Onze Eeuw. Jaargang 12(1912)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Verzen. Van Marie Schmitz. Varen. Ruischende, kabb'lende, murmlende, babb'lende baren. draagt nu mijn bootje rank. Dat ik mag luisteren naar uw zoet fluistren en varen over uw deinend blank. Diep in uw harten rein vangt nu den zonneschijn, golven, rooft hem zijn stervend rood. Tot al zijn heerlijkheid als kostbren schat leit bedolven diep in uw donkren schoot. Laat mij nu glijden langs sluimrende weiden, langs boomen, zwart in den sterrenschijn. 'k Wil in den luister van 't ster-doorglansd duister mij droomen 't eeuwige zaligzijn. [pagina 143] [p. 143] Lente-verwachting In het blanke lentelicht, zweven mijn gedachten, op iets hoogs en vers gezicht, in gewijd verwachten. 't Is of met den lentegloed nu 't geluk ook komen moet, licht door donkre nachten. Vlug en vrij mijn voeten gaan langs de lichte wegen, waar de blijde vogels slaan, die zoo lang al zwegen. 'k Voel mijn ziel, van blijdschap wijd, in deez' lichte heerlijkheid vrij omhooggestegen. O mijn zomer, zonnetijd, wil nu haastig komen. Dat ik in je heerlijkheid stil mag liggen droomen. Luistrend naar het zoet gepraat van den wind, die fluistrend gaat door je hooge boomen. [pagina 144] [p. 144] Anjelieren. Voor het open venster mijn, in den gouden zonneschijn, staan mijn anjelieren, rood als heete passievlam, die uit donker harte kwam: roode anjelieren. Streelend speelt het zonnelicht langs het zachte bloemgezicht van mijn anjelieren, rozerood, als blosje fijn van een schuchter maagdelijn: roze anjelieren. Teeder-roode vlammen slank gloeien in het pure blank van mijn anjelieren, blank als reine meisjesziel, waarin glans van liefde viel: blanke anjelieren. Uit het zonlicht, ijl en teer zweeft een witte vlinder neer op mijn anjelieren. [pagina 145] [p. 145] Vrede-stonden. O sluit nog niet de blinden dicht! Nog toeft de dag in kleur'gen schijn. De lage, donkre velden zijn zoo stil in 't dalend avondlicht. Nog draagt het ijle wolkenblank den laatsten, purpren hemelgloed. Het murmlend avondwindje doet de popels trillen, hoog en slank. Het is der vrede zuiver licht, dat 't al omglanst met milden schijn. Nu wil mijn hart in vrede zijn. O sluit nog niet de blinden dicht. Vorige Volgende