Onze Eeuw. Jaargang 13(1913)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Verzen Door Jacqueline E. van der Waals. Koeien. Op de weide staan de koetjes; Al de kalme koeiensnoetjes Scheren 't voedsel van het veld, Soms verzet er een zijn voetjes, En ze kwispelstaarten zoetjes, Als een vlieg ze even kwelt. Zie, daar ligt er een! Een tweede Vleit zich neer, die weltevreden Knipoogt in den zonneschijn. Zijn er hooger zaligheden, Dan al grazend zich vertreden, Dan in rust herkauwend zijn? [pagina 127] [p. 127] Haverveldje. Achter de zacht groene haver Verheft zich het donker geboomt. Hoort ge dien haastigen draver, Die ginds langs den grintweg koomt? Hoort ge het huilende klagen, Het snorrende wielengeluid Der auto's, die rennen en jagen Met gillend sirenegefluit? Maar hier, hier is rust, hier is vrede, Hier binnen dien boomenwal, Met het golvend gewiegel beneden En het welvende blauw boven al. [pagina 128] [p. 128] Luchtige liedjes. Zoude ik mijn liedjes, de vluchtige, lichte Liedekens zingen, gelijk ik ze zing, Zoude ik zoo lustige liedekens dichten, Zoo het mij naar mijn lust verging? Zoude ik mij spelenderwijze vermeiden, Dingen bezingend, die buiten mij zijn: Vrede - van 't vee in de vredige weiden, Vreugde - van bloemen en zonneschijn? Zoude ik van vredige en vreugdige dingen Zingen, een lachje van spot om den mond? Zoude ik zoo luchtige liedekens zingen, Zoo ik hier binnen de vreugde vond? [pagina 129] [p. 129] Et touche au dernier âge Sans rien prÄ—voir. Fénelon. Zie, ik liet in jonge jaren, Kalm en onbewust, - Zorgen hebben noch bezwaren Ooit mijn ziel ontrust - 'k Liet den dag van morgen zorgen Voor zijn eigen kwaad; Wonderwel wist ied're morgen Met het zijne raad. Zie, ik gaf in later dagen, Meer bewust, mijn lot Zonder vreezen, zonder vragen In de hand van God; Wonderwel weet ied're morgen Met het zijne raad.... 'k Laat den dag van morgen zorgen Voor zijn eigen kwaad. Vorige Volgende