Onze Eeuw. Jaargang 10(1910)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 464] [p. 464] Verzen Door Hans Martin. I. Als een verloren lied. Als een verloren lied, dat soms aan de ooren wel fluistert even -, twijfelend begint - en dan weer zwijgt, maar toch in 't weiflend hooren van wie daar luistert wondren weerklank vindt; - Als na een droom - bij dagenraad verloren, waarop wie loom ontwaakte, zint en zint tot soms een enkel beeld flauw treedt naar voren en dan in mijmering de zinnen bindt; - Zoó fluistert wel een stem - in stille stonden, dicht aan de bronzen poort van mijn geluk, die in 't gewelf een wijden weerklank wekt; - Zoo heb ik vaak een lief gelaat hervonden als 'k naar den bonten sluier langzaam buk, die mijn herinneringen donzig dekt. - [pagina 465] [p. 465] II. Avondvrede. Nu is er na den donkren dag een gele weerschijn in het westen en door de wolken, wijdgespreid, weeft daar nog een allerleste bundel van licht een gulden rag om al die stille roerloosheid. - Nu is er na den dompen dag een reine rust in alle dingen, een droomerige zaligheid. En al de mooiste mijmeringen, al wat daar diep te sluimren lag, staat even op...en schijnt gewijd. - Nu ligt een lach op elk gelaat; nu gaan de menschen zachter praten en naderen vertrouwd elkaar. - Nu gaan de zorgen hen verlaten; - nu die stilte in de luchten staat, schijnt ook de wereld minder wáár. - [pagina 466] [p. 466] III. Verwijt. Eens, - een zomeravond, laat - na uren vol zorgeloozen lach; eens, beide handen voor 't gelaat, opdat 'k maar niets meer óm me zag, om niets meer te denken, niets meer te weten; Eens heb ik mezelve afgevraagd, heb ik mijn hersens moe geplaagd, waaróm ik je niet kan vergeten. - Waaróm ik je altoos voór me zie den ganschen, langen, moeden dag; waarom ik je altoos wéder zie en je vraagstem hoor en je kinderlach. Waarom als geschakeld tot machtige keten ál die herinneringen staan, weer altoos naar dat eene gaan, dat ik maar niét kan vergeten. - Had ik eens tot blijder werk mijn goudene wenschen saamgevat, bouwde ik eens uw liefde een kerk waar eén alleen uw beeld aanbad -; In verslagenheid heb ik neergezeten, waar alles in mijn jonge ziel wankelde en samenviel: - tóch kon ik je niet vergeten - [pagina 467] [p. 467] Eens - een zomeravond, laat - na uren vol zorgeloozen lach, bedekte ik mijn maskerstrak gelaat, omdat ik je wéder voor me zag. Toen heb ik 't jou - en jou alleen - verweten, wat mijn jonge leven moorden zal, die donkre, wreede zondenval om jou, om jou te vergeten! - Vorige Volgende