Buitenland.
De Vlissingsche kwestie, als het een kwestie heeten mag, is spoedig in een veel kalmer stadium getreden. Noch de Nederlandsche noch de Belgische regeering heeft zich verder openlijk over de zaak uitgelaten. Zoowel in Duitschland als gelukkig ook in Engeland stellen de regeeringen zich op het standpunt, het eenige goede, dat Nederland zelf weten moet wat het voor zijne verdediging noodig acht: de Engelsche met het evenzeer gerechtvaardigd voorbehoud, dat in ieder geval de traktaten moeten worden gehandhaafd. Over dit laatste punt, n.l. in hoeverre de traktaten zich tegen het maken van versterkingen aan den Scheldemond verzetten, de traktaten vooral van 1815 en 1838, daarover schijnen de meeningen uiteen te loopen: Nederlandsche, Engelsche, Belgische, Fransche deskundigen hebben hun licht reeds over deze kwestie laten schijnen. Dit akademisch debat kan zeker wel het best gevoerd worden voor het Arbitragehof in Den Haag, want het is wel de moeite waard dit te hooren over een vraagstuk, dat vooral in de Fransche, Engelsche en Belgische ‘gele’ pers tot zooveel scherpe, zelfs oorlogzuchtige artikelen aanleiding heeft geven. Die pers moet intusschen maar liever zoo min mogelijk den boventoon voeren en gelukkig begint zij onder invloed der kalmeerende regeeringsverklaringen al wat tot bedaren te komen. Voorloopig schijnt de zaak in het geruststellende stadium te zijn van vriendschappelijke, zoo niet officieele dan toch onderhandsche bespreking tusschen de bij de zaak betrokken regeeringen. De Nederlandsche heeft in afwachting van verdere ontwikkeling der bezwaren blijkbaar weinig neiging om haast te maken met hare geruchtmakende defensie-voorstellen en de Belgische van haar kant blijkt voorshands ook weinig geneigd om eene spoedige beslissing uit te lokken of ‘belangstellende’ interpellaties in de Kamer te beantwoorden. Alles zal dus wel in peis en vrêe verloopen.
Een nieuwe kwestie dreigt in het verre Oosten, waar Rusland bij China met buitengewonen nadruk heeft gewezen op het niet nakomen van het grensverdrag, het Ili-traktaat, van 1881, zelfs een ‘ultimatum’ heeft ingediend zonder intusschen een termijn van antwoord daarbij aan te geven; ernstig dreigend echter met het zenden van troepen over de Chineesche grens. Van het antwoord der Chineesche regeering zal dus nog nog wel niet de kwestie van