voor het gemak maar gesteld zijn, hebben afgedaan: ten deele gevlucht, voor een ander deel gevangen gezet, hebben zij niets meer te vertellen en mogen blijven droomen van de omzetting eener Aziatische despotie in een constitutioneel keizerrijk à la Turque, droomen, maar niets meer, vooral niet praten of handelen in den droom.
Ook in Frankrijk, gelijk tamelijk allerwege, staan de buitenlandsche aangelegenheden op 't oogenblik sterk op den voorgrond. Het is een geluk, dat in 't Europeesch concert Frankrijk's vertegenwoordiger een man is als Poincaré, dat dus de eer en waardigheid van dit land niet ligt in onbekwame handen als bij Cailloux, de Selves of dergelijken. Poincaré heeft dan ook in de internationale aangelegenheden een zeker initiatief genomen, en zijn stem heeft gewicht. Mme de Thèbes, de profetes, aan wier voorspelling velen geloof schenken, ziet reeds in de naaste toekomst, 1913, verheffing van Frankrijk, vernedering van Duitschland!
Toch zijn waarlijk niet alle voorteekenen gunstig. Ziet men in de eerste plaats op hetgeen aan de diplomatie van een staat kracht bijzet: het leger, zoo is Frankrijk in dezen nog niet de desorganisatie te boven, die een paar tientallen van jaren van democratisch wanbeheer in leger en vloot hebben gebracht. Men moge dan er op wijzen, dat de Balkanoorlog de voortreffelijkheid der Creusotboven de Krupp-kanonnen heeft bewezen, het is zeer de vraag, of alleen het materiaal der artillerie daarginds den doorslag heeft gegeven - eigenlijk geen vraag!
Daar staat tegenover, dat de Fransche weermiddelen nog allerlei te klagen geven. De quaestie van het oude kruit bij de mariue wordt forsch aangepakt maar is nog niet in orde. De tweejarige diensttijd bij de cavalerie, bij welk wapen men schier overal een driejarige oefening noodig acht, vermindert sterk de waarde der bereden manschappen. De laksheid in het vervolgen en straffen dergenen, die zich aan den krijgsdienst weten te onttrekken, wreekt zich nu; onlangs werd in de Kamer het cijfer van 80.000 man genoemd, die het leger aldus derft, bijna twee legercorpsen! Daarbij komt, dat 57.000 man, dus nogmaals een sterk corps, vast zitten in Marocco, en dat generaal Lyautey, die onlangs te Parijs rekenschap gaf van zijn resultaten en vooruitzichten, nog geen spoedige vermindering van dit contingent kan beloven. Of Frankrijk dus bij een eventueelen Europeeschen oorlog slagvaardig zou zijn? Niemand kan het zeggen. Na 40 jaren reeds is de toestand van