toestanden op Sicilië, dan de Napolitaansche camorra en wat er meer fraais in Zuid-Italië te vinden is. Ook de Italiaansche geestelijkheid, met den Paus en de kardinalen aan het hoofd, zegent de wapenen onder de verafschuwde Savooische kruisvaan, thans steun en toeverlaat - o ironie der dingen! - van het christelijke kruissymbool.
Is het wonder, dat de eerzame burger ten onzent en elders walgt van dit alles? Dat hij vraagt, of er dan geen recht meer is op de wereld, of er geen arbitrage-hof is in Den Haag? Het antwoord moet luiden, dat er in de politiek wel recht is maar.... voor den machtige en dat het Haagsche Hof heel goed is voor ondergeschikte kwestiën of in gevallen, waarin de twistenden geen heil zien in een oorlog, maar.... waar ‘levensbelangen’ - en dat begrip is ruim, zeer ruim! - op het spel staan, òf het zwaard òf de diplomatische slimheid beslist. Dat is de naakte waarheid en de Turken, bevreesd voor nog andere inbrekers, zullen zich goed- of kwaadschiks aan het noodlot onderwerpen.
Of zou de ‘Heilige Oorlog’ ook van hunne zijde ontketend worden? Het is niet waarschijnlijk, al dreigen zij er mede; want zulk een oorlog, waarvan menige vrome of verbitterde Turk en Turkin droomt, zou onvermijdelijk alle Europeesche mogendheden doen samenwerken tegen het voortbestaan van het Turksche rijk en zelfs Konstantinopel zou verloren gaan. Dat weet de Turksche regeering, hetzij zij door Kiamil, door Hakki of Saïd Pasja wordt geleid, maar al te goed. Zij doet, wat zij doen kan, wapent zich, protesteert uit alle macht, roept behalve Allah ook den Duitschen Keizer te hulp, dreigt en wurmt, maar weet van te voren, dat zij voor het noodlot buigen moet en tracht hare onderdanen tot bedaren te brengen door het oude beproefde oostersche middel: den tijd. Zelfs een boycot tegen Italië mag zij niet toelaten.
Er wordt in Tripoli gevochten; de dappere Turksche soldaat wijdt zich tegenover de Italiaansche overmacht ten doode; de van strijdlust blakende Turksche vloot wordt zoo lang mogelijk binnen de Dardanellen gehouden om dat kostbare kleinood, met millioenen gekocht, toch niet in gevaar te brengen. De Jong-Turken zijn doodsbenauwd, dat de tegenspoed hunzelven hunne positie zal kosten en het oude despotisme zal herleven; sultan Mohammed V zit te rillen op zijn wankelenden troon. En de Italianen, dit alles wetend, willen van geen concessies meer hooren: geen Turksch protectoraat, waarvan eerst sprake was, geen geldelijke schadeloosstelling, maar volkomen en onvoorwaardelijke afstand van Tripolitana en Barka tot