Onze Eeuw. Jaargang 12(1912)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 304] [p. 304] Roeierslied (Naar het Latijnsche Celeusma). Door Balthazar Verhagen. Heia, gij mannen! Laat kaatsend in de echo wêerschallen ons heia! Met stralend gelaat heeft de heerscher der wijdom vloeiende zee De waatren tot kalmte geëvend, de stormen gestild, dat gedwee. De in zwervende stuwing bedwongene golven verglijden ter ree. Heia, gij mannen! Laat kaatsend in de echo wêerschallen ons heia! In dansende deiningen trille op den maatslag der riemen de kiel. Nu geve ons de vrede der luchten, die lachend op 't watervlak viel, Voorspoedige vaart, en het zeil heeft de dringende windkracht tot ziel! Heia, gij mannen! Laat kaatsend in de echo wêerschallen ons heia! Nu klieve onze boeg door de baren, in wedijver met den dolfijn, Gestuwd door uw spannende pezen, al kraakt ze in de binten van pijn. Wij trekken van 't wielende zog over 't zeeveld een eindlooze lijn! Heia, gij mannen! Laat kaatsend in de echo wêerschallen ons heia! Al danst ook de Phorcysche rei op de golven: wij nogmaals heia! Al schuimen de vloeden, omwoeld door de spanen: wij nogmaals heia! En immer herhalen de rustlooze stemmen ter kust: nogmaals heia! Vorige Volgende