Onze Eeuw. Jaargang 12(1912)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 303] [p. 303] Verzen voor moeder Van Herman Middendorp. Voor u alleen.... De erinnring van een lieven lach, en streeling van een zachte hand; de heugnis van een lichten dag, en van een bloeme in lenteland.... Nu al de weelden zijn vergaan in donkring van den wijden tijd, rijst voor de duistring van een traan uw beeld, met zwijgende innigheid. Daar gij door al de jaren heen in liefde u-zelf gebleven zijt, zoo mogen, Moeder, u alleen deez' simple klanken zijn gewijd. [pagina 304] [p. 304] Wat niet sterft. Er zweeft een ongezongen zang, er waart een ongeschreide klacht door mijne ziel, al de uren lang van dezen dof-doordroomden nacht. Vertwijfeling heeft omgebracht mijn vreugde en liefde en haat en smart; ik heb mijn laatst-gegaarde kracht in strakken, kouden trots verstard. En nu dit zachte zielsgerucht zóó teeder, of het troosten wou, en tegen 't grijs der duistre lucht de beeltnis van een stille vrouw. Een stem uit lang-verganen tijd; zij maakt het hart weer week en mild. O gij, die enkel liefde zijt, ge hebt uw liefde niet verspild.... Vorige Volgende