Onze Eeuw. Jaargang 11(1911)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 453] [p. 453] Verzen Van Jules Schürmann. Gevangenpoort. Toen in de donk're kamer der gevangenpoort De broeders, na des ruwaards mart'ling samen zaten Drong plots'ling tot hen door 't rumoer op plein en straten Van 't opgehitst gepeupel, fel belust op moord. ‘Hoort’ zei Cornelis voor hun leven vreezend ‘hoort’ ‘Gaat nu de ruiterij den voorhof niet verlaten’... En beiden zwegen lang... dan sprak Johan gelaten: ‘Mijn broeder, onze ziel den Heere toebehoort’ ‘Ik bracht Zijn sterkend Woord ter uwer stichting mede’ ‘Dat het ons beiden nu een laatste troost moog wezen’ En daar de traptreên dreunden onder moord'naars schreden Al nader 't klein vertrek, omhelsden zij elkaar.... Toen vond 't bloedgierig grauw hen onvervaard, 'wijl klaar Met kalme stem, Johan een psalm zat voor te lezen. [pagina 454] [p. 454] Oude visscher Waar avond-zon op 't koele blanke zand Goudenen gloed in plassen blinken laat, Een oude visscher onbeweeglijk staat, Turend naar zee, op het verlaten strand. Het stompje pijp geklemd in grove hand, Den helmhoed boven 't stoer, verweerd gelaat, Dat half in rooden halsdoek schuilen gaat Staat hij daar groot in laten zonnebrand. D' oneindigheid van lucht en water leeft In zijne hemel-blauwe en vochtige oogen, Aandachtig naar onzichtbaar doel gericht. Zoekt hij van ver blank-zeilig scheepje een licht. Of denk hij door 't zacht golf-gedein bewogen Aan dooden, die de zee genomen heeft? [pagina 455] [p. 455] Watteau. Een land van zinnestreeling droomde hij, Die zwak, zijn levenskrachten voelde vlieden En wien het leven slechts tot troost kon bieden: Weemoed'ge vreugd in liefdesmijmerij. Op 't lokken van een zoete melodij Gaan fijngeschoeide vrouwe' en edellieden Poozende heen, daar hunne lusten zieden Naar 't wazige Cythère in blonde rij. In teêr gepeins vond hij de sierlijkheid Van ‘Joli-Gilles’, die rank als hij vermooide Door rhythmisch fraai gebaar de werk'lijkheid. En in de mist der wellust-tuinen zweven Zijn zwoele droomen waar hij mede tooide Droefheid van geest om zijn gebroken leven. [pagina 456] [p. 456] Wijsje. Zang'rig wijsje dat al maar - Wijsje klaar - Zingen bleef in mijn gedachten, Wijsje vol van vreugd en klachten, Hoe, waar ik te turen zat Naar de regen op de wegen Zijt gij in mij neêrgezegen Als de regen op het blad? 'k Voelde uw rhythme met den boom Als in droom Al maar ruischende bewogen, 't Was wanneer de vogels vlogen Van den een op d'andren tak En het windje door de blaren Even heviger ging varen, Of het luchtig rhythme brak. Wijsje dat al vlieden gaat Nu op straat D' Eerste flauwe lichten schijnen, Wijsje wil nog niet verdwijnen, Want het liefste dat ik weet, Is te luist'ren bij het duist'ren Naar een liedje dat blijft fluist'ren Melodieus van lief en leed. Vorige Volgende