Onze Eeuw. Jaargang 11
(1911)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 355]
| |
De Finsche kwestie
| |
[pagina 356]
| |
revolvers en pistolen van verschillend kaliber en met buksen (een kinderspeelgoed waarvoor de patronen in Finland niet ingevoerd mogen worden!) zich gereedmaakte tot een aanval op Petersburg, te water zoowel als te land. Dat arme, weerlooze Petersburg dat zoo fataal dicht bij de gevaarlijke Finsche grenzen ligt! Gelukkig behoef ik niet te veronderstellen dat dergelijke tendens-leugens blindelings geloofd zouden worden door den ontwikkelden Nederlander. Want in weinige landen wordt de Finsche strijd om het bestaan met meer aandacht gevolgd en beter begrepen dan in Nederland. Hoe verwarrend en twijfelverwekkend de opzettelijk verdraaide voorstellingen en onwaarheden misschien ook kunnen werken, wij meenen te mogen veronderstellen dat men in Nederland een waar begrip heeft van de kern van de Finsche kwestie. De bij ons zoo goed bekende Professor W. van der Vlugt, maakte deel uit van de internationale deputatie, die in den zomer van het jaar 1899, naar aanleiding van de Finsche crisis, den keizer van Rusland het stuk trachtte te overhandigen, dat wij in Finland ‘Kulturadressen’ noemen. Dezelfde beroemde rechtsgeleerde heeft in 1900 in zijn werk: ‘Finland: De Rechtsvraag’, de juridische zijde van het Russisch-Finsche conflict uiteengezet, terwijl in hetzelfde jaar de professoren de Louter, Oppenheim, Reiger en de Hartog in het ‘Archiv für öffentliches Recht’ een gemeenschappelijk oordeel over de Finsche kwestie publiceerden. Nu deze kwestie, na een tijdlang gerust te hebben, weer een kritieke phase is ingetreden, vinden wij den naam van Prof. van der Vlugt onder de leden van het internationaal congres van rechtsgeleerden, dat op Nederlandsch initiatief in Februari 1910 te Londen gehouden werd. Op dat congres werd het zwaarwegende vonnis over de schenders der Finsche wetten uitgesproken, een vonnis dat onmeedoogend iederen sluier, hoe dun ook, verscheurde, waarmee de tegenwoordige Russische regeering en haar trawanten in en buiten de doema de Russische politiek tegenover Finland hadden trachten te omhullen. Even daarvoor gaven de Hollandsche pro- | |
[pagina 357]
| |
fessoren in de staatswetenschap en aanverwante vakken een ‘Mémoire à consulter sur la question Finlandaise’ (Erven Bohn, Haarlem 1910) uit, waarin nogmaals het goed recht van Finland werd verdedigd, en in het voorjaar van hetzelfde jaar zonden verscheidene leden van de Nederlandsche volksvertegenwoordiging een adres aan de Russische rijksdoema, waarin handhaving werd gevraagd van de Finsche rechten. Dit zijn slechts een paar van de meest in het oog springende voorbeelden van de belangstelling waarmee men in Nederland het drama volgt, dat in een armzaligen en afgelegen hoek van Europa wordt afgespeeld. Als wij bedenken hoe gering het contact tusschen de twee naties, tengevolge van de geografische ligging, geweest is en nog is, dan wordt ons gevoel van dankbaarheid, waarmee wij natuurlijk iedere uiting van sympathie aanvaarden, overvleugeld door een hooger gevoel: door bewondering en eerbied. Want wij begrijpen dat wat de Nederlandsche natie voelt, wat er haar toe brengt om zoo krachtig op te treden daar waar kwestie is van gekrenkt recht, niet in de eerste plaats is een gevoel van medelijden met het lot van het Finsche volk, noch dat van medelijden met ons, maar wel: het hooge idee van recht, dat gaat boven alle individuen, boven alle naties. En zoo moet het natuurlijk zijn. Alleen van dit standpunt gezien heeft ‘de Finsche kwestie’ algemeen-menschelijk belang - maar van dit standpunt gezien, het eenige ware, heeft zij het ook sterk! Niet voor ons zelf maken wij aanspraak op de aandacht der menschheid. Wij zijn waarlijk geen superieur volk, zooals men ons soms heel algemeen betitelt, want al zijn wij ook in een en ander opzicht door de macht der omstandigheden meer ontwikkeld dan de meeste naties, in veel meer opzichten staan wij ver ten achter bij de beschaafde naties van West-Europa. Wij hebben niets bizonders te vertoonen, al wat wij bezitten is slechts de armoedige, maar ons dierbare kultuur, die zich ten Noorden van den zestigsten breedtegraad heeft kunnen ontwikkelen. Maar verscheidene generaties in Finland zijn reeds | |
[pagina 358]
| |
opgegroeid in de atmosfeer van een Westerschen rechtsstaat. Het Zweedsche recht, dat zich in de middeleeuwen over Finland uitstrekte, werd in 1809 in twee takken verdeeld, en die, welke ten Oosten van de Botnische golf wortel schoot, is verre van uitgestorven. Maar Finland ‘dat Russische grensgebied,’ is ook het juridische grensgebied van Westelijk Europa: aan den anderen kant van de grens ligt St. Petersburg. Kort en goed: de rechtskwestie behoeft voor een Nederlander geen verder betoog. Maar zij die de politiek van de Russische regeering verdedigen, grijpen naar een laatste hulpmiddel, als zij praten over eenige verroeste en onbruikbare geweren, waarmede ‘de roode garde’, de sportvereeniging Voima, zich zou uitgerust hebben, om dan op pathetische wijze Finsche oproeren te voorspellen en te beweren dat St. Petersburg bedreigd wordt. Misschien gebruik ik te sterke woorden, misschien maken de dingen op een afstand gezien een anderen indruk, - maar voor iemand die op de hoogte is van de toestanden in Finland, die ‘de roode garde’ zelf gezien heeft, die persoonlijk eenige leiders van Voima kent, die weet hoe onschuldig de wapens waren die ‘den verschrikten patriot’ voor oogen schitterden, voor zoo iemand is ieder woord over een dreigend oproer in Finland de grootste onzin, die in de laatste tien jaren is uitgekraamd. In Nederland weet men bij ondervinding hoe een volk tot verdediging van zijn recht naar de wapenen grijpt. Maar de tijd waarin Nederland het juk der vreemde dwingelandij afschudde was een tijd van sterkere zenuwen en vooral een tijd van minder kwetsbare kultuur, dan de tegenwoordige. Wat toen zelfverdediging was, zou nu zelfmoord zijn. Bovendien zou het resultaat van den strijd zeer zeker anders zijn geweest, indien Nederland op de Castiliaansche hoogvlakte had gelegen. De bewering alleen dat in Finland een oproer wordt voorbereid, bewijst den afstand tusschen onze tegenstanders en ons. Is er eenige waarschijnlijkheid dat een volk, dat slechts in vrede en kalmte groeien kan, zonder leger, zonder mogelijkheid op | |
[pagina 359]
| |
organisatie, zonder wapenen, den oeconomischen en politieken zelfmoord zou begaan van een binnenlandsch oproer te beginnen? Bovendien een volk dat in verhouding tot den vijand staat als éen tot vijftig? Wij zijn evenmin barbaren als idioten; daarvoor houden zelfs onze Russische tegenstanders ons niet, die ons afschilderen als bekwame en verstandige, hoewel valsche politici. Doch hier is zelfs geen kwestie van naar de wapenen grijpen ter wille van de vrijheid. De kwestie is in hoeverre Rusland de Finsche vrijheid onderdrukken moet, om een oproer van een vrij Finland te voorkomen. Een Finland, waar het recht geeerbiedigd wordt, is altijd een kalm Finland. Zelfs een vertrapt Finland zal niet oproerig worden, maar wel onrustig en niet te vertrouwen. Dat is duidelijk. Het is onnoodig om meer woorden te verspillen aan dit argument waartoe Rusland zijn toevlucht heeft moeten nemen. Ik wil alleen herhalen, dat het als argument van veel gewicht is voor hen die er zich van bedienen. In den tijd toen er kwestie kon zijn van strijd, hielden de weinige Zweedsche sabels de kudden van barbaren wel op een afstand; nu is het voor ons om verschillende redenen onmogelijk om naar de wapens te grijpen en dit kan iedereen zien, die het zien wil. Toch is er iets dat schijnt te wijzen op een poging tot opstand. *** Ik zeide hierboven dat de kwestie van Finland's recht geen nader betoog behoeft. Ik ga zelfs zoover te mogen veronderstellen dat de geheele Finsche strijd van Februari 1899, of, indien men wil, van het najaar 1898 af (het voorspel was reeds in 1890 begonnen) tot November 1905 in hoofdtrekken bekend is aan het publiek tot hetwelk ik de eer heb mij te richten. De strijd begon met het beruchte Februari-manifest en de daarop volgende ‘besluiten aangaande het uitwerken, het onderzoeken en het proclameeren van wetten, die voor het keizerrijk, met inbegrip van het groothertogdom Finland, uitgevaardigd worden’. In het kort hield dit document niets anders in dan de mededeeling dat men in het vervolg niet van plan was | |
[pagina 360]
| |
zich te storen aan Finland's bezworen constitutie, daar deze uit het oogpunt van ‘'s rijks belang’, d.w.z. van de politiek van russificatie hinderlijk was. Het maken van wetten die moesten beschouwd worden als van rijksbelang, kon niet aan Finland blijven overgelaten, en daarom zou de landdag voortaan alleen een meening daarover te kennen geven, maar geen afdoend besluit nemen, alhoewel volgens de Finsche grondwet de goedkeuring van de Stenden zonder zulk voorbehoud vereischt werd. De keizer zou naar goedvinden beslissen, welke zaken beschouwd zouden worden als te behooren onder deze nieuwe zoogenaamde rijkswetgeving en, als zoodanig, door hem alleen uitgemaakt zouden worden. Hiermee was het begin gemaakt met het conflict dat de constitutie zelf betrof en dat wel in den meest uitgebreiden zin. Niet een onderdeel er van, maar de constitutie van Finland in haar geheel. Gedurende de jaren, die volgden, begon de strijd zich echter van zelf te concentreeren op kwesties die de gevestigde beginselen betroffen. De voornaamste kwestie liep over den Finschen dienstplicht. De Russische regeering wilde, in strijd met de Finsche grondwet en tegen het stellige protest van den landdag in, den dienstplicht van de Finnen veranderen in een verplichte dienstneming bij de Russische troepen hetzij in het land of buiten de Finsche grenzen. De Finsche troepen werden ontbonden, maar de taaie, passieve Finsche tegenstand veroorzaakte de Russische regeering heel wat moeite en feitelijk gebeurde het nooit dat Russische troepen door Finsche recruten werden aangevuld. Bobrikoff verschafte zich als gouverneur-generaal een bijna dictatoriale macht. Hij trad zeer hard op en hij zag er niet tegen op iemand onwettig te ontslaan of aan te stellen, evenmin als hij er een bezwaar in zag om onverwacht en ongemotiveerd de meest ongehoorde huiszoekingen te laten doen, lieden uit het land te verbannen, ja, zelfs menschen op wie absoluut niets te zeggen viel, te deporteeren. Hij viel over zijn eigen daden op een oogenblik, toen de moeilijkheden in het verre Oosten de Russische | |
[pagina 361]
| |
regeering gestemd hadden tot een minder harde politiek. De revolutionnaire beweging in Rusland van het najaar 1905, oefende tenslotte een reactie op Finland uit. Het Finsche volk sloot zich aan bij de epidemisch heerschende algemeene staking, die het overal om zich heen zag. De Finsche eischen, die geen haarbreed de grenzen overschreden, welke volgens de Finsche wet de rechte waren, werden op het juiste oogenblik den Keizer voorgelegd, die bij het zoogenaamde Novembermanifest kategorisch alles inwilligde. De onwettige decreten der vorige jaren werden ingetrokken en schoone beloften over liberale hervormings-voorstellen werden het Finsche volk gedaan. Dit was het politieke resultaat van de algemeene staking en tegelijkertijd het slot van de eerste phase van den Finschen strijd. Nu zal ik trachten uit te leggen hoe het praatje over een binnenlandsch oproer in de wereld is gekomen. Boven zeide ik reeds hoe iets er op scheen te wijzen. Het is niet meer dan natuurlijk dat de barbaarsche wijze van optreden der Russische revolutionnairen op den duur wel invloed moest oefenen op de onrustigste elementen van de Finsche natie. Het was een soort geestelijke besmetting die niet te vermijden was. Zelfs in het vreedzame en beschaafde Zweden zijn immers de gevolgen van de besmetting uit het Oosten waargenomen in de radicaalsocialistische kringen - en wie kent niet de strijd-methoden van de Romaansche anarchisten! Geen wonder dus dat in 1905, vóór de algemeene staking, eenige gewelddadigheden van politiek karakter in Finland plaats grepen. Er werd zelfs ontdekt dat er een aantal oude Zwitsersche militaire geweren binnen gesmokkeld waren. Vergeleken bij gelijksoortige gebeurtenissen, die tegelijkertijd in Rusland voorvielen, waren de uitingen van actieven tegenstand in Finland echter even gering als onbeduidend. Over het geheel gedroeg het Finsche volk zich kalm. Gedurende de algemeene staking kwamen er evenmin ongeregeldheden voor. De omstandigheden in aanmerking genomen, werd er een voorbeeldige orde gehandhaafd. | |
[pagina 362]
| |
Toch moeten wij bekennen dat de algemeene staking in zekere kringen van Finland wel een meer of minder socialistisch karakter droeg. Dit kwam vooral uit toen de socialistische leiders in Helsingfors, gesteund door de ‘roode garde’, een socialistisch gekleurde, grootendeels ongewapende vereeniging, zoogenaamd opgericht om de orde te handhaven, een voortzetting van de staking trachtten door te zetten, nadat het Novembermanifest reeds afgekondigd was. Deze poging mislukte echter door het krachtig en beslist optreden van andere partijleiders. Ook in den tijd, die onmiddellijk volgde op de algemeene staking, grepen er in Finland gewelddadigheden plaats, zelfs van grooter omvang dan de vroegere. Maar deze waren van geen politiek, maar van een sociaal karakter. Zij waren niet gericht tegen de regeering, tegen de Russische zoomin als tegen de Finsche, maar tegen de burgerij van het land zelf. Alle slachtoffers van de Finsche anarchisten uit dien tijd, waren Finnen. Er valt ook niet aan te twijfelen dat de eenige gebeurtenis in Finland, die als een, wel is waar zeer kleine, poging tot oproer beschouwd zou kunnen worden, van het standpunt der deelnemers een duidelijk overwegenden socialen stempel draagt. Ik denk hier aan het feit dat verscheidene socialistische werklieden in den zomer van 1906 deelnamen aan den militairen opstand van Sveaborg, een zeevesting buiten Helsingfors. Deze militairen-opstand, die door de Russische tegenstanders op rekening werd geschreven van de ‘Separatistische Finnen’, maakte eenvoudig een schakel uit van de ketting, waartoe wij ook moeten rekenen de overigens veel grooter opstanden in Sebastopol en Kronstad en de muiterijen op de vloot in de Zwarte Zee en in de Oostzee. Militairen-opstanden waren in Rusland aan de orde van den dag. Het oproer in Sveaborg werd onderdrukt en men vond in de vesting ongeveer negentig Finnen, die zich bij de muiters hadden aangesloten. De roode garde, die sinds de algemeene staking bestaan had als een soort socialistische partij-organisatie, was ondertusschen door haar hoofd- | |
[pagina 363]
| |
mannen opgeroepen en scheen passief de verdere ontwikkeling der gebeurtenissen af te wachten. Toen de oproerlingen in de vesting zich hadden overgegeven, trachtte de roode garde een staking te bewerkstelligen, blijkbaar onder den invloed van de dwaalleer, die psychologisch zeer begrijpelijk is, maar berust op een verkeerde opvatting van de gevolgen die de Russische gebeurtenissen hadden voor de Finsche, dat ‘het volk’ door een staking zoo goed als al wat het wilde krijgen kon. Tegen deze dwaze meening trad een door niet-socialistische burgers gevormd beschermings-corps op, de zoogenaamde ‘witte garde’, die zich ter beschikking stelde van 's lands regeering en vooral van de politie te Helsingfors. Bij een beklagenswaardig conflict op de markt met de roode garde, die gedeeltelijk gewapend was met Russische militaire geweren, vielen zeven leden van de witte garde en werden verscheidene anderen gekwetst. Deze Finsche burgers waren de eenige slachtoffers die vielen door de wapenen der roode garde. Zoodra er militairen in het gezicht kwamen werd de orde hersteld. Ik herhaal dat voor iemand die de gebeurtenissen heeft meegemaakt, het onbetwistbaar is, evenals het theoretisch gezien, het standpunt van beschaving in aanmerking nemende waarop de leden staan, à priori waarschijnlijk is, dat de roode garde in de eerste plaats geleid werd door hare, aan de bestaande orde vijandige sociale instincten. De negentig in de vesting gevangen genomen Finnen werden aan de Finsche overheid overgeleverd en door de Finsche rechtbank veroordeeld tot de strengste straf. Toen men bemerkte dat zij tot de roode garde behoorden en het bekend werd dat andere leden van de roode garde het gevecht op de markt begonnen waren, ontbond de Finsche regeering (de Finsche Senaat) de vereeniging, en sinds dien tijd verminderden ook de gewelddadigheden om weldra geheel te verdwijnen. De deining van de moreele verwording, die ontstaan was door Bobrikoff en zijn handlangers, was gaan liggen. Hetzelfde lot als de roode garde trof ook de sportvereeniging Voima, die zich het wantrouwen der Russische overheid | |
[pagina 364]
| |
op den hals had gehaald, omdat haar leden, onder meer, gewoon waren schietoefeningen te houden. Wat schietwapenen en ammunitie aangaat heeft nl. de voorzichtigheid van de Russische regeering belachelijke vormen aangenomen. De onschuldigste patronen voor speelgoed, geweren en zakpistolen worden beschouwd als contrabande. Terwijl zoo de binnenlandsche kalmte weer hersteld was, door het samenwerken van den constitutioneelen Senaat en de constitutioneele partijen onder de burgerij, alsook door de toepassing van het November-manifest, begon ondertusschen de politieke hemel van het land weer te verduisteren.Ga naar voetnoot1) Reeds in het jaar 1906 werden er reactionaire neigingen waargenomen in de regeeringskringen van Rusland en werd er van Russische zijde een poging gewaagd tot ongeoorloofde inmenging in den gang van de Finsche wetgeving. Toch werd in dat jaar de breede en bizonder democratische hervorming van de wet op de volksvertegenwoordiging doorgezet. Evenzoo scheen het te zullen gelukken een voorstel betreffende eene grondwettige waarborging der vrijheid van drukpers in veilige haven te brengen, en wachtte het recht om vereenigingen te stichten en vergaderingen te houden nog slechts op 's keizers bekrachtiging. Andere belangrijke wetsvoorstellen werden daarentegen het offer van de politiek van uitstellen om tijd te winnen, die - blijkbaar in afwachting van de definitieve zege van de reactionaire krachten - in steeds grooter mate tegenover Finland gevolgd werd. In 1907 begonnen de onheilspellende teekenen toe te nemen. Wij noemen bijv. het voorstel van den keizergrootvorst tot het uitbetalen gedurende 3 jaar van een som van tien millioen Finsche rijksmark 's jaars, als een | |
[pagina 365]
| |
materieele vergoeding voor den persoonlijken dienstplicht van 1906 en 1907, die sinds de ontbinding der Finsche troepen niet in Finland was toegepast. De wet op den Finschen dienstplicht (van 1878) die door den keizer-grootvorst op eigen gezag, d.w.z. onwettelijk was opgeheven, bevat niets over het bijdragen tot de verdediging van het rijk in dien vorm. Bovendien was het geheele voorstel een tegenslag, want de landdag had juist den groothertog verzocht, zoodra mogelijk de onrechtmatige ‘legerwet’ van Kouropatkine te willen intrekken. Niettegenstaande deze bezwaren gaf de landdag toch toe om zoo mogelijk een nieuw conflict te ontgaan, maar hij drong tevens aan op een spoedige en definitieve regeling van de militaire kwestie in overleg met den landdag. Ook greep reeds in dat jaar de Russische ministerraad te Petersburg in bij de afdoening der Finsche aangelegenheden, niettegenstaande de keizer eerst het volgend jaar het besluit daartoe vaststelde. Alle op Finland betrekking hebbende zaken, - volgens de constitutie moesten die door den minister-staatssecretaris van Finland aan den keizer-grootvorst worden voorgelegd, - gaan sinds dien door de handen van het Russische kabinet. Duizenderlei kwesties van allerlei aard, - van de meest uitgebreide wetsvoorstellen tot de geringste aanvragen om subsidies - worden nu ‘welwillend’ door deze illustre overheden behandeld. De gevolgen zijn niet uitgebleven. Het zou ons te ver voeren indien wij hier trachtten aan te toonen tot welk een wanhopige verwarring de inmenging van den Russischen ministerraad aanleiding heeft gegeven. Belangrijke hervormingen zijn verijdeld of uitgesteld. Op financieel gebied is stremming ontstaan. Er zijn gevallen voorgekomen, die komiek zouden zijn, indien zij niet zulke gewichtige belangen betroffen. Voorstellen van den monarch zelven door den landdag goedgekeurd, zijn naderhand op initiatief van den ministerraad gewijzigd. Subsidies, die op voorstel van den Senaat en met de allerhoogste goedkeuring van den vorst voor een aantal jaren achtereen waren toegekend, zijn plotseling van het budget verdwenen. Ex ungue leonem, | |
[pagina 366]
| |
- de zuinige ministerraad heeft er zich in gemengd. Dank zij deze ijverige inmenging zijn alle voorstellen, het budget betreffende, veel meer dan noodig vertraagd. Nog een voorbeeld: nadat de ministerraad - terugkomend op een eerste weigering! - zoo goed geweest was om de subsidie goed te keuren die noodig was tot het voleinden van den bouw van een groot ziekenhuis, schrapte dezelfde overheid heel geestig de op voorstel van den Senaat bepaalde subsidie voor de inrichting van dat ziekenhuis. Tot hier toe, maar niet verder! Het arme Finland kan zich immers niets, wat ook, veroorloven! Daarom werden zonder eenige consideratie ook subsidies geschrapt voor de belangrijkste doeleinden op wetenschappelijk of intellectueel gebied. - Ik herinner er aan dat hier natuurlijk kwestie is van Finsche staatsmiddelen. Maar al heeft de inmenging van den Russischen ministerraad in de behandeling van Finsche aangelegenheden in de praktijk bizonder storend - in sommige gevallen zelfs verlammend - gewerkt, de voornaamste beteekenis van deze inmenging is toch van principiëelen aard. Want volgens eeuwenoude Zweedsche (en zooals bekend is niet alleen Zweedsche) rechtsprincipes, die in den geest en het woord van de Finsche constitutie weerspiegeld worden, kan de monarch alleen het land regeeren met behulp van inwoners van dat land zelf en van overheden, die door de wetten van het land erkend worden. Dit principe werd ook geschonden met het samenstellen van een nieuwen senaat, wat noodig was omdat de constitutioneel gezinde leden van het staathuishoudkundig departement van den senaat niet langer hun plaatsen konden innemen.Ga naar voetnoot1) Men kan evenwel duidelijk een poging waarnemen tot het in stand houden van den vorm van bedoeld principe, want de nieuwe leden zijn voornamelijk meer of | |
[pagina 367]
| |
minder verrussischte personen van Finsche afkomst, vooral militairen. Zij, die werkelijk Finnen zijn behooren tot de zoogenaamde oud-finsche partij, die zich tot nu hebben leeren kennen door inschikkelijkheid tegenover de russificeeringspolitiek, maar ten gevolge van hun toetreden tot den tegenwoordigen inconstitutioneelen senaat worden zij door hun partij niet meer erkend. Wij hebben hier slechts de voornaamste teekenen genoemd, die allengs kwamen bewijzen, dat de Russische regeering terugkeerde tot de politiek van Bobrikoff. Verscheidene andere bewijzen, in den vorm van onwettige maatregelen zouden eraan kunnen worden toegevoegd. Maar het geheele programma, de definitieve oorlogsverklaring, werd, zooals bekend is, eerst in het voorjaar van 1910 afgekondigd. Reeds in het voorjaar van 1908 was ‘de Finsche kwestie’ aan de doema voorgelegd. Interpellaties volgden, en Stolypin hield den achttienden Mei een lange rede, waarin hij het ontvlamde Russische chauvinistische nationalisme tegen Finland te hulp riep. (In dezelfde rede richtte Stolypin tot de volksvertegenwoordigers van het rijk de vermetel ironische woorden: ‘In Rusland kan macht niet gaan boven recht’, - woorden van een soort diabolische ironie). Twee jaar later in het voorjaar van 1910 legde de regeering voor de doema het door Stolypin beloofde ontwerp ‘betreffende de regeling voor het vaststellen van wetten en statuten van algemeen rijksbelang, die betrekking hebben op Finland’.Ga naar voetnoot1) Een ieder die belang stelt in het Russisch-Finsche rechtsconflict, herinnert zich zeker den inhoud van dit merkwaardige ‘wetsvoorstel’. Ik plaats het woord wetsvoorstel tusschen aanhalingsteekens, want het stuk is wat den vorm | |
[pagina 368]
| |
betreft zoo onbeholpen, zoo onzeker en vaag, dat de meest onervaren wetgever in het Westen van Europa het met een schouderophalen in de prullenmand zou werpen. Maar wat den inhoud aangaat is het de doodslag van Finland's constitutie, die door vijf vorsten in den loop van honderd jaren herhaaldelijk bekrachtigd en beëedigd is. In de eerste plaats stelde Stolypin voor dat wetten Finland betreffende, die het belang van het geheele rijk aangaan, vastgesteld zouden worden, veranderd en opgeheven door Russische staatsmacht en overheden en volgens Russische wetsregeling; de taak van den landdag zou beperkt worden tot het uitspreken van een oordeel in zekere gevallen, en de belangen van de Finsche natie zouden worden behartigd door vier van haar vertegenwoordigers in de rijksdoema en twee in den rijksraad. Hiermee was de principieele zijde van het voorstel reeds duidelijk. Maar van de verplaatsing van de grenslijn, die het voorstel zou trekken tusschen ‘de rijksbelangen’ en Finland's ‘plaatslijke belangen’, hingen natuurlijk de directe practische gevolgen af, die het doorvoeren van het Russische regeeringsprogramma zou meebrengen. En toen bleek het dat ‘de rijksbelangen’, in negentien categorieën verdeeld, inhielden het rechtswezen, de algemeene burgerrechten, het aandeel dat het volk verschuldigd was aan al wat het verdedigingswezen betrof, de belasting, het muntwezen, de volksontwikkeling in al haar openlijke vormen, de industrie en de zeevaart, het algemeene vervoersen handelsverkeer enz. enz. Dit alles zou onttrokken worden aan het oordeel van den landdag. Wat bleef er dan over? Wat bleef er over van de door den monarch aan Finland verleende ‘legitime autonome rechten’? En volgens Stolypin's verzekering (zie zijn rede van den 18den Mei 1908) mochten we Rusland nooit verdenken van die rechten te willen krenken! Maar die verdenking komt toch weer in ons op als wij ten slotte uit Stolypin's voorstel lezen dat de negentien categorieën van ‘rijksbelangen’ ‘in algemeene wetsregeling’ naar goeddunken uitgebreid kunnen worden en het aantal daarvan vergroot. | |
[pagina 369]
| |
De triomfkreet van Purischkewitsch, het hoofd van de Russische ‘zwarte garde’: ‘finis Finlandiae!’ was niet geheel zonder recht, daar het voorstel van Stolypin, nadat de oppositie verontwaardigd was uitgetreden, door de ‘volksvertegenwoordiging’ van het jonge constutioneele Rusland werd aangenomen. Maar Finland's landdag moest nog zijn oordeel uitspreken (en dit wel binnen de dertig dagen!). De rijkswetsregeling werd dus alvast toegepast op den maatregel zelven, die haar moest invoeren. Een volksvertegenwoordiging die zich zelf respecteert en het heilig recht dat zij vertegenwoordigt eerbiedigt kon natuurlijk slechts op éen wijze handelen: haar standpunt motiveerend, weigeren het gewenschte ‘oordeel’ uit te spreken. Dit gebeurde eenstemmig. De regeering van Stolypin ging ondertusschen direct aan het toepassen van de door de doema en rijksraad aangenomen rijkswetregeling. In dit najaar werden twee ‘wetsvoorstellen’ naar den landdag gezonden, door den ministerraad samengesteld, ten fine van goedkeuring. De twee voorstellen betroffen de rechten der Russen in Finland en de kwestie van de militaire contributie. Tevens werd de landdag uitgenoodigd Finland's vertegenwoordigers te kiezen voor de rijksdoema en den rijksraad. Het is hier de plaats niet om nader uit te weiden over de rechten der Russen in Finland. Ik wil alleen terloops even opmerken dat Russische onderdanen - al hebben zij ook niet alle rechten die zij als Finsch burger zouden hebben - toch in Finland een gunstiger positie hebben dan de onderdanen van vreemde landen - zelfs, in veel opzichten een betere dan in hun eigen land, want in Finland genieten zij de bescherming van de Finsche rechtspleging. Wij wenschen er ook den nadruk op te leggen dat het principe van gelijkstelling dat door Rusland zoozeer op den voorgrond werd geplaatst, feitelijk volkomen fictief was. Het is in ieder geval een vreemdsoortige gelijkstelling als we zien, hoe Finland verblijd wordt door een voor het land fatale invasie van gelukzoekers, die de taal | |
[pagina 370]
| |
en de wetten van het land niet kennen, opdat hier en daar een enkele Fin in Russischen staatsdienst in de massa van de Russische bureaucratie verdrinken kan. Kennis van 's lands taal en rechtswezen zou nl. volgens het wetsvoorstel niet absoluut noodzakelijk zijn tot het verkrijgen van een Finsche staatsbetrekking, indien het Russen betrof wel te verstaan. Volgens hetzelfde wetsvoorstel zouden Finsche ambtenaren, die op de eene of andere wijze de toepassing der ‘wet’ trachtten te verhinderen, geheel tegen de Finsche wet in, voor een Russische rechtbank geroepen en veroordeeld worden tot een straf, die de Finsche wet niet kent. Volgens het andere ontwerp zou persoonlijke dienstplicht voorloopig in Finland niet worden toegepast, maar in plaats daarvan zou Finland jaarlijks een contributie te betalen hebben van tien millioen Finsche rijksmark, een som die binnen tien jaar tot twintig millioen zou aangroeien. Natuurlijk kon de landdag zich niet afgeven met deze voorslagen, (ook in den vorm onwettig) die eenvoudig niet anders waren dan een pasklaar maken van de Russische wet: aangaande de regeling voor het instellen van wetten en besluiten van algemeen rijksbelang, Finland betreffende. Als ooit een ‘non possumus’ gerechtigd was, dan was het hier. Indien de landdag de voorstellen had overwogen, zou daarmee te kennen zijn gegeven dat er genoegen werd genomen met het principe dat Finland's bestaan bedreigt, een principe dat de basis vormt van de tegenwoordige Russische politiek tegenover Finland. De landdag deed zijn plicht en werd ontbonden. Nieuwe verkiezingen zijn aangekondigd tegen 1 en 2 Januari 1911. De nieuwe vertegenwoordiging, die wat partijverdeeling betreft zeer zeker in hoofdzaak gelijk zal zijn aan die welke ontbonden is, zal 1 Februari 1911 vergaderen. Ondertusschen zijn de beide ‘wetsvoorstellen’ naar de doema overgebracht. De tegenstanders van Finland klagen natuurlijk over de verstokte Finsche locale politici, over het gebrek aan tegemoetkoming van den landdag tegenover gerechtvaardigde eischen enz. Maar men vergeet, dat, afgezien van den inhoud der voorstellen, de behandeling er van onmogelijk | |
[pagina 371]
| |
was voor den landdag wegens hun vorm, als machtsaanmatigingen van Russische overheden in Finsche zaken. Zelfs als het wetsontwerp het grootste geluk en den innigsten zegen aan Finland verzekerd had, was nog de landdag gedwongen geweest om de gewenschte goedkeuring niet uit te spreken. Zoo heeft, in het kort, de toestand in Finland zich ontwikkeld en scherpe contrasteerende vormen aangenomen. Op het oogenblik kan men Finland's taak het best karakteriseeren door het woord: afwachten. Een wachten zonder bizondere hoop, maar ook zonder bizondere wanhoop. De ondervinding van vele jaren heeft aan den eenen kant de geestdrift verminderd, aan den anderen ook de wanhoop minder snijdend gemaakt. Het is hard, te moeten strijden voor zijn recht, als dit volgens het oordeel van de eerste autoriteiten op juridisch gebied uit dezen tijd ‘een is van die mooie rechtsvoorbeelden, die zoo helder spreken uit duidelijke documenten, dat men deze lezen kan zonder dat men noodig heeft ze uit te leggen’. Het staat gelijk met de lichtkracht van de zon te bewijzen aan iemand die de geheele zon verloochent. Dat is verdrietig. De argumenten stuiten af op eene borstwering, waartegen elke strijd met redenen onmogelijk is. Achter die borstwering is - om nog eens dezelfde autoriteiten te citeeren - ‘een grondwet, geen grondwet, maar een oorspronkelijke wet; een constitutie geen constitutie, maar een civiele wet; een schriftelijke verklaring geen schriftelijke verklaring, een belofte geen belofte en een woord geen woord.’ Achter die borstwering weet men absoluut niet wat het vreemde woord ‘wet’ beteekent, al springt men er ook met de noodige drukte mee om, om 't te doen voorkomen alsof men heel wat weet. Daar bestaan immers geen wetten, maar alleen voorschriften, ukazen, verklaringen, tijdelijke beschikkingen enz. Daar is iedere wet niet meer dan een gelegenheids-wet - is de gelegenheid voorbij, dan kan de wet ook weer verdwijnen. En daar moet men zich niet over verwonderen; achter | |
[pagina 372]
| |
de borstwering weet men niet beter; Rusland, dat zich zoo bekommert over zijn grenzen, is zelf nog het onbebouwde land achter de grenzen van het recht. Maar zijn tegenover zulke tegenstanders de mooie woorden van de Lapradelle niet van toepassing? ‘Het recht beteekent niet anders dan de laatste steun voor de laatste verdediging, het is een loyaal wapen voor hen die op grond van hun zwakheid niet tot geweld hun toevlucht kunnen nemen en die door een gevoel van trouw het niet willen’.
Helsingfors, November 1910. |
|