dan 't laatste, beslissende woord toekomt aan een commissie uit het parlement(!), dat hiermede zooveel tijd verloopt, dat de arbeidersorganisaties en hare opruiers vrij spel hebben.
Soortgelijk is de toestand ten aanzien der evenredige vertegenwoordiging. Onder deze leus is de overgroote meerderheid der Kamer gekozen, en geen maatregel scheen zekerder en noodzakelijker. Nu evenwel zijn de ‘arrondissementices’, tuk om de oude machtsverhoudingen te herstellen, erop uit in 't klein terug te nemen, wat zij in 't groot schenen verloren te hebben. Ook Briand is maar met een half hart bij de R.P. Het oude spook der ‘défense républicaine’, en de vrees, dat de rechter partijen (N.B.! liberalen en progressisten) invloed zouden hernemen, heeft hem genoopt een wet voor te dragen, die de ‘scrutin de liste’ zooveel mogelijk voor de Combisten onschadelijk zal maken. In plaats van het getal der uitgebrachte stemmen zou dat der ingeschreven kiezers de basis der berekening zijn, en de talrijke zetels, die bij een dergelijke becijfering onbezet zouden blijven, moeten dan niet pondspondsgewijze worden toegewezen maar alleen aan de lijst, die 't meeste stemmen verkreeg. Zoo schijnen de radicalen en socialisten beveiligd. Intusschen herinnert Charles Benoist tegenover dit geknoei aan de waarheid: ‘il n'y a de proportionelle que la proportionelle’; terwijl Briand zich tegenover de commissie, wier meerderheid de hervorming wil, rekkelijk toont. Bij Briand blijkt echter wel het gevaar van pal te willen staan op de uiterste grenspositie.
Hoezeer de geheele toestand in Frankrijk wankelt, zien wij uit alles. Zeer sterk uit het verpolitieken der rechtspleging. Wij spraken nog niet over de zaak van den bankroetier Rochette onder 't ministerie Clémenceau, die aan Jaurès een welkome aanleiding verschafte den krachtigen prefect van politie Lépine aan te vallen, een poging, die gelukkig mislukte. Maar nu gaf de te Rouaan ter dood veroordeelde Durand, die opgehitst had tot den moord van een werkwilligen arbeider, weer aanleiding tot een groote betooging der C.G.T., gelukkig tijdig afbesteld, omdat de doodstraf tot zeven jaar gevangenis is verzacht.
Nog erger is de gestadige achteruitgang der geboorten, waarop wij nog eens terug komen. De bevolking van Frankrijk verliest nu elk jaar een 50.000 zielen, d.i. een stad van de grootte van Versailles. Het aantal geboorten, dat in 1866 boven 't millioen per jaar was en nog in 1886 op 927.000 stond, is nu maar 807.000; het verlies door sterfte, buiten alle verhouding groot bij zuigelingen,