als iemand. Hij denkt er blijkbaar niet over om oorlog te gaan voeren, nu Rusland, Oostenrijk en Italië zeggen, dat het niet mag. Maar toch houdt hij zich en zijn krijgslustig volkje tot de tanden gewapend, omdat hij wel weet, dat Turkije anders de nog altijd weerbarstige Albaneezen, die der Turken vriendelijk wenken met den vredespalm niet vertrouwen, hardhandig zou aanpakken. En bij dat alles steunt hij de Albaneezen zoo goed mogelijk in hun verzet.
In deze omstandigheden is het lang niet gek gezien, dat Engeland den houwdegen lord Kitchener als diplomatiek agent naar Egypte heeft gezonden. De Engelsche invloed toch taande daar onder het zachtzinnige beheer van sir Eldon Gorst, den al te intiemen vriend van den Khedive. Ook daar berust het gezag alleen bij hem, die op zijn tijd - als het moet, vóór zijn tijd - weet toe te slaan.
Hoe het gaat, als men den tijd verzuimt, ondervindt Frankrijk, want het geldt voor binnen- zoowel als voor buitenlandsche zaken.
Wij blijven voorloopig buiten dat alles en het bezoek van Fallières te Amsterdam en Den Haag aan onze Koningin gaf opnieuw een waarborg, dat de Vlissingsche episode - nu blijkbaar in de doos - geen ontstemming meer wekt. Ook het bezoek van H.M. aan Brussel geeft waarborg, dat ook deze nieuwe veete vergeten is, nu de Nederlandsche regeering haar formidabele plannen op de Schelde zoo niet geheel heeft opgegeven, dan toch tijdelijk opgeborgen. Het Belgische volk heeft, als dit gedrukt wordt, zijn enthousiasme voor onze Koningin kunnen botvieren en H.M. zelve heeft blijk gegeven van goeden wil om het verledene te laten voor wat het is, en alleen met het tegenwoordige te rekenen, dat vol is van goede beloften voor de toekomst der Belgisch-Nederlandsche betrekkingen.
Of velen zich ten volle bewust zijn, tot welk Frankrijk de luide toejuichingen, waarmeê de overigens onbeduidende persoonlijkheid van den Franschen president ten onzent is ontvangen, gericht zijn? ‘Vive la France’ zal toch wel niet het meerendeel geroepen hebben met het oog op de tegenwoordige politieke toestanden, die vrijwel het laagste punt van democratisch wanbestuur vertegenwoordigen. Indien daarbij niet de welvaart en waardigheid van een geheel volk op 't spel stonden, zou men die toestanden niet anders dan komiek kunnen noemen. Na de katastrofe, die minister Berteaux doodde en den premier Monis op 't ziekbed wierp, heeft deze, toch al zoo zwak, de poging gewaagd om van zijn sponde uit het