C. Snijders met name als de bewerker vermeld; elders, bij hoofdstuk VI van hetzelfde deel, dat de geschiedkundige beteekenis van den Stillen Oceaan behandelt, wordt ons wel verzekerd dat het bewerkt is naar de laatste gegevens maar wie dien arbeid heeft verricht, blijft verzwegen. Hier en daar kunnen wij vermoeden, al wordt ook dit niet gezegd, dat de verbeterende pen van den geleerde, die op het titelblad van het werk als de leider genoemd wordt, werkzaam is geweest. Met name vermeld verschijnt mr. I.A. Levy ook als medewerker, echter op eenigszins zonderlinge wijze. In het oorspronkelijke boek, deel I, heeft Prof. Dr. J. Kohler een hoofdstuk gewijd aan de Grondbegrippen der ontwikkelingsgeschiedenis van het menschdom en zich vermeten hierin het een en ander op te merken over het natuurrecht. Mr. Levy nu heeft hieraan een nota toegevoegd, waaruit - natuurlijk, zou men bijna zeggen - felle verontwaardiging spreekt. Zij begint aldus: ‘Hetgeen, hier, van het natuurrecht beweerd en aan zijn invloed toegeschreven wordt, is waardeloos, als berustend op volmaakt valsche voorstellingen, omhangen met den mantel eener onjuiste, voor historisch zich uitgevende, beschouwingswijs’. En dan gaat het er op los, van dik hout zaagt men planken. Nu is het toch een zonderlinge manier van doen - ik bedoel, van de zijde der redactie van het werk - om den lezer eerst een aantal beschouwingen voor te zetten en vervolgens door een ander te laten beweren, dat er niets van deugt! Evenmin gelukkig is op eene andere plaats eene invoeging aangebracht. De vertaling van Haebler's hoofdstuk over Amerika is gevorderd tot de verkiezing van Washington als eersten president der Vereenigde Staten, als de gang van het verhaal plotseling wordt afgebroken door dezen zin: ‘Voordat we nu met de geschiedenis der Vereenigde Staten voortgaan, moeten we even een blik slaan in het werk, dat de Nederlanders in “het verre Westen” hebben verricht en waarvan de resultaten nog over zijn in de Nederlandsche West-Indische koloniën’. Er volgt nu eene invoeging van blz. 448-463 onder den titel: De Nederlanders in West-Indië, en dan wordt de draad weer opgevat met de zinsnede: ‘We kunnen nu met de geschie- | |||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||
denis van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika voortgaan’. Dat is nu toch wel een erg onbeholpen wijze van doen, die bedenkelijk veel herinnert aan een eerste scriptie van een onhandig student. Doch enkele dergelijke vergrijpen tegen de eischen eener goede compositie doen aan de waarde van het werk niet veel afbreuk, zoomin als sommige zinswendingenn en woorden, die wat sterk naar het Duitsch rieken, of zelfs een ongelukkige vertaling die mij een paar maal getroffen heeft in Helmolt's inleidend hoofdstuk (‘Vor diesen Untugenden, die beide der Deutschen Gründlichkeit ihr Dasein verdanken’ wordt aldus vertaald: ‘Voor deze feiten, die beide aan de Duitsche zwaarmoedigheid hun ontstaan danken’; ‘Die gewissenhaft anerzogene Selbstgenügsamkeit’ is toch waarlijk niet hetzelfde als: ‘De aangeboren nauwgezette zelfgenoegzaamheid; en eveneens wordt een verkeerde voorstelling gewekt, als op blz. 16 ‘ihre Begründung durch Leopold von Ranke’ wordt vertaald door: ‘hare gronding door Leopold von Ranke’Ga naar voetnoot1). Het is wel jammer, dat dit inleidend hoofdstuk van Helmolt niet herzien is, want het is het minst leesbare van het gansche werk. Met een hinderlijk vertoon van geleerdheid en belezenheid stort hij over den ongelukkigen lezer een ganschen voorraad van namen en citalen uit, terwijl hij juist zoo eenvoudig en helder mogelijk had moeten zijn; immers het was er hier om te doen, de opvatting van het begrip wereldgeschiedenis, die aan het gansche werk ten grondslag ligt, en de hieruit voortvloeiende indeeling van de stof uit een te zetten. Ontdoet men het betoog van alle franje, dan blijft er over: 1o Wereldgeschiedenis is de ontwikkeling van de geschiedenis der menschheid in haar geheel. 2o Het inzicht in den samenhang der wereldgeschiedenis kan dus alleen uit het wordingsproces aller volkeren verkregen worden. 3o Eene wereldgeschiedenis, die voor wetenschappelijk wil doorgaan, moet neutraal blijven. 4o De indeeling der wereldgeschiedenis moet geschieden naar geographisch gerangschikte volkenkringen. Het werk behandelt dan ook, na een paar inleidende hoofdstukken, achtereenvolgens: Amerika, Oost-Azië en Oceanië, den Indischen Oceaan, West-Azië, Afrika, de landen om de Middellandsche zee, Oost-Europa, Oostzee, Midden- en Noord-Europa, West-Europa, den Atlantischen Oceaan. | |||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||
Vroeger heb ik al eens betoogdGa naar voetnoot1), hoe volstrekt onhistorisch deze opvattingen en indeeling zijn; hoe hier gespeeld wordt met het woord wereldgeschiedenis, dat voor de historici een technische beteekenis heeft, veel minder omvattend dan de etymologische, evenals b.v. het woord natuurkunde; hoe door de toegepaste indeeling het historisch verband der feiten verscheurd en de geschiedenis op den kop gezet wordt; hoe het beginsel der gelijkwaardigheid van feiten en volken geheel in strijd is met den aard der historische wetenschappen en hoe 's heeren Helmolt's medewerkers dit beginsel ook terstond over boord hebben geworpen, zoodra zij in de hun toegedeelde hoofdstukken tot de behandeling der feiten zijn gekomen; ik zal dit alles hier niet herhalen. Het werk is dientengevolge geen vleesch en geen visch. Misschien dat het daarom juist voor geographen een bizondere bekoring kan hebben, voor historici is het, in zijn geheel beschouwd, geheel onaannemelijk, en aankomenden beoefenaars der geschiedenis zou ik het niet alleen niet aanbevelen maar bepaald ontraden; en natuurlijk geldt dit evenzeer voor de Nederlandsche bewerking als voor het Duitsche origineel. Doch met dit ongunstig oordeel over het boek als geheel is er geenszins alle waarde aan ontzegd. Indien men den heer Helmolt met zijne ondoordachte bespiegelingen ter zijde laat, afziet van diens pretensie om eene Weltgeschichte te geven en het werk beschouwt als eene verzameling van meer of minder uitgebreide geographische, ethnologische en historische studies, in een zekere geographische orde naast elkaar geplaatst, dan valt er ongetwijfeld veel in te waardeeren en uit te leeren; Helmolt heeft bekwame medewerkers weten te winnen, die dikwijls er in geslaagd zijn in beperkte ruimte het wezenlijk belangrijke naar voren te brengen. Goede kaarten en vele illustraties, door den Nederlandschen bewerker aangevuld met afbeeldingen van Nederlandsche prenten, zijn aan het werk toegevoegd, evenals registers op ieder deel. Zoo moge het dan in zijn Nederlandsch gewaad velerlei leering geven in ruimen kring. Th. Bussemaker. Jac. C. Meyerink Jr. Sombere Schijningen. Het boek van den Ondergang. Amsterdam. Van Holkema en Warendorf. Dit is een treurige geschiedenis, gelijk de titel en de ondertitel reeds doen vermoeden en ook de vignetten op voor- en achterzijde | |||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||
van den omslag: een vrouw, langs het strand der zee den duinrand volgend en met de hand uit haar oogen het felle schijnsel van den vuurtoren werend; op den achterkant: het hoofd dier vrouw zichtbaar uit de golven, beschenen door dezelfde felle stralen. Hetty is de ongelukkige, die ondergaat. Eerlijk gezegd, begrijpen wij de beweegredenen voor die wanphoopsdaad niet. Zij is getrouwd met Wim van Lienden, een te Scheveningen wonend Haagsch bankier, een vrijzinnig man, die als student zich vervreemd heeft van zijn vriend Frank van Berchem, omdat deze zeer ‘rood’ was geworden. Hetty is een zenuwachtig schepseltje, gevoelig voor indrukken; de vuurtorenschijningen beangstigen en verontrusten haar. Hoewel Wim van haar houdt - en zij van hem - is hun huwelijk in haar oog een treurige vergissing, omdat zij verschillende levensbeschouwingen zijn toegedaan: zij dwepend met ultra-moderne denkbeelden, hij wat koel en bezonnen, op eigen voordeel bedacht. Die tegenstelling in hun naturen verscherpt zich als Frank, door Hetty's zusje op ‘Hetty-Cottage’ gebracht, daar zijn theorieën aan de dames ontwikkelt: niet alle heil zal komen van een democratischen staat, maar uit een samenleving, waarin het gebrek verdwenen is, zal een meer ideeële gemeenschap opbloeien; veel valt te verwachten van de ontwikkeling der arbeidende klasse. Als geheel kan de menschenmaatschappij thans niet gelukkig zijn, want de welvaart der bemiddelden is voor een groot deel ‘ten koste der arbeiders gevestigd’. In de nieuwe broederschap zullen de menschen elkaar vinden als elkanders gelijken. Dan zullen geen zorgen voor de dagelijksche behoeften meer drukken; ontspanning, ontwikkeling en schoonheid zullen ieders deel zijn (blz. 125). Ook zullen dan heel weinig huwelijken meer ongelukkig zijn (126) Men ziet: dat de socialiseering der voortbrengings-middelen tot alle dingen nut is, is het evangelie van den jongen man, die uit Leiden naar Amsterdam ‘het brandpunt van het socialisme’ gegaan is, daar zijn studie verwaarloosd heeft, propagandist in ‘de beweging’ is geworden, daarna de S.D.A.P. den rug toegekeerd heeft en nu redacteur is aan een vrijzinnig-democratisch dagblad in den Haag. De dames luisteren met open monden en harten! Inmiddels zint Wim op een liberale kamer candidatuur voor een der Haagsche districten. Om den steun der radicalen te winnen, maakt hij Frank, met wien hij zich verzoend heeft, wijs dat hij ook wel zoowat roode neigingen heeft. Maar als Wim dan voor de radicale kiezers optreedt met een voorzichtige redevoering, wordt hij in het debat zoo geprikkeld, dat hij zijn schepen verbrandt en vierkant weigert als radicaal te | |||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||
boek te staan. Hetty is verpletterd: Wim heeft zich in zijn ware gedaante vertoond: sluwe berekening, bedrog in de politiek, gesjacher om stemmen. - Het schijnt haar (en den schrijver) volkomen te ontgaan dat Wim, hij moge dan eerst zijn ware gevoelens verborgen hebben, in het debat geheel open kaart heeft gespeeld, al wist hij dat hij daardoor vallen zou. Hij valt dan ook. De radicalen hebben tegenover hem gesteld Frank, die, na Wims candidatuur gesteund te hebben, de tegen-candidatuur aanneemt in het belang van zijn partij en het volk. Frank wordt gekozen, Wim is woedend, Hetty ligt in ijl-koortsen. Als zij beter is, werpt zij zich op een avondwandeling langs het strand in Frank's armen, maar hij wijst haar af: ‘dat mag nooit, Hetty, dat nooit’. Nog dienzelfden nacht zoekt Hetty den dood in de golven, na haar lief jongetje vaarwel te hebben gekust. Frank krijgt als nacht-redacteur het telefonisch bericht van den zelfmoord en valt flauw. Ook hij zou wel in den dood rust willen zoeken, maar ‘de menschheid en haar weedom’ roepen hem tot den arbeid. Rideau. Ons wacht nog een tweede roman, waarin de hoofdpersoon en eenige der bij-figuren dezelfde zullen zijn. Wij wachten. H.S. Anna de Savornin Lohman. Zedelijkheids-apostelen. Amsterdam. L.J. Veen, uitgever. De rechtzinnige Haagsche aristocratie is een bende ellendige, verachtelijke schepselen. De jonge mannen na ‘een onnoembaar jongelui-leven, van zich aan alle geoorloofde en ongeoorloofde vermaken beide te buiten gaan’, veranderen tijdig in steunpilaren der maatschappij, teekenen op alle liefdadigheidslijsten voor christelijke doeleinden, afficheeren zich als berouwhebhenden over het pad der zonde en worden daaromtrent met den vinger aangewezen als voorbeelden van Gods genadige leiding. De jonge meisjes - zelfs onder deze is er nauwelijks ééne rechtvaardige - flirten, brengen haar dagen in ijdelheid door, lachen wat om de schijnvroomheid der ouderen, wier huichelarij zij geheel doorzien, hebben passies voor knappe getrouwde ooms of storten zich in een rein-levenbeweging, waarin zij haar reinheid verliezen. Oudere freules wijden zich aan opheffing van ‘het gevallene’, doch alleen om over de ongelukkigen te bazen, ze te vernederen en liefst om van haar allerlei bijzonderheden over den val te vernemen. Onder gehuwde heeren en dames uit dezen kring is huwelijkstrouw een vaag en zinledig begrip. Worden zij ouder, zij trachten hun invloed te vergrooten | |||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||
door geknoei en gekonkel, door allerlei handelingen die even verachtelijk zijn als de drijfveeren, waardoor zij verricht worden. Dat dit alles onder het mom van dierbare christelijkheid gebeurt, maakt het nog stootender dan het zonder dat reeds zijn zou.... Wij wisten dit alles reeds uit de laatste, hieraan voorafgaande boeken van deze schrijfster; vroeger hebben wij reeds het onze daarover gezegd en wij kunnen dus nu volstaan met te zeggen dat in dit opzicht ‘Zedelijkheidsapostelen’ geen nieuws brengt. Slechts zouden wij hier nog kunnen opmerken dat als ‘getuigenissen’, die ‘bewijzen’ dat ook naar anderer oordeel in deze kringen geknoeid wordt, wellicht steviger feiten moeten worden bijgebracht dan de twee in het voorwoord door de schrijfster aangehaalde: eene beschouwing van Prof. Kernkamp over de hoogleeraars-benoeming van Jhr. Mr. B. de Savornin Lohman en de rol, door Jhr. Mr. A.F. daarin gespeeld; en: een beschouwing van ‘De Beukelaar’ over de candidatuur van Mr. AE. Mackay te Ommen; - ook al ontleent de schrijfster beide beschouwingen aan ‘De Telegraaf’. Anna Lohman eindigt haar voorwoord met ons te herinneren dat zij in deze kringen is opgegroeid; had zij het voorbeeld van vele harer bloedverwanten gevolgd, zij zou daar nu - zegt zij - in eere en aanzien zijn. Maar die kringen vervullen haar ‘met walg en afschuw’; hen, die daartoe behooren, veracht zij om hun schijnheiligheid en hun knoeien en dat zal zij blijven doen en daartegen blijven getuigen. Waarvan acte. Wij blijven betreuren dat zij haar onmiskenbaar schrijfsterstalent doet ondergaan in deze matelooze uitingen van blinden haat. H.S.
Voorts zijn door de redactie ter aankondiging ontvangen de navolgende boekwerken:
|
|