Onze Eeuw. Jaargang 10
(1910)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Koning Carlos I en zijn invloed op de toekomst van Portugal.
| |
[pagina 68]
| |
gesproken over deze beide plotselinge sterfgevallen en verhalen, die aan het vergif der Medicis deden denken, gingen in het rond; verhalen, welke beweerden, dat de nieuwe koning slechts van den dood gered was geworden, doordat hij aan het laatste banket een andere plaats had ingenomen, of een sigaar had weggeworpen, waarvan de inhoud gebleken was met arsenicum gemengd te zijn. Van hoogerhand gaf men zich de moeite deze geruchten tegen te spreken en te bevestigen de uitspraak der doctoren, welke aan de koortsverwekkende microben, uitvloeisels van de beekjes, die de heerlijke tuinen van het paleis der Necessitades doorstroomen, den dood had geweten. En thans, in 1908 eene herhaling van de gebeurtenissen van 1861, alleen veel gruwelijker, veel geweldiger en veel afdoender aan feiten. Ook nu een hertog van Beja, die den koning in de kracht des levens naast zich zag en wien geen gedachte aan kroon en scepter kon beheerschen, eensklaps tot monarch verheven. Onder de stralende middagzon kwam hij met vader en ouderen broeder de residentie binnenrijden; de begroetingen met de autoriteiten hadden nauw bij den aanlegsteiger aan de Taag plaats gehad; slechts enkele schoten weerklonken en wondden hem licht aan den arm. Maar zij wierpen koning en kroonprins levenloos terneer, en vier-en-twintig uur later moest de hertog van Beja in den Raad van State worden begroet als koning Manuel II, gereed om in handen te nemen de teugels van een beleid, door Franco's dictatuur zoo uiterst moeilijk gemaakt.
Of ook verder de vergelijking is door te voeren, is eene andere vraag, welke alleen de geschiedenis zal vermogen op te lossen. Al hadden koning Carlos en koningin Amelie zich deze tragedie zeker nimmer voor oogen kunnen of willen stellen, zij hebben toch in de opvoeding hunner beide zonen niet dat onderscheid gelegd, hetwelk in de meeste vorstenhuizen bij den kroonprins en zijn jongeren broeder op te merken valt, al was ook hier de o gelukkige Louis Philippe vaster voor de koninklijke | |
[pagina 69]
| |
taak voorbereid en uit den aard der zaak beter daarmede vertrouwd. Manuel's grootvader daarentegen had eene troonsbestijging nooit zelfs vermoed; hij bevond zich slechts thuis op zijn koninklijk jacht, smaakte bij voorkeur de genietingen der Fransche literatuur, welke hij in Portugal inheemsch maakte en gaf zich over aan muzikale studiën, welke in hem een violoncellist deden zien, die zelfs Rossini tot bewondering bracht. Hij was niet in de vorstelijke kringen opgevoed tot de taak, die hem wachtte en die geen enkele zijner droomen verwezenlijkte; hij hield niet van het nauwe keurslijf der etiquette, gelijk ook vorstelijke kracht en hoogheid, die zijne gemalin zoo gaarne zag, hem vreemd waren. Toch was hij geen slecht of nalatig vorst; integendeel, hij regeerde streng constitutionneel, maar bepaalde zich tot het onderteekenen van besluiten, tot het geven van brevetten, tot recipieeren en tegenwoordig zijn bij alle plechtigheden - de eigenlijke macht berustte in handen van den minister Antonio Fontes, die terzijde van den zachten monarch bijna alleenheerscher was. Hoe geheel anders toonde zich niet naast hem de koningin, prinses Maria Pia van Savoye, niet mooi, maar eene fiere koninklijke verschijning, geheel eene dochter van het Zuiden, heftig, vurig en niettemin zoo goed. Het was op een nacht in 1890, dat de populaire maarschalk Saldanah de troepen van Lissabon om het paleis samentrok en den koning gedwongen in den afstand van het gehate ministerie deed toestemmen, maar terzelfdertijd door de koningin, toen hij ook haar zijne opwachting wilde maken, toornig op den drempel van het vertrek werd teruggezonden met de opmerking, dat hij den volgenden dag in het openbaar had moeten gefusilleerd worden, eerder dan aan het hoofd van het nieuwe bewind op te treden. Maria Pia, die negen jaren geleden haar broeder, koning Umberto van Italië, reeds zag vallen als slachtoffer van een laffen aanslag, was meer eene Marie Antoinette dan eene Louise van Pruisen! Dat waren de ouders van koning Carlos, die niettegenstaande hunne uiteenloopende karakter-eigenschappen | |
[pagina 70]
| |
tot aan het einde van des konings leven lief en leed der hooge positie getrouwelijk deelden, en ook omtrent de opvoeding hunner beide zoons geen groot verschil van meening aan den dag legden, schoon dom Luiz als alle vorsten sedert den tijd van markies Pombal in godsdienstig opzicht zeer liberaal dacht, en Maria Pia, gehecht aan paus Pius IX, integendeel uiterst pieus getint was en hare kinderen geheel in dien geest van orthodox katholicisme grootbracht. Uit den tijd der kinderjaren van koning Carlos zijn niet vele bijzonderheden bekend en hij staat in dat opzicht wel ten achter bij de sympathieke verhalen, die geheel Europa uit het meer intieme leven van een Alfonsus XIII, van een Victor Emmanuel en een Nicolaas II zoo goed verteld zijn. Slechts eene aardige scène uit die jongensjaren heeft de prinses Marie Bonaparte, meer bekend als madame Ratazzi de Rüte aan de wereld overgebracht. Dom Alfonso, de jongere broeder, de tegenwoordige hertog van Oporto, was eenmaal beneden in het paleis bezig zich te vermaken met eene op primitieve wijze door hem samengestelde brug, toen de oudere Carlos binnenkwam, plagend de draden doorknipte en zoo het geheele werk in elkander deed vallen. Woedend sprong de kleine op en viel met zoo heftige slagen en schoppen op den kroonprins aan, dat men moeite had beiden te scheiden en allerwegen bij hen uitgetrokken haren, blauwe plekken en schrammen constateerde. Dom Luiz liet hen in zijn kabinet komen en wees daar den oudsten prins streng op zijn verkeerde daad, doch wilde toen, dat de jongste excuus zou vragen aan dezen, wijl hij diens oudere rechten geheel niet had geëerbiedigd. ‘Maar waarom maakte hij dan mijn brug stuk?’ vroeg dom Alfonso, nog rood van drift. - ‘Hij heeft verkeerd gedaan’, zeide de koning, ‘dat heb ik hem gezegd, doch nu moet jij vergiffenis vragen.’ Het kind was er echter niet toe te bewegen en toen hij, na drie dagen op zijn kamer te zijn gehouden als straf, weer voor eenzelfde dilemma werd gesteld, bestond zijn eenig antwoord daarin, dat hij op Carlos toeliep en met een verachtelijk gebaar de tong tegen hem | |
[pagina 71]
| |
uitstak. Daarbij bleef het; de koning kon zijn jongsten zoon zoo moeilijk straffen! Op ouderen leeftijd toonden de broeders zich zeer aan elkander gehecht; de hertog van Oporto, die thans der koninklijke familie tot besten raadsman is, werd door koning Carlos bij voorkeur in moeilijke gevallen ten paleize geroepen en stond bij hem als chef der artillerie hoog aangeschreven. Carlos' opvoeding liet niets te wenschen over; hij werd onderricht in Engelsch en Duitsch, sprak Italiaansch met zijn moeder en Fransch met zijn vader. Reeds in zijn jeugd toonde hij gevoel voor schilderkunst en musiceerde veel met dom Luiz. De sport vond in hem een hartstochtelijk beoefenaar, en de zomermaanden, die het hof op het heerlijk gelegen kasteel van Penha doorbracht, maakten hem tot een stoutmoedig ruiter en een schutter, die slechts in zijn schoonbroeder, den hertog van Orleans, zijns gelijke vond. Op het oorlogsschip ‘Vasco de Gama’ reisde de kroonprins de wereld rond en bezocht vreemde landen en hoven; ter zee zelf volmaakte hij zijn opleiding tot fregatkapitein, terwijl hij daarna in den dienst der schitterende cavalerie zich ‘opwerkte’ tot kolonel van een regiment. Zoo naderde de tijd, dat zijn ‘apprentissage de roi’ ten einde was en hij zich voor de keuze van eene gemalin moest stellen. Prins Carlos weigerde beslist een huwelijk te sluiten geheel buiten zijn hart om, en toen zijn blik zich vestigde op de oudste dochter van den graaf van Parijs, op prinses Amelie van Orleans, geschiedde dit allereerst impulsief en zonder eenige staatkundige bijbedoelingen. Van weerszijden bleken de ouders echter direct met de ontworpen verbintenis ten zeerste ingenomen en, nadat de gewone onderhandelingen waren afgeloopen, kwam de prins als gast van den hertog van Aumale te Chantilly de jachten bijwonen, te zijner eere georganiseerd. Hier leerde hij zijn aanstaande vrouw meer intiem kennen, kon hij haar bewonderen als koene amazone, als vrouw van geest en vernuft, als troosteres van armen en zieken. Den 26sten Januari 1886 deed de Portugeesche troonopvolger officieel aanzoek, tien dagen later had te Parijs het groote gala-diner plaats en een | |
[pagina 72]
| |
week daarna vertrokken de jonge verloofden naar Cannes met den graaf en gravin van Parijs, tegelijkertijd, dat het Portugeesche volk de tijding van het groote nieuws vernam. Bijna drie maanden bleef het hooge gezelschap aan de Riviera vertoeven, toen keerde prins Carlos naar Lissabon en de prinses naar Parijs terug. Daar had bij deze gelegenheid de officeele receptie plaats, waar, naar de woorden van een de Colleville, de gezanten van geheel Europa, de hooge adel, alles wat naam had in de wereld van kunst en letteren en wetenschap, zich verdrong om eerbied te betoonen tegenover de afstammelingen van het Fransche vorstenhuis. En den 22sten Mei werd daarop te Lissabon met grooten luister het huwelijk voltrokken, waarbij echter het besluit der Fransche regeering, dat de ouders der bruid uit hun geboorteland verbande en hun zoo spoedig mogelijk toen ook uit Portugal deed vertrekken, een droeven wanklank gaf. Niet alleen in de dagen van verloving en wittebroodsweken is het gebleken, dat het huwelijk van Koning Carlos tot de gelukkigste vorstelijke echtverbintenissen van dezen tijd mocht worden gerekend. Prins Carlos en zijne jonge gemalin behoefden niet, gelijk dat arme vorstenkinderenpaar in ‘Majesteit’ van Louis Couperus met zoo een treurigen glimlach doet, weemoedig te staren naar de couranten, die van hunne werkelijke liefde spraken. In de schoone omstreken van Chantilly met zijn oud en eerwaardig kasteel hadden Carlos en Amelie elkander leeren achten; aan de boorden van de Middellandsche zee brachten zij hun verlovingstijd als gewone menschenkinderen door; en Belem met de schoone tuinen, die zich uitstrekken tot aan de ruischende Taag toe, was wel een geschikt oord voor dat jonge paar, dat zich tijdelijk zooveel mogelijk wilde ontdoen van de knellende banden van vorstenplicht. Maar lang kon die gelukkige tijd niet duren, want reeds spoedig werd prins Carlos geroepen om zijn vader als regent te vervangen, toen deze met koningin Maria Pia een uitgestrekte reis maakte door de Europeesche musea, aldus een zijner levensidealen verwezenlijkende. En na zijn terugkomst duurde het regentschap practisch | |
[pagina 73]
| |
nog voort, omdat Carlos van zijn vader een groot deel zijner uiterlijke verplichtingen overnam en ook als zijn vertegenwoordiger optrad tegenover de etiquette van het hof, die na Oostenrijk en Spanje, in Portugal met zijn rigoureus gevolgde gebruiken van weleer, de zwaarste is in geheel Europa. In het najaar van 1888 werd dom Luiz ernstig ziek en den 19den October stierf hij in de armen van zijne gemalin en zijne beide zoons. De vorstelijke begrafenis bracht ambassades van alle landen naar Lissabon, en, nadat Carlos voorloopig met eene eenvoudige proclamatie de regeering aanvaardde, had den 28sten December 1889 eerst de officieele kroning plaats. De eigenlijke plechtigheid werd voltrokken terwijl de straten baadden in zonlicht, maar toen des avonds de illuminatie Lissabon weer eens temeer had gemaakt tot eene stad, welke dan in sprookjesachtig aanzien haar wedergade niet kent, en de vorstelijke familie in de opera aanwezig was, kwam de plotselinge tijding van het overlijden van de vroegere keizerin van Brazilië, de vorstelijke tante, welke alle feesten moest doen staken en nogmaals een der gedenkwaardigste gebeurtenissen uit koning Carlos' leven in een somberen tint deed eindigen. Het Portugeesche koningspaar had twee kinderen, Louis Philippe, hertog van Braganza, geboren 21 Maart 1887, en Manuel, geboren 15 November 1889; later beviel de koningin van een dood meisje, gevolg, naar men beweerde, van de schrik, die zij had uitgestaan toen zij den kroonprins uit zijn brandende wieg had gered. Louis Philippe was voor zijn jaren ernstig aangelegd; reeds eenmaal had hij trouwens als regent den ministerraad voorgezeten en er de zwaarte gevoeld van zijn koninklijke taak. Prins Manuel was minder populair dan zijn broeder; toch was zijn karakter opgeruimder en minder diepzinnig, keerde zijn geest zich meer naar kunst en letteren dan naar het doordachte van den philosoof-dichter, dat zijn broeder eigen was. Koningin Amelie maakte met haar beide zonen een groote reis naar Carthago, Griekenland, Egypte, Palestina en Rome; de kroonprins verzamelde | |
[pagina 74]
| |
daarvan aanteekeningen, die volgens zijne omgeving geestig en onderhoudend tevens waren. De intelligente en sympathieke prins zou een goed koning geweest zijn, zoo verzekerde men nog in de dagen toen hij het met zijn vader en minister Franco oneens heette; hoe tragisch klinkt dat thans niet, nu men weet, dat het toen reeds voorbestemd was nooit te zijn!
***
Het is voor de openbare meening gemakkelijk te oordeelen en te vonnissen. Nog kende men - en zeker niet buiten Portugal, waar de innerlijke staatkunde van dat land vrijwel een gesloten boek is - niets van de beweegredenen, van de motieven, welke koning Carlos aan minister Franco eene onbeperkte dictatuur deden toestaan, of reeds was men gereed om te beweren, en vol te houden, dat zijn noodlottig uiteinde, hoezeer ook te betreuren en te veroordeelen als een laffe misdaad, te voorzien, te verwachten was. Men vroeg niet naar de bedoelingen van den koning en zijn raadsman, die, stuitende op tegenstand bij de beide, het land slechts ten eigen voordeele overheerschende partijen, tot het uiterste middel zijn toevlucht nam en zonder Parlement wilde regeeren; men vroeg niet, waarom de koning het inslaan van dezen inconstitutionneelen weg goedkeurde; men vonnisde slechts, wijl de afloop ongelukkig was geweest. En men wist van den ongelukkigen Carlos niets anders te vertellen dan dat Parijs hem veelal meer aantrok dan de zaken der landsregeering; men onderzocht niet of deze algemeenheid ook waarheid was, en men vergat tegelijkertijd, dat nog geen tien jaren geleden diezelfde koning door velen werd geroemd en geprezen om zijne resolute houding van liberalen aard in de beweging, die zich na Spanje ook in Portugal tegen de kloosterschandalen deed gevoelen. Toen werd hij op een dag bij de stierengevechten met onmiskenbaar enthousiasme begroet, toen echter tegelijkertijd vroeg men zich reeds af of deze ‘bonhomme’ niet voorbestemd was een ‘roi en exil’ te worden! | |
[pagina 75]
| |
Doch meer nog, men oordeelde niet alleen naar veelal verkeerde of geheel geen grondslagen, men vergat niet minder onbillijk te bedenken onder welke invloeden deze vorst stond, onder welke omstandigheden hij land en volk aantrof toen hij de regeering aanvaardde. Het is een eigenaardig Rijk het Portugeesche, doch in zijne geschiedenis vindt men de oorzaken van veel van dat eigenaardige gemakkelijk terug. Het machtige Portugal van Hendrik den Zeevaarder, het land, dat een koloniaal bezit had, in verhouding tot eigen omvang misschien zoo groot als Engeland thans beheerscht, richtte zich, nadat het onder een zestigjarige Spaansche overheersching (1580-1640) gezucht had, niet meer op tot de oude waardigheid, en alleen de dagen van den even beruchten als beroemden markies Pombal in het midden der achttiende eeuw, geven een enkel kleurijk tooneel in een overigens dorre opeenvolging van mislukte pogingen tot verbetering. Toen kwam de aanvang der negentiende eeuw, waarin Portugal de operatie-basis van de tegen Napoleon gerichte vastelands-aanvallen werd; de jaren, waarin Portugal werd vertrapt en gebrandschat, de rechten zijner bewoners vertreden door Wellington's troepen. Een krachtig en vast beleid was noodig geweest om, nadat het Weener congres eenige orde had gebracht, die ellende te doen vergeten, en te herstellen wat vernield was. Dat beleid vond Portugal niet in de eerste tientallen van jaren, het vond eerst iets ervan toen diezelfde negentiende eeuw alreeds ten einde spoedde. In persoonlijke geschillen en belangen opgaand, niet berekend voor de taak van hervormer, volgden Portugal's vorsten elkander op, en gelukkig reeds rekende zich het land, wanneer de ministers niet geheel en al partij-menschen waren, ook eenigszins oog en oor bleken te hebben voor de volksnooden. Het voorbeeld van het naburig Spanje werkte bovendien verderfelijk; de ook in Portugal met geweld afgedwongen constitutie had misschien parlementair regeeren mogelijk gemaakt, nadat eenmaal de strijd der Miguellistische aanspraken eenigermate definitief was beslist. Maar dit volk kon de toegestane macht niet uit eigen kracht tot ontwikkeling | |
[pagina 76]
| |
brengen; het bleef telkens en telkens met uitbarstingen van tijdelijken aard zich tevreden stellen; uitbarstingen echter die verontrustten op het oogenblik zelf, doch niet de zoo noodige waarschuwing brachten aan een onbezorgd heerscher. Eerst in het midden der vorige eeuw was er dan ook sprake van de opkomst van een werkelijke partij, welke hervormingen in haar program schreef. Eene zwakke partij weliswaar, maar niettemin georganiseerd. In 1852 behaalde zij hare eerste overwinning door de wijziging der kieswet, en in 1869, maar vooral in 1884 en 1885 wist zij veranderingen in de hooge Staatscolleges, ook afschaffing van de erfelijkheid der pairszetels, te verkrijgen. En zeker was het geen toevallige omstandigheid, dat juist onder het bewind van dom Luiz I deze progressisten de snelste vorderingen maakten. Want de vader van Carlos I mocht een goed en zachtaardig regent zijn, hij had uit Shakespeare's werken, die hij voor zijn volk vertaalde, meer wijsheid van regeeren kunnen opdoen dan ooit de zijne was. Hij moest een natie leiden in een tijdvak, dat vooral sociale nooden bevrediging vroegen en in andere landen vonden; hij begreep die verschijnselen niet en, zelfs al had hij ze begrepen, dan waren krachtiger hand en volhardender wil dan de zijne noodig geweest om daarin te voorzien. Koning Luiz was artist in de eerste plaats, en als zoodanig hechtte hij aan de antieke schoonheid, die het Portugeesche hof oplevert in zijne tradities en monteering van eeuwen terug; hij dacht er niet aan, dat schatten gouds op die wijze werden verslonden, hij maakte gebruik van wat hem zijn koningsrecht scheen en wat zijn oog gaarne zag. Hij was niet wat men noemen kon een slecht vorst; integendeel, we zeiden het reeds tevoren, hij was constitutionneel als Umberto van Italië, meende een open oor te hebben voor ieders klachten gelijk deze, doch vergat, dat niet alleen negatief de constitutie eischt, dat zij dit ook positief doet, al spreekt dit meer uit haren geest dan uit hare woorden. Luiz I had nooit koning moeten zijn, en zeker niemand, die dit levendiger zal hebben beseft dan zijn zoon en opvolger, voor wien letterlijk | |
[pagina 77]
| |
alles te redderen viel in een hopeloos verwarden toestand. Verward vooral naar buiten. Al tijdens het leven van dom Luiz was Portugal met Engeland in twist geraakt betreffende den Congo, later met Duitschland aangaande de grenzen van Mozambique en Angola in verband met de daarnaast gelegen Duitsche protectoraten. Het Berlijnsche Congres, dat over de talrijke Afrikaansche verwikkelingen den bezem hanteerde, schonk Portugal allerminst volkomen voldoening, en zijne ministers waren nog niet tot het standpunt genaderd, waarop zij binnenlandsche verbeteringen voorop zouden stellen bij buitenlandsche schijnglorie, welker winst hoogstens een twijfelachtige was. In zekere mate was het dan ook de misschien niet geheel ongemotiveerde, niettemin vrijwel overdreven vijandige houding van het Lissabonsche Kabinet, welke in 1890 uitlokte, dat Engeland in het geschil betreffende Rhodesia, een ultimatum tot Portugal richtte, hetwelk koning Carlos in een vernederende oplossing deed toestemmen; oplossing bovendien die voorgoed een einde maakte aan het Portugeesche ideaal van verbinding der verschillende Afrikaansche bezittingen. Na enkele jaren kwam weer het conflict betreffende den spoorweg van de Delagoabaai, tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog zoozeer naar voren getreden; alleen eene scheidsrechterlijke uitspraak redde het trotsche Portugal van eene nieuwe vernedering, die toen voor de oogen van het in geestdrift voor de Boeren ontstoken Europa erger zou zijn geweest dan ooit tevoren. Doch veel zwaarder dan dit alles drukte van den aanvang van Carlos' regeering af de vreeselijke financieele crisis de toekomst van dit land; niets mocht helpen, en nadat de koning een deel zijner civiele lijst had opgeofferd, volgde in 1892 het bankroet, van een omvang als slechts zelden in een dergelijk geval is gezien. Van alle zijden verrezen buitenlandsche moeilijkheden, de schikking met de schuldeischers liep uit op een wel te verwachten conventionneel toezicht, dat Portugal zich in zijne hoogste staatsrechterlijke aangelegenheden moest getroosten. De fiere natie heeft het den monarch nimmer oprecht vergeven deze regeling te hebben onderteekend, | |
[pagina 78]
| |
vergetende, dat Carlos niet anders kon, en dat jaren noodig zijn geweest om iets terug te winnen van het toen geheel verloren crediet en aanzien. Dit eene mag echter gezegd worden, Carlos I heeft nimmer, gelijk zoo velen in zijne plaats zouden hebben gedaan en gelijk tegenover een volk als het Portugeesche zoo gemakkelijk was geweest, getracht door effect naar buiten, de aandacht af te wenden van de jammerlijke innerlijke toestanden. En er is in zekeren zin iets in van het tragische, dat de historie zoo dikwerf geeft, wanneer men ziet hoezeer juist de omstandigheden de waardeering van deze opvatting in den weg hebben gestaan. Men verwachtte veel van Carlos; in zekeren zin met een zucht van verlichting werd de mare van dom Luiz' heengaan begroet. Men hoopte van den jongen koning een nieuw regime, een regime van kracht en opbloeiend leven en deze hoop hield de woelingen der republikeinen, die zich van Spanje uit ook hier begonnen te doen gevoelen, tegen. Toen kwam de eerste daad van den nieuwen heerscher, zijne zeer wijze toegevendheid jegens Engeland, die hem echter het verdrag deed sluiten, hetwelk zijn trotsch volk afkeurde. Voor de republikeinen was dit een machtig middel om op de ontvankelijke massa's te werken; het gevaarlijke oproer, dat in 1891 heftig losbarstte in de tweede stad des rijks, in Oporto, mocht als noodwendig gevolg van een en ander worden beschouwd. Door hunne persoonlijke aanwezigheid ter bedreigder plaatse, welke den gewilden indruk van moed en onverschrokkenheid niet miste, voorkwamen de koning en zijne gemalin, wier Marie-Antoinette-natuur tot dit optreden den sterksten impuls was geweest, erger dingen, brachten ze zelfs het oproer tot zwijgen. Maar Carlos I, hoezeer ook liberaal gezind, was te zeer een zoon van zijn geslacht om na zulke daden uit eigen beweging toenadering te willen toonen tot billijke eischen; integendeel, wel wat al te straf en misschien sterker dan hij 't gevoelde, uitte hij een onafhankelijken geest door voorloopig de vrijheden van pers, vereeniging, kiesrecht en locale zefstandigheid te beperken, om eerst in 1896, | |
[pagina 79]
| |
toen de rust geheel was wedergekeerd, zelf eene verandering in de Grondwet voor te stellen. Hij mocht echter in die jaren wetgevenden arbeid voorbereiden, het volk wist en begreep dat niet, gevoelde alleen zich in reeds verworven vrijheden bekort. Slechte raadgevers brachten Carlos tot daden, die hem ontnamen datgene, wat voor hem het eene noodige was, het vertrouwen des volks, en dat vertrouwen heeft hij nimmer herwonnen. Merkwaardig is het zeker wel, dat hierop noch socialistische noch anarchistische invloeden gewerkt hebben; hoezeer alleen de gekwetste voksziel sprak, hoezeer in tegenstelling met Spanje, de aanhangers van de ver verwijderde idealen eener nieuwe maatschappij, in Portugal's acht provinciën tamelijk klein in aantal zijn gebleven, bewezen de verkiezingen meer dan eens. En wanneer men Portugal beschouwt zooals het zich naar zijne geschiedenis en naar zijn volk laat beoordeelen, dan is het duidelijk, dat de republikeinen, die den strijd aanbinden voor een meer nabij liggend en dagelijks te bereiken doel, dat zelfs de Miguellisten met hun zuivere persoonlijk verlangen, meer invloed moeten oefenen dan de socialisten door hun heilig vuur kunnen verkrijgen. Het is niet het minst een bewijs van de nog kinderlijke en onontwikkelde staatsrechterlijke opvattingen van dit anders zoo sympathieke volk! Is het wonder, dat inwendig het verzet niet gedood is tijdens Carlos' regeering, alleen in de jaren der woelige anticlericale betoogingen een afleiding vond in de politiek tegenover den Paus? De koning had een misgreep gedaan en liet niet na haar door een tweede te doen volgen. Zelf door de conventie van 1890 onaangenaam gestemd, wijdde hij zijn eerste aandacht aan leger en vloot, waarin men het volk weer gemakkelijk een ontkennen van zijne nooden deed zien. Toch was, vooral voor het leger, die zorg wel noodzakelijk, sedert de maatregelen van maarschalk Saldanah door zijne opvolgers bijna te niet waren gedaan. Carlos wilde - hij was daarvoor ook te veel militarist - niet op de neutraliteit van Portugal zijne onafhankelijkheid en veiligheid gebouwd zien; hij | |
[pagina 80]
| |
wilde, dat het land zou begrijpen eigen krachten daarvoor te moeten inspannen. De wetten van 1889 en 1901 hebben er de loting gebracht met het regime van persoonlijken dienstplicht; de diensttijd omvat drie jaar in het actieve leger, twaalf jaar in eerste en tweede reserven, en twaalf jaar in het territoriale leger. Op die wijze bestaat nu de infanterie uit 27 linie-regimenten, waarvan 6 bataljons van mitrailleuses voorzien zijn; 10 regimenten cavalerie; en eene uitgebreide artillerie, bewapend met moderne Krupp-kanonnen. De koning, die zelf opperbevelhebber van het leger is, beschikt nu over een totaal van spoedig te mobiliseeren 230.000 man, waarvan de kern in Afrika reeds bewijzen van dapperheid gaf. En tegelijkertijd heeft koning Carlos, zich het historische verleden, dat het land van Hendrik den Zeevaarder heeft, herinnerend, ook de marine op modernen leest willen schoeien. Hijzelf heeft van zijne liefde voor de zee zijn landgenooten een werkzaam voorbeeld gegeven; door den wetenschappelijken vorst Albert van Monaco is hij de eerste zeeman ter wereld genoemd. Maar zijn streven om een maritiem programma met kleine en snelle kruisers af te werken, is aan zijn opvolger nagalaten geworden; de vloot is nog in het begin harer ontwikkeling, de arsenalen en werkplaatsen zijn nog veelal in aanbouw, de systematische opleiding der zeeofficieren heeft eerst enkele jaren een aanvang genomen. Carlos onthield dezen zijne voorliefde niet; of zijn opvolger in gelijken geest zal handelen, moet betwijfeld worden. En misschien bedenkt koning Manuel zich wel hoezeer voor een land, dat een zware schuldenlast te dragen heeft, eene volte-face naar stilstand van bewapening voorloopig niet ondienstig zou zijn. Maar waar koning Carlos eenerzijds de uitgaven voor het rijk vermeerderde, liet hij niet na anderzijds de middelen te zoeken, die Portugal tot nieuwe welvaart zouden brengen. De landbouw, begunstigd door het zachte klimaat en den rijkdom der aarde, had zich over zijne belangstelling niet te beklagen; vond hij in 1889 meer dan 350.000 hectaren grond onbebouwd, thans is die oppervlakte reeds zeer | |
[pagina 81]
| |
verminderd. Eene meer gelijkmatige belastingverdeeling was daarop niet zonder invloed, en ook in ander opzicht bleef de koning niet ten achter te helpen, waar te helpen viel. De kurk uit de zuidelijke provinciën vindt thans in Scandinavië en Rusland gereeden aftrek; de Engelsche mijnen maken van de harsboonen een overvloedig gebruik. De industrieelen van Lissabon werden door den koning opgewekt om de tabak, die in de omgeving van den Duro groeit en in kwaliteit niet minder is dan de Algiersche, te gebruiken voor hunnen handel; de bereiding der olijvenolie met een opbrengst van 600.000 hectoliter per oogst, onderging door het vorstelijk iniatief zoodanige verbetering, dat haar vroeger niet gewilde smaak is verzacht en vooral in Nizza tegenwoordig veel aftrek vindt; de wijnhandel ten slotte, in 1889 betrekkelijk gering, is nu gestegen tot een uitvoer van 60 millioen liter gewone wijn, 30 millioen voor port en 5 millioen voor madeira per jaar. Minder loonend zijn des konings pogingen geweest ten opzichte van handel en industrie; alleen de textiele nijverheid begint zich weer te ontwikkelen tot den omvang, dien zij in de middeneeuwen hier reeds bezat, terwijl de beroemde kanten van Vianna, Villa de Conde en Lagos meer dan ooit door de medewerking van vorstin Amelie, die haar dracht tot hofgebruik heeft verheven, in binnen- en buitenland aftrek vinden. De nationale tak van vischvangst - Portugal telt 40.000 visschers met 6000 barken en een uitvoercijfer van meer dan 1½ millioen gulden - is van geheel de vorstelijke familie een ‘enfant gâté’; ook de mijnarbeid, die voor Portugal zeer belangrijke vooruitzichten belooft, wordt met aandacht gadegeslagen. En tegelijkertijd is de hand in de latere jaren gelegd aan de verbetering van post- en telegraaf, aan de inrichting van verkeerswegen, aan de hoog noodzakelijke uitbreiding van het spoorwegnet, dat thans reeds regelmatig functionneert en eene gezamentlijke lengte van lijnen tot verre over de 2000 kilometer bezit. Meer dan zijn voorgangers heeft de thans overleden souverein zijn onderdanen geleerd hoezeer het koloniaal bezit, eens Portugal's wereldroem, ook nu nog wel de moeite | |
[pagina 82]
| |
loont; er aan herinnerd als 't ware hoe dit in Azië, Afrika en Australië eene gezamenlijke oppervlakte beslaat van 2.075,040 K.M.2, met eene bevolking van 10 millioen inwoners. Carlos I heeft de uitwisseling van de zeer verschillende producten dezer koloniën met het moederland helpen bevorderen; aan Portugal leeren kennen de koffie, de cacao en andere producten, door de planters van St. Thomas voortgebracht; uit Mozambique de caoutchouc, het katoen, het ivoor, het goud, het koper en de steenkool tot ruilhandel met het buitenland gebracht; hij heeft Macao en Timor, die thans de voornaamste overblijfselen van het rijke Indische bezit van het Portugal der zestiende eeuw vormen, mede helpen ontwikkelen; hij heeft Angola met een haven als Loando en met honderden kilometers spoorweg begiftigd; hij heeft met zijn oudsten zoon de reis ondernomen naar de bezittingen aan Afrika's Groene Kaap, thans wel de meest vruchtbare koloniën, en door dat bezoek, niet onopgemerkt gebleven, nieuwe banden gelegd voor scheepvaart en industrie. Emigratie en transport hadden als factoren van beteekenis zijn aandacht; de verbetering in dit opzicht is nog in den aanvang en eerst latere geslachten zullen de beteekenis daarvan kunnen beoordeelen.
Koning Carlos bleef constitutionneel, de traditie van het huis Braganza was hiervoor een waarborg. Maar de koning mocht, als zooveel souvereinen van zijn tijd, gaarne den diplomaat spelen en heeft in dit opzicht zekere verdiensten door de wijze, waarop hij Portugal in nauwere relatie bracht met de Latijnsche Unie van Frankrijk, Spanje en Italië. De wijze, waarop hij in 1900 aanving den vriendschapsband met Engeland aan te halen, vermocht niet sympathiek te zijn en speciaal in Holland, dat toen het conflict-Pott uit te maken had, kon de ontvangst aan het eskader onder Ralston te Lissabon weinig aangename gedachten wekken; erkend moet worden, dat hiermede eene volgehouden politieke manoeuvre werd begonnen, welke in koning Carlos' bezoek aan Londen en het daarop gevolgde Britsch - Portugeesche permanente tractaat van | |
[pagina 83]
| |
arbitrage de bevestiging eener ongeschonden alliantie heeft gevonden. Tegelijk wendde de vorst zich naar de zijde van de Fransche Republiek, toen en nog Brittannië's trouwste bondgenoot, en wist president Loubet er toe te bewegen, geheel in de lijn van minister Delcassé's internationale staatkunde, de reis, die hij naar Madrid ondernam om koning Alfonsus een contra-bezoek te brengen, uit te strekken tot aan de oevers van de Taag. Den27sten October 1905 kwam het Fransche Staatshoofd in Lissabon aan, was er gedurende twee dagen het voorwerp van de meest hartelijke ovaties, en wisselde er bij het afscheidsdejeuner aan boord van de ‘Leon Gambetta’ met den koning toasten van niet te ontkennen beteekenis. Een maand later beantwoordde de Portugeesche souverein dit bezoek en deed voor de eerste maal zijns levens officieel zijne intrede in de ‘Ville Lumière’, die hij officieus evengoed kende als koning Eduard van Engeland en koning Leopold van België. Er waren ook bij dit bezoek vele schoone momenten, het merkwaardigste wel, toen koning Carlos den Parijschen gemeenteraad op het stadhuis dankte voor de ontvangst en met opmerkelijk spontaneïteit als de zoon zijns vaders en de vorst van zijn volk, sympathie toonde voor Franschen geest en Fransche kunst. De entrevues, die daarna de Spaansche en Portugeesche vorsten in hunne hoofdsteden wisselden, hebben de te Parijs geknoopte banden met het Latijnsche ras nog deugdelijk versterkt en Portugal energisch uit zijn politiek isolement, dat zeker niet zijne kracht was, weggerukt. Dit zijn feiten, die men hoogst eenvoudig mag noemen, doch die niettemin getuigen van het bestaan van een programma, dat zeker niet iedere vorst zich voor oogen stelt. Een programma bovendien, waarvan men niet kan vergeten, dat het middenin werd onderbroken, onafgedaan moest worden gelaten door hem, die het in zijn geest had ontworpen en die er alleen ook de geheimen van kende, welke schijnbaar tegenstrijdige feiten tot overeenstemming konden brengen. De overleden souverein heeft in twintig jaren regeerens niet een arm en uitgeput land tot voorspoed en macht kunnen opheffen; dat heeft hij ook niet | |
[pagina 84]
| |
getracht. Doch wel heeft hij pogingen gewaagd, bescheiden, van vasten wil echter niet ontbloot, om op elk gebied grooter orde te scheppen dan er heerschte; dat hij daarin misschien de draagkracht van zijn land over het hoofd zag, geldt als een zware fout, minder als een persoonlijk verwijt; dat hij, daarin nimmer onderlegd, te weinig rekening hield met de gevoelens zijner onderdanen en voor hun heil wilde zorgen op zijn manier, in onwetendheid ook van interne politieke intrigues, Franco tot onzuivere daden toestemming gaf, is een schuld, welke hij duur genoeg boette, aangenomen al, dat de opzettelijke schuld bij de verkrachting der Grondwet zijnerzijds vast te stellen is. In elk geval is Carlos de eerste geweest om Portugal uit een periode van slapheid en krachteloosheid op te wekken, het leven te geven in zichzelf en voor Europa. En dat heeft hij gedaan alleen door eigen initiatief, zeker niet gerugsteund, eerder tegengewerkt door een Parlement, waarin op zeldzaam lichtzinnige wijze de partij-invloeden de meest ernstige beslissingen bleven beheerschen, waarin enkele mannen van talent en beteekenis de omstandigheden mochten overzien, doch nimmer tot zoodanig aantal kwamen, dat uit hunne rijen een krachtdadig ministerie te vormen viel. De parlementaire verslagen der laatste jaren geven op den staatkundigen toestand van Portugal geen rooskleurigen blik; uit den toon der debatten gevoelt men niet de vertegenwoordiging, die zich beslist uitspreekt met 't oog op een vast doel; gevoelt men veelmeer een schijnparlement, dat op kleine rechten staat en tegelijkertijd zelf de heiligste belangen onwetend vertrapt. Vreemdelingen hebben dikwerf van parlementje-spelen gesproken; onwaars is er in deze uitdrukking niet. Zij vertolkt trouwens alweer den volksaard, zonnig als van alle kinderen van het Zuiden, onnadenkend en in zekeren zin traag, het betere welwillend, maar niet toestaand, dat al te strenge heeren tot dat betere dwingen. Er zijn meer vorsten geweest, die zonder medewerking van parlement, zonder ministers veel hebben bereikt; Ferdinand van Bulgarije en Leopold van België kunnen als recente voorbeelden gelden. Maar Carlos I was niet als deze | |
[pagina 85]
| |
beide verwanten van de uitgebreide Saksen-Coburgsche familie, was niet de man, die reuzenkracht ontwikkelen kon door eigen streven alleen. Hij vond slechts zijne gemalin ernstig aan zijne zijde; de ministeries wisselden onder de gedurige partijtwisten te zeer dan dat daarin een vertrouwbaar raadsman viel te ontdekken. En juist dat ontnam den koning de directe aanraking met zijn volk, den band, waardoor hij des volks verlangen en inzichten had kunnen leeren kennen. Er waren er in Portugal wel, die zijn goeden wil waardeerden, die zijn arbeid op den juisten prijs wisten te stellen, doch zij waren weinigen. Carlos I was niet populair, niet naar buiten en niet naar binnen. Het volk kende hem niet en hij kende zijn volk niet. Achter de paleismuren opgevoed, is hij van dat volk immer gescheiden gebleven, en het feit alleen reeds, dat van hem zoo betrekkelijk weinig anecdoten en verhalen, waar of onwaar dan, de ronde deden, is een bewijs van de geringe belangstelling voor zijn persoon, van de geringe kennis van zijn intiem leven. Met koningin Amelie was dat geheel anders; de Fransche prinses, niet aan een Hof, maar op de buitenverblijven van hare familie meer in landelijke vrijheid opgevoed, heeft weinig moeite gehad zich het vertrouwen der Portugeezen eigen te maken toen dezen in hare heldere oogen eenmaal innerlijke goedheid en medegevoel voor anderer lijden hadden gelezen. De koning was niet thuis onder zijn volk gelijk Amelie dat wel was; dat was ook de voorname oorzaak van zijne terughoudendheid in het publiek, terwijl hij toch aan het strand te Cascaës in den zomer met de visschers kon omgaan als met zijne hofhouding. Portugal zou het verlies van dezen koning niet als een nationaal verlies voelen; er was verontwaardiging over den aanslag en bovenal over het laffe van dien aanslag, doch innerlijke rouw heerschte er niet over den dood. Zelfs het heengaan van dom Luiz wekte meer innige deelneming, was meer het heengaan van een betreurd monarch dan het sterven van Carlos I, die veel meer zijn souvereinen plicht voor oogen had gehouden, had getracht daarnaar te leven. | |
[pagina 86]
| |
Psychologisch is het einde van Carlos' regeering niet moeilijk te verklaren. De anticlericale beweging van 1900 en 1901 gistte nog na; eenerzijds had de koning haar voldoening geschonken door zijne maatregelen tegen de kloosters, anderzijds had hij haar moeten negeeren bij het nieuwe concordaat, dat Rome hem afdwong en dat ‘the man in the street’ toeschreef aan den pieusen invloed van Maria Pia. De republikeinen vonden er temeer een uitnemend wapen in, hun leider Machado gebruikte het met beleid en met kracht, de uitslag der verkiezingen bewees het. Maar het optreden van zijn partij moest leiden tot nog grootere complicatie van den reeds gecompliceerden politieken toestand, moest het parlement brengen in een staat van machteloosheid en werkloosheid, die geen goed regent had kunnen dulden. Men heeft koning Carlos zijn ingrijpen in dezen verweten en aangerekend als autocratie; heeft de Oostenrijksche keizer niet meermalen zoo gedaan zonder dat men er anders in zag dan een gerechtvaardigd optreden teneinde het constitutionneele raderwerk niet geheel te laten stilstaan? De aanvallen, die onomwonden en met onverschoonbare grofheid in het parlement op de vorstelijke familie waren gedaan, hadden Carlos verschrikt, hem doen inzien, dat met ministers, die dit toelieten, niet viel te regeeren. Het was verkeerd, het was in allen deele ongrondwettig wat hij deed, en waartoe hij zich door Franco liet leiden, maar was het in de gegeven omstandigheden niet te verklaren, met een beroep op meer dan één geschiedkundig voorbeeld niet te verschoonen misschien ook? Er moest een uitkomst gevonden worden immers. Men mag beweren, dat persoonlijk de koning niet van Franco hield; hij was politiek door hem gebiologeerd, zag tegen de raadgevingen van de koningin en van prins Louis Philippe in, in hem den Mirabeau, die alles kon redden. Dat Franco oneerlijk was, wie zal het bewijzen; zijne bedoelingen waren eerzuchtig, maar toch ingegeven door het zeker niet onzuivere doel zijn land te redden. Hij dacht zich een almachtig man en hij wist niet hoever te gaan; hij wilde | |
[pagina 87]
| |
Bismarck navolgen in zijn regeeren zonder parlement, en hij vergat den afstand tusschen het gedisciplineerd-volgzame der Pruisen en het opgewonden-explosieve der Portugeezen. Hij was autocraat naar binnen, verbitterde in zijne buitenlandsche politiek door onnoodige vriendschap jegens Engeland, en versterkte leger en vloot zonder zelfs de monarchale elementen daarin aan zich te kunnen binden. Carlos geloofde in hem, dacht hem meester van den toestand, terwijl die toestand hem beheerschte en hij zag door de oogen van onbetrouwbare helpers. Het einde moest wel komen als het gekomen is. En toch, hoe geheel anders had het logisch niet kunnen zijn. De republikeinen wilden dit gewelddadig uiteinde zeker niet; voor hen was het drama een politiek nadeel, want, doordat men hen aan den opzet schuldig achtte, verloren zij een deel van het in zoo breede mate gewonnen terrein. Ware Franco nog enkele maanden aan het bewind gebleven, misschien ware dan voor hen eene revolutie, die geheel het koningshuis had verjaagd, niet onmogelijk geweest. Het is alsof de monarchale partijen daarvan iets gevoelden in den schok, dien des konings dood in hunne gelederen bracht, liberaal en conservatief mengde zich in een kabinet, waarvan de voorloopige samenwerking toonde, dat ook Portugal parlementaire verantwoordelijkheid kan leeren. Lang heeft zij niet geduurd, het verschijnsel blijft er niet te minder opmerkelijk om.
***
En evenmin als Europa den gevallen koning van Portugal kende als monarch, zich de moeite gaf hem als zoodanig te kennen, evenmin weet men wat deze vorst werkelijk beteekende voor de kunst en de letteren. Met eenige verwondering heeft men uit dien in-droeven brief aan een hooggeplaatste dame van den Franschen adel, gepubliceerd enkele dagen na zijn dood, bemerkt, dat deze vorst er nog andere genoegens op na hield dan sport en jacht, veel voelde voor muziek en literatuur, zelf een verdienstelijk schilder was. Toch is dit niets nieuws. Koning | |
[pagina 88]
| |
Carlos inderdaad hanteerde zijn penseel met groote vaardigheid; hij schilderde bij voorkeur zeegezichten, die op de expositie te Parijs geregeld een plaats vonden, terwijl zijne gemalin ten allen tijde zich meer tot nationale tafereeltjes en volkstypen voelde aangetrokken. Beiden beijverden zij zich om eene nieuwe renaissance in de Portugeesche kunst te helpen ontluiken. De literatuur deden zij bloeien en zij zorgden, dat meer dan een Camoëns en zijne ‘Luisiades’ alleen, over de grenzen van het land bekend werd betreffende de schrijvers van Portugal; zij volgden ook met belangstelling den strijd, dien Castilho eenerzijds en Braga en de Quental anderzijds tusschen oude en nieuwe richting streden - de tragische dood van den laatste trof den koning, die van zijn romantische werken een groot bewonderaar was en zelfs in zijne zwaarmoedige ‘Sonnets complets’ dichterlijke schoonheid niet ontkende, zeer. En evenals het vorstenpaar bij zijne literaire beoordeeling niet dacht aan de richting van den schrijver, maar hem beoordeelde als artist, evenzeer hielp het ook in de schilderkunst de talentvollen voort met een onpartijdigheid, die slechts in het ridderlijke Zuiden op prijs kan worden gesteld, en welke de toekomstige schilderschool misschien in staat zal stellen een waardig navolger te schenken aan een Silva Porto, den grooten landschapschilder. De muziek ontrukte koning Carlos aan haar oorspronkelijk en nog immer merkbaar religieus karakter; Lissabon bezit thans een uitnemend conservatorium en eene opera met een ballet, waarvan de vorsten geregeld de voorstellingen bijwonen. Niet alleen echter die kunst van het heden hebben zij bij het volk ingang doen vinden, zij hebben het ook trachten te wijzen op het grootsch verleden van Portugal, op zijne nauwe verbintenissen met de Vlaamsche schilderschool, op de voortbrengselen der Portugeesche architectuur, der goudsmeedkunst en der ornamentiek. Hier was vooral de wetenschappelijke zin van den koning aan het woord. Want hij was niet alleen als zuiver amateur, maar ook als beoefenaar der geografie, werkzaam op het water. Portugal | |
[pagina 89]
| |
zag in 1898 het nog zeldzame verschijnsel, dat bij de Vasco de Gama-feesten zijn vorst het internationaal aardrijkskundig congres daadwerkelijk presideerde; Portugal vernam het ook, dat zijn koning bij zijn bezoek aan Parijs het meeste belang had gesteld in de buitengewone zitting van het Instituut, waar Becquerel onderzoekingen over phosphoresceerende verschijnselen had geopenbaard, mevrouw Curie had gesproken over het radium, Lippman de photographie in kleuren had gedemonstreerd, Lacroix over de aardbeving van Martinique had geredevoerd en Moissan kunstmatige diamanten langs chemischen weg had gefabriceerd. En een vorst, die weet en gevoelt wat de wetenschap voor het moderne leven beteekent, zulk een vorst ‘en vaut deux’, gelijk een Franschman eens van keizer Wilhelm zeide.
Er zou echter in hooge mate iets onbillijks in zijn om naast den koning de gemalin te vergeten die aan zijne zijde stond. In de opvoeding werden voor Amelie van Orleans de kiemen gelegd, die haar gemakkelijk de vruchten van het heerscherschap zouden doen plukken, maar in zichzelve droeg zij vooral datgene, wat het haar mogelijk moest maken zich in elk land, waar zij als vreemde prinses ware binnengekomen, te verheffen tot een werkelijke landsvrouwe.Ga naar voetnoot1) Ongetwijfeld hadden hare persoonlijke kwaliteiten het voordeel als uitgezocht te zijn om over een zuidelijk ras, onvervalscht gelijk het Portugeesche dat is, te gebieden; in dit land, dat met Frankrijk zijn verwantschap toont alleen reeds door den invloed, dien het uiterlijk er op de menigte kan hebben, werd de gave des hemels, welke Amelie in hare door bevalligheid en goedheid zoozeer verzachte schoonheid is geschonken, meer dan eene uiterlijkheid, werd zij iets, dat heerschte door zich te vertoonen; iets, dat voor deze in physiek en moreel opzicht zoo gevoelige natie op een sociale deugd ging gelijken. Eene der eerste tijdschriften van Lissabon besprak dit destijds in een opmerkenswaardig artikel, dat kort, | |
[pagina 90]
| |
maar in duidelijke lijnen de vorstin teekende zooals hare omgeving haar als waar kent. De koningin - aldus deze schrijver - is juist onvergelijkelijk in hare innerlijke waardigheid, welke haar immer zichzelve doet zijn, hoe ver hare attenties zich ook mogen uitstrekken, hoezeer haar zachtmoedig karakter zich mag aangetrokken gevoelen tot het lijden der meest nederigen. Zij is in dit opzicht als een statige boom, die zich zou nederbuigen om van zijn frischheid en zijn geur aan minderbedeelden iets mede te deelen en zich daarna in oude statigheid zou oprichten. Voor ons Portugeezen, gehuld in onze wijde mantels, de zoo woest uitziende sombrero diep in de oogen gedrukt, maar zacht in wezen onder een harde schil, is juist die vriendelijke drang van belangstellend medeleven, dat wakend oog voor alle denkbare belangen, die gevoeligheid, welke de ziel weerspiegelt gelijk een glimlach het gelaat teekent, in den aanvang een reden tot wantrouwen geweest, want onze geschiedenis had ons majesteit en onbewogenheid als synoniem doen beschouwen. Doch wij hebben het weldra gevoeld, dat dit charmeerend uiterlijk eene teruggave van het echte innerlijk was, dat deze leliënstengel den wortel zoo diep in onzen geboortegrond had geschoten, dat kleur en wezen zich vermengden met die van de Portugeesche roos. En de koningin met hare groote heldere oogen heeft haar nieuwe volk doorzien en verstaan, tusschen haar en dat volk doen wegvallen de muren van etiquette en bewaking. In eene beeldspraak als deze, die voor zuidelijke journalistiek flauw mag heeten, kon Amelie's beeld niet beter worden geschetst. Spontaan in allen deele zeer zeker is deze merkwaardige en belangwekkende vrouw. Meer dan een bekend verhaal getuigt ervan. Het geschiedde te Cascaës, de badplaats aan de Westkust, waar de koningin bij voorkeur toefde; het Portugeesche Trouville of San Sebastiaan, waar op het strand het koninklijk paar zich altoos bewoog te midden der onderdanen en er met de fine fleur der aristocratie niet vertrouwelijker omging dan met de plaatselijke visschersbevolking. Het was een dag, dat een | |
[pagina 91]
| |
felle storm zich deed gelden; in het paleis, een der minst weelderig en uiterlijk schitterende van de woningen der vorstelijke familie, en alleen 's zomers oplevende onder den glans van de bals, die de koningin er gaf, deed het weer zich zoo dreigend aanzien, dat men der vorstin ernstig ontraadde haar dagelijksche wandeling te ondernemen. Maar zij schudde lachend het hoofd, zeide dat ze niet zou wegwaaien, en ging uit zonder hofdames. Het gezicht op de onstuimige zee was dien dag bijzonder mooi, maar spoedig werd Amelie's aandacht van daar getrokken door een visscher, die wanhopige pogingen aanwendde om zijn eigendom in veiligheid te brengen. Juist op het oogenblik, dat zij haar lakeien wilde zeggen dien man te hulp te komen, zag zij den visscher in zee vallen, en zich niet boven de schuimende golven weer oprichten. Zonder een oogenblik te aarzelen, liep ze naar de plaats des onheils, sprong geheel gekleed te water, bereikte zwemmende den zeeman, die zijn bewustzijn reeds verloor, en kon hem zoo redden. Druipnat, doch lachend en opgewekt, betrad zij het paleis; de betuigingen van schrik en deelneming wees ze kalm af, en al wat men uit haar kon krijgen was een uiting van dankbaarheid jegens de Voorzienigheid, welke haar dezen uitgang had geïnspireerd. Maar eene indiscretie van den visscher, die de koningin had herkend, bracht het verhaal naar buiten; de kanselarijen der legaties namen er kennis van en bijna tegelijkertijd zonden de Duitsche keizer en de koning van Zweden aan de moedige vorstin de reddingsmedaille van hun land, die Amelie kostbaarder decoraties waren dan eenige der vele orden van den hoogsten rang, haar geschonken en die bij officieele plechtigheden naar den wensch van koning Carlos, getrouw op haar borst prijkten naast de meest doorluchte damesordes van Oostenrijk of van Pruisen. Terwijl koning Carlos zijn regeeringsprogram uitvoerde; terwijl hij trachtte het leger te verbeteren en de vloot althans zoodanig te versterken, dat Portugal bij de groote revues een eenigszins dragelijk figuur kon maken | |
[pagina 92]
| |
terwijl hij de uitgaven, hiervoor benoodigd, zocht te vinden in hoogere opbrengsten van den landbouw, en ontwikkeling van handel en nijverheid, vooral waar deze laatste den belangrijken wijnuitvoer betrof; terwijl hij den Portugeezen wilde leeren welk een betrekkelijken rijkdom zij nog bezitten in hun koloniaal bezit, al heet men dit terecht een schaduw van vroeger glorie; terwijl de vorst met een ernst, die in Europa blijkbaar nimmer erkend is geworden, werkzaam was; wist Amelie haar plicht te doen door hem in deze heerscherlijke taak te steunen voor zooverre haar dit mogelijk kon zijn. In zware tijden toonde de koningin zich immer aan de zijde van haren gemaal, en alleen op die wijze is zij er in geslaagd voor de Portugeezen eene vorstin te worden, van wie zij zich alles nu kunnen voorstellen, behalve dit eene, dat zij eens voor hen eene vreemdelinge was; Zij was, men wist het, een zorgvolle gade, die zelve twee dagen achtereen aan Carlos' ziekbed waakte toen typheuse koortsen, door drinken van slecht water aan boord van een der schepen opgedaan, hem aan den rand van het graf brachten; eene goede moeder, die aan de opvoeding harer twee zonen den besten tijd besteedde. En toch vond zij gelegenheid om ook in het volksleven haar artistieken zin te doen spreken door de bevordering van de kantwerkerij, die in de arrondissementen benoorden de Taag een zeer speciaal karakter heeft, dat Madame Rattazzi de Rüte, de bekende prinselijke schrijfster van Napoleontischen bloede als uiterst schoon roemde en waarvan zij in haar ‘Portugal à vol d'oiseau’ den omzet alleen voor het schiereiland Peniche, dat het centrum der beweging zou kunnen heeten, schatte op meer dan honderd duizend francs per jaar; een omzet, die er zeker niet op verminderd zal zijn sedert de koningin zich bij voorkeur Portugeesch kantwerk aanschafte. Tezamen toonden Amelie en Carlos vooral hun belangstelling in de visschersbevolking; de visschers vormen het meest nationaal trouwe deel der bevolking; in de visschershutten vooral was het koningspaar bemind en in weinige ontbrak na Amelie's redding van een eenvoudig zeeman haar portret. Aan de kust dan ook | |
[pagina 93]
| |
voelden de leden der vorstelijke familie zich immer geheel thuis, en voor de weezen der marine, voor de weduwen van op zee omgekomen visschers deed koningin Amelie meer dan voor wie ook.
* * *
Of er een bepaalde reden is om juist thans dit een en ander in het licht te stellen, deze feiten uit wat reeds geschiedenis geworden is, terug te halen? Inderdaad, actueel kan de voorafgaande beschouwing niet genoemd worden, en actueel heeft ze ook niet gepoogd te zijn: ze heeft alleen willen trachten in een scherp licht omstandigheden van een nog niet zoo heel ver verleden te doen zien, en heeft naarmate ze meer de actualiteit mist, ook meer kans tot overdenking. En dat is wel noodig, omdat de tegenwoordige toestand van het Portugeesche Rijk de moeite loont om beschouwd te worden met ernst en met aandacht. Toen eenmaal de eerste ontzetting over den dubbelen koningsmoord geweken was en men rustig de gevolgen van deze daad kon overzien, toen kwam al spoedig de algemeene erkenning, dat in die gevolgen meer viel gade te slaan dan de val van den dictator Franco alleen, dan het verlies van het gekroonde hoofd en den troonopvolger; gevoelde men daarnevens, dat bovenal gevraagd diende te worden naar de politieke gevolgen voor de geschiedenis van het Rijk. Men meende allereerst, dat de republikeinen slechts nadeel zouden ondervinden van dezen fatalen aanslag, dat men hen als georganiseerde partij zou verwijten datgene wat slechts de uitbarstingen waren van het al te heftig temperament van enkele van de meest ongedisciplineerden der partijgenooten. Zulks geschiedde werkelijk, zelfs de leiders als Machado en Almeida ontkenden niet, dat der republikeinsche gezindheid deze aanslag voor een groot deel moest worden toegeschreven, doch zij vestigden er uitdrukkelijk de aandacht op, dat niet de partij als zoodanig schuldig mocht worden verklaard, dat deze schuld alleen viel ten opzichte van de enkelen, die in al te vurigen ijver achter den rug der partijge- | |
[pagina 94]
| |
nooten om dingen deden, welke in het partijprogramma geenszins waren opgenomen. De republikeinsche partij wist zich als zoodanig vrij te pleiten in de oogen van diegenen, die zelfs Franco's dictatuur geene verontschuldiging voor dezen aanslag konden vinden, al ontkenden ze niet, dat de republikeinen gevaarlijk spel hadden gespeeld. Toch, tegelijkertijd bleef de macht dierzelfde republikeinen in de oogen van de massa van het volk ongeschaad, waren zij het, die een bevreesd geworden monarchaal bewind hadden gedwongen met één slag alle vrijheden terug te geven, welke Franco had durven afnemen, en zijn zij het geweest, die op meer dan eene wijze als de vrijheidshelden zijn gehuldigd en herdacht geworden. Wie meende met een enkelen oppervlakkigen blik te mogen zeggen, dat die ongelukkige laatste Januaridag van 1908 den republikeinen een onherstelbaar nadeel toebracht in hunne positie in het Portugeesche koninkrijk, hij vergist zich en vergiste zich te meer naarmate hij het beleid van een genialen Machado over het hoofd zag. Deze heeft de troeven, hem door den verwarden toestand in handen gegeven, wel weten uit te spelen, en dat dit duidelijk en naar buiten niet meer resultaat heeft gehad - wie kan trouwens de resultaten beoordeelen van wat misschien voor een tijdperk van jaren is bereid - dat moet geweten worden daaraan, dat de omstandigheden machtiger waren dan hijzelf, en dat de persoon van den jongen, innemenden vorst meer zich deed gelden dan men had kunnen vermoeden. Een groote invloed is er zeker uitgegaan van de dagen, die op den misdadigen moordaanslag volgden. Invloed in tweeërlei opzicht. Het oordeel over Franco als dictator, meer nog over Franco als staatsman is zeker in meer dan een opzicht onbillijk en onrechtvaardig geweest; dit wel in de meest sterke mate, waar men vergelijkingen ging treffen tusschen hem en den grooten Pombal, en daarbij vergat, dat de twee eeuwen, welke tusschen beider heeerschappij liggen, niet alleen de verhoudingen der innerlijke volkerensamenleving hebben veranderd, maar ook anders hebben doen oordeelen over daden en personen | |
[pagina 95]
| |
dan zulks op den dag zelven kon geschieden. En zonder den gevallen minister, van wien sedert niemand meer iets heeft gehoord en wiens weggaan inderdaad naar de schilderingen van de ‘Frankfurter Zeiting’ een vlucht zonder meer is geweest, een vlucht voor veiligheid en voor verantwoordelijkheid, te willen verdedigen, moet dit toch erkend worden, dat hij, die poogde der dynastie direct een dienst te bewijzen, en daarin faalde, indirect voor zijn souverein de meest practische staatsman werd, dien men zich wenschen kon, de raadsman, die de practijk in zich zelf belichaamde. Wat door zijn toedoen en door zijn te groote gestrengheid geschiedde, leerde den jongen koning, leerde hem met open oogen rondzien en standvastig staan tegenover zijn volk, en in zooverre vergat hij, en vergat zijn moeder in die dagen niet minder, de Bourbonsche afkomst van beider stamhuis, schenen zij zich niets meer te herinneren van het wezenlooze der voorvaderen, die niet wilden en niet konden leeren, die niet wilden en niet konden vergeten. Op een critiek oogenblik besteeg de jonge Manuel de treden van den troon; critiek niet alleen innerlijk, maar ook uiterlijk. Zeer zeker gaf zijn jeugd hem een onschatbaar voordeel, dat door zijn innemende stoutmoedigheid nog werd aangevuld; zeer zeker ook moest hij in deze omstandigheden sympathiek zijn en mocht men niet vergeten, dat hij de eenige zoon was van de geliefde koninginweduwe. En zijn optreden heeft hem tot nu toe, en dat is reeds twee lange jaren, veel, bijna alles van die sympathie doen behouden. Niet meer dan noodig was heeft hij zich met de politiek ingelaten, niet meer dan oogenblikkelijk gewenscht werd, heeft hij verbeteringen trachten aan te brengen. Doch hij heeft gereisd, hij is getrokken door de provincieën van zijn vaderland, en hij heeft zich vertoond aan de buitenlandsche hoven. Portugal bemerkte eensklaps, dat het een koning had; en het buitenland leerde, dat het oude rijk der Braganza's nog bestond, nog veel behield van zijn oude en fiere tradities. Want, dat is zeker, zoo heel ondergeschikt als men | |
[pagina 96]
| |
het heeft willen doen voorkomen, is Portugal's plaats in de buitenlandsche politiek thans niet. Men heeft in de laatste jaren van het bewind van koning Carlos een opdringen bemerkt naar den Engelschen kant, en zelfs de plannen voor de versterking van Oporto droegen het stempel van deze overdreven vriendschap. Hoezeer deze vriendschap, die den Engelschen in gevaarlijke tijden een even vasten voet op het Iberische schiereiland zou geven als Wellington er eenmaal had, de ijverzucht opwekte van den Duitschen neef, het is in het voorjaar van 1906 en 1907 meer dan duidelijk gebleken. Portugal evenwel begint zich zelf een plaats te doen innemen, het buigt zich naar den Spaanschen kant en koning Manuel schijnt met graagte de hand te grijpen van zijn jongen broeder op den troon in Spanje, die hem zal binnenleiden in den kring der Latijnsche Unie. Alleen op die wijze kan Europa hopen een werkelijk evenwicht te verkrijgen, en de nauwe relaties, die Portugal nog steeds binden aan Zuid-Amerika, de invloed ook, dien het heeft in de Afrikaansche koloniale politiek, zijn factoren van niet geringe waarde. Portugal verdient gekend te worden, het is niet alleen een land met een schitterende natuur, een land waar zoowel in het woeste hooggebergte als in de heerlijke schilderachtige vlakten alles poëzie is en poëzie ademt, het is een land, dat in zijn toekomst ongetwijfeld zijn verleden zal terug vinden. Veel is er gebrekkigs in zijn staatsmachinerie, veel ook valt er te laken in zijn parlement, waarvan wij het innerlijke een weinig leerden kennen in de dagen, dat Senor Hintze Ribeiro den strijd met Nederland scheen te willen aanbinden omtrent het consulair exequatuur aan de baai van de Delegoa. Maar er leeft daar een volk, voor een deel nog behept met verouderde en ouderlijke denkbeelden, doch een volk tevens, dat genoeg kracht in zich heeft om zich te verheffen van een niveau van lageren rang tot de plaats, welke het eens innam, indien het slechts gehoor wenscht te geven aan de roepstem van een krachtigen en frisschen geest, die het wil en kan leiden. | |
[pagina 97]
| |
Wat het Portugal der naaste toekomst onder zijn nieuwen koning geven zal, het is niet te zeggen zonder meer. De politieke toestand van elken dag is nog bedenkelijk genoeg, vertoont in niet geringe mate dezelfde verschijnselen, gebrek aan concentratie en eenheid van gedachte voornamelijk, welke Spanje kenmerkten bij de troonsbestijging van Alfonsus XIII, doch die daar thans reeds aanmerkelijk zijn verbeterd. Het groote gevaar, het behoeft niet nader betoogd te worden, ligt hier bijzonder in de felle actie der republikeinen, gevaar voor het koningshuis, gevaar ook voor geheel het volk. Want ieder intelligent man in de landen van de Taag weet, dat een regime der republikeinen Portugal zou brengen, wat het Spanje reeds jaren geleden zoo droef gebracht heeft. De republikeinen hebben invloed op de massa's, maar juist, omdat hun invloed minder het sociale leven raakt, minder den kern van het volksbestaan beroert dan de socialisten dit vermogen, is die invloed niet zoo gevaarlijk. Hij is bovendien in Portugal niet verward met andere elementen; de Miguellisten staan tegenover de republikeinen in Portugal veel zuiverder dan de Carlisten tegenover de Spaansche kameraden; de anarchisten bovendien missen er hun Barcelona. In betrekkelijk voordeelige condities - van ‘zakelijk’ standpunt dan beschouwd - heeft Manuel II den troon bestegen; hij was voor de taak niet opgeleid, maar daar wel voor berekend; hij is sympathiek reeds door zijn jeugd en zijn geschiedenis; hij heeft een moeder naast zich, die het hart van het volk kent. Als allen, die voor Portugal heil zien in den monarchalen regeeringsvorm, zich om hem scharen, kan hij veel doen voor de toekomst van Portugal, dat slechts wacht op ontwikkeling van zijne hulpbronnen, op ontginning van zijne rijkdommen, op voorbeeld om na te volgen. Hij vindt zeker menig ontwerp gereed, hij kan voortbouwen op grondslagen, die met moeite zijn gelegd en misschien nu waardeering zullen vinden. Enkele van die grondslagen hebben we trachten te toonen, in groote trekken althans aan te geven in het leven van den overleden Portugeeschen souverein, hetwelk rijk | |
[pagina 98]
| |
was gelijk elk vorstenleven. Wij bedoelden geene biographie, veel minder eene beoordeeling, welke aan de geschiedenis alleen is. Koning Carlos I was een man, die zijne gebreken had als ieder ander en wiens hooge positie deze gebreken dubbel deed uitkomen; een man, die ook zijne deugden telde, welke naar buiten zoo weinig werden geloofd, wijl men immers zoo gauw klaar staat iets goeds van vorsten te vertellen. De vorst genoot geene vriendelijke beoordeeling in Europa, waartoe zijn uiterlijk van al te voldaan menschenkind ook niet opwekte; hij viel in ernstige opvatting dikwerf te zeer buiten den gezichtskring van den Portugees om echt populair te zijn. Doch niettemin zijn er hoog verheven vorstenlevens geweest, minder welbesteed dan het zijne; niettemin verdient wat hij inderdaad tot stand bracht, meer belangstelling en waardeering dan de gewone oppervlakkige negatie. Niet slechts de geweldadige dood van dom Carlos I gaf hem recht op aller aandacht. En wij hebben getracht met enkele losse grepen uit zijn leven te doen zien, dat van dezen vorst meer kon gezegd worden dan alleen het de mortuis nil nisi bene! Misschien was het er, na een paar jaar van vergeten, wel de tijd voor. |
|