| |
| |
| |
Leestafel.
De Makassaren. - Herinneringen uit mijn diensttijd als controleur B.B. op Zuid Celebes. - Lezing, gehouden door J. Tideman .... Haarlem, N.V. Dr. en Uitg. zaak ‘Insulinde’ (1909).
Deze brochure moge in veler handen komen!
In de eerste plaats in die der aanstaande Indische bestuursambtenaren, wien op verschillende wijzen, maar steeds met ernst en nadruk, de les wordt voorgehouden: ‘zonder liefde en toewijding is geen goed besturen mogelijk’.
Dan van de ‘hervormers’, die alles van wetten en voorschriften verwachten. De heer Tideman geeft een treffend voorbeeld, hoe in zijne afdeeling met veel overleg, na veel voorbereiding, langzaam aan, dessaloemboengs werden opgericht: in het eerst twee als proef, toen zes; eindelijk, eenige jaren later, waren er 31, met instemming en medewerking der bevolking. Die loemboengs (dorps-rijstschuren) werkten prachtig; het aanvankelijk wantrouwen tegen de ‘nieuwigheid’ was overwonnen. Maar....
Het ging nu in ééne afdeeling naar wensch, dus volgde verder ingrijpen van overheidswege: deze weet immers het best wat goed is voor de bevolking. Er kwamen ‘lastgevingen’ om overal zulke schuren op te richten: en het ligt voor de hand. dat een ambtenaar, die niet den schijn wil op zich laden dat hij geen oog voor de belangen des volks heeft, die lastgeving ten uitvoer brengt.
‘En wat was het gevolg?’ vraagt de heer Tideman (bl. 27):
‘Dat daar, waar de bevelen met de meeste gestrengheid werden gegeven, de loemboengs het minst gedijden. De bevolking richtte schuren op en bracht eene zekere hoeveelheid padi in, maar de werking van de loemboeng was nihil. Men kwam niet (padi uit de schuren) leenen, en men meende het best te doen door maar lijdelijk af te wachten. Het heette dan, dat in zulke streken gebleken was dat er geen behoefte aan padischuren met het omschreven doel bestond, en men vergat daarbij dat, indien de zaak anders ware aangepakt, er zeker een heel ander resultaat zou zijn bereikt. En zoo is het ook met andere zaken’....
| |
| |
Och, dat men dit wat meer bedacht, en de struikjes van goede bedoelingen tijd gunde om tot krachtige boomen op te groeien; dat men toch afkeeriger steeds werd van schijnvertoon, van fraaie regelingen, alleen op papier! Onze Indische onderdanen zouden er wèl bij varen.
De brochure van den heer Tideman moge eindelijk ook in handen komen van Nederlanders, die òf een overdreven gewicht hechten aan de adviezen van personen die immers zelf in Indië geweest zijn, òf, tot een ander uiterste vervallend, meenen dat zij wel over moeilijke Indische quaesties kunnen meepraten al weten zij van Indische toestanden niets, wanneer zij hun ‘gezond verstand’ maar laten werken.
Dat ‘gezond verstand’ dient toch, zouden wij meenen, geleid te worden door kennis, onverschillig waar deze verzameld is.
‘Men hoort veelal over Indië zooveel volslagen nonsens debiteeren, dat men de onkunde van het groote publiek met Indië wel kan verklaren’, zegt de heer Tideman (bl. 8). Het moge, hopen wij, een unicum zijn dat, naar hij uit zijne ervaring mededeelde, een Nederlandsch onderwijzer niet eens wist waar Makassar zoo ongeveer lag, - men stuit telkens, ook bij hooggeplaatsten in den lande, op onbegrijpelijke onkunde, zelfs van elementaire zaken; wat hun echter niet belet, met een beroep op het gezond verstand, daarover te redekavelen.
E.B.K.
Methodologisches und Philosophisches zur Elementar-Mathematik von G. Mannoury. Priv. Doz. an der Universität zu Amsterdam. Haarlem. P. Visser Azn., 1909.
Aan een deskundige zou het, meen ik, gemakkelijk vallen over dit werk een heele reeks artikelen te schrijven. Daarmede zou hij echter aan de meeste lezers van ‘O.E.’ geen genoegen doen. Eigenlijk is het niet een boek, waarvan de beoordeeling hier t' huis behoort. Om niet onbeleefd tegenover den auteur te zijn willen wij er nogtans iets van zeggen.
Reeds in de inleiding tot zijn boek betoogt de Hr. Mannoury, dat de zekerheid der mathematische waarheden zeer betwistbaar is. De grondbegrippen, welke op mathematisch gebied voorkomen, zijn onbepaald en betrekkelijk. Neem b.v. het begrip éénheid. Noch in de uitwendige, noch in de innerlijke ervaring treffen we iets aan, waarvan we kunnen zeggen, dat het werkelijk een éénheid is. Bij nader toezien blijkt alles, wat we als éénheid opvatten, zich bij andere dingen aan te sluiten, en dus een fragment te zijn. Daaruit blijkt hoe gebrekkig, hoe nevelachtig het begrip der éénheid is.
| |
| |
't Is jammer, zou ik zeggen, dat de Hr. Mannoury de voortreffelijke Logika van Prof. Sigwart niet bestudeerd heeft. In dat geval zou hij bespeurd hebben, dat er aan den empirischen oorsprong van het begrip éénheid getwijfeld kan worden. Eénheid is een elementair en dus ondefinieerbaar begrip. Wij verwerven het door te letten op wat we doen, als we onderscheiden en verbinden. Aan den oever van een stroom onderscheiden we land en water. We kunnen onze aandacht vestigen op die twee voorwerpen. Maar we kunnen ook letten op datgene wat we doen, als we zoo het een van het andere afbakenen. Deze reflexie, deze zelfbeschouwing van het ik in zijn geestelijke werkzaamheid verschaft ons begrippen van onderscheid, identiteit, gelijkheid, éénheid. De inhoud van wat we onderscheiden is velerlei en wisselend, maar het onderscheiden zelf is steeds één en hetzelfde. Wat we van iets anders onderscheiden wordt daardoor, evenzeer als dat andere, als één gesteld, als één naast een ander één. Zoo worden de begrippen een en twee geboren, zoo wordt de grondslag der oneindige reeks van getallen verworven. Een eenheid is ieder objekt van het denken, dat van eenig ander objekt wordt onderscheiden. Wij maken het tot een eenheid door het daarvan te onderscheiden. Het begrip dapperheid kan evengoed als een gulden of een paard als een éénheid worden opgevat. Daarvoor is het enkel noodig dapperheid b.v. van roekeloosheid te onderscheiden. De grondverrichting van het denken bestaat in het onderscheiden en samenvatten van door ons gestelde eenheden. Daar wij die verrichting op iederen inhoud kunnen toepassen, is alles telbaar. Daar ons denken, als wij er onze aandacht op vestigen, tellen blijkt te wezen, zijn de wetten van het getal tevens wetten van het denken.
Het onderscheid tusschen concrete en abstracte getallen is nu gemakkelijk aan te wijzen. Een abstract getal: 3, 7, drukt enkel verschil uit, geen overeenkomst. Een concreet getal: 3 paarden, 7 guldens, drukt behalve bewustzijn van verschil tevens bewustzijn van gelijkheid uit.
Onjuist is het te meenen, dat de abstracte getallen door abstractie van de concrete natuur der getelde dingen worden verkregen, dat het getal 2 b.v. in het bewustzijn geboren wordt door te letten op de overeenkomst tusschen twee klokslagen, twee muntstukken, twee sterren en twee begrippen. Het zijn niet de twee in getal zijnde dingen, het is de reflexie op ons scheiden en verbinden, de reflexie op de synthese van iets en iets anders in het bewustzijn, waardoor de voorstelling 2 ontstaat. We kunnen de synthese over meer termen dan 2 uitstrekken, voortgaan in ons
| |
| |
bewustzijn van de eene eenheid tot de andere en de vroegere schreden telkens samenvatten: zoo komt met het tellen de wet van het tellen tot ons bewustzijn en bespeuren wij, dat volgens een en dezelfde wet de reeks der getallen geheel vrij tot in het oneindige kan worden voortgezet. Het is de eenvormige wet der getalsvoortbrenging en niet de ervaring, welke het besef van een oneindige getallenreeks in ons doet oprijzen. Natuurlijk worden we bij dat doorloopen van de getallenreeks gesteund door de telwoorden of de cijferteekens.
Op grond van dergelijke beschouwingen kunnen we ons moeielijk vereenigen met wat de Hr. Mannoury in zijn merkwaardig en van veel geestesinspanning getuigend boek neerschrijft: ‘Wenn dies aber so ist und wir auch in uns selbst nichts wahrzunehmen vermögen, das dem Begriffe eines wirklich Einzelnen genügt, so muss auch der mathematischen Einheit, welche doch nur ein Produkt unseres Geistes sein kann, dieselbe Grundeigenschaft von Unscharfheit und Relativität anhaften, und ist es uns nur möglich in der Mathematik eine scheinbare Exaktheit hineinzulegen, indem wir das Mangelhafte des Einheitbegriffes so viel wie möglich vergessen, es so viel wie möglich ausser Acht lassen’.
Op grond van dergelijke beschouwingen kunnen we ons nog minder vereenigen met de bewering van Rousseau ‘que l'état de réflexion est un état contre nature et que l'homme qui médite est un animal dépravé’. Als de mensch van réflexie verstoken ware, zou hij niet kunnen tellen, evenmin dus optellen, vermenigvuldigen enz. en met den aap op ééne lijn staan.
v.d.W.
Dr. J. Vürtheim. Herinneringen aan Hellas, 1909.
Zonder uitgeversnaam op den titel verschijnt dit boekje. Alleen voor zijne vrienden heeft dus de schrijver zijn boeiende Gidsartikels tot een bundel vereenigd? Op gevaar af van beschuldigd te worden, dat ik vrijgevigheid beantwoord met indiscretie, wil ik wel verraden dat belangstellenden zich deze Reisherinneringen kunnen aanschaffen bij den boekhandelaar de Vroede, Trans te Utrecht.
Het is de Mekka-reis voor een Hellenist, zulk eene reis naar Griekenland, die in onze dagen nog niet geheel en al tot een banaal nummer in 't Cook's programma is gedegenereerd, al ontbreken op de Acropolis de al te bekende geruite Waterproofs helaas zelden.
Het is eene Mekka-reis, ook in dien zin dat zij die thuis bleven den teruggekeerden reiziger willen hooren getuigen. En in die
| |
| |
begeerte dreigt den verhaler geen gering gevaar. De ‘heilige plaatsen’. Hoe licht verlokt hare beschrijving òf tot geestdriftigheid, die pas aan de schrijftafel is ontstaan, òf tot geleerdheid die zelfs den vakgenooten niet welkom is! Voorzeker wie deze en dergelijke gevaren aan Hellas-beschrijvingen verbonden eenigszins van naderbij kent, zal genieten bij de lectuur van dr. Vürtheims zeer doordachte ‘Herinneringen’. Want het is een fijn, soms zelfs een pikant genot, dezen ernstigen en zeer belezen Hellenist het land der belofte te zien naderen; eerst aarzelt hij, bijkans wantrouwend als een, die bij diepgaande en veelzijdige studie meermalen ervaren heeft, hoeveel conventie er ligt in de bewondering van het zoolang en op zooveel tonen bewonderde; maar straks geeft hij zich over, door de onweerstaanbare macht van het aanschouwen overwonnen en tot getuigen en verhalen gedwongen.
Dengenen, die vroeger ook zelf hebben geflaneerd op de kaden van het lachende Nauplia of hebben neergezeten, in stillen eerbied verdiept, op de Delphische Parnassoshelling, die ook zelf op Corfu Nausikäa, of aan de hand van den profetischen Dörpfeld op Leukas de voetstappen van Odysseus hebben gezocht, beloof ik genotvolle uren, wanneer zij aan hun haardvuur onder leiding van Dr. Vürtheim hunne zwerftochten nog eens herhalen. Hij zal het hun zeker vergeven, indien ze soms zonder zijne autoriteit een oogenblik afdwalen. Wij, philologen, zijn nu eenmaal boekgeleerden: de literaire studie, die voor ons zelf het reisgenot levendiger en dieper maakt, kan wel eens voor hen die naar ons luisteren de taak wat verzwaren. Ik wil dan ook niet ontkennen dat van tijd tot tijd de geleerde schrijver dezer reisschetsen meer door klassieke en moderne herinneringen, historisch en literair, wordt overstelpt, dan dienstig is voor de aandacht van zijn hoorders. Maar straffeloos verzuimt men het luisteren hier niet lang. Immers Dr. Vürtheim is een man die de dingen met een eigen oog ziet, een reiziger met sterke impressionabiliteit, een verhaler die niet spreekt over dingen, tenzij ze hem door het hart zijn gegaan, en een philoloog die oud-Hellas liefheeft met oprechte - niet met verblinde liefde.
Een zijner reis-anecdotes sluit de schrijver met deze woorden: ‘Sinds dien zeventienden dag van Mei leg ik elke brochure over “geen Grieksch” of “wel Grieksch” ongelezen ter zijde’. Het zou een schoone belooning voor Dr. Vürtheim zijn, indien hij van velen dit getuigenis mocht hooren: ‘Zulk een boek als het uwe is het beste pleidooi voor “wel Grieksch”’.
K.K.
| |
| |
Voorts zijn door de redactie ter aankondiging ontvangen de navolgende boekwerken:
P.H. Hugenholtz Jr. Franz van Assisi. Amsterdam. Van Holkema en Warendorf. |
Mr. Dr. B. Gewin. De doodstraf. (Christendom en maatschappij II, 5 en 6). Utrecht. Ruys, 1909. |
K. Fernhout. Onze christelijke opvoeding en sexueele voorlichting. Utrecht. Ruys, 1909. |
Wereldbibliotheek: Oscar Wilde. Het Granaatappelhuis. Vert. d. Liane van Oosterzee; J.E. Celliers, Liefde en Plig, Zuid-Afrikaans Tooneelspel in 4 bedrijven; ‘Sesam open U’, eene Inleidende Bloemlezing van de Wereld-bibliotheek. Amsterdam. Mij. van Goede en Goedkoope Lectunr, 1909. |
Dr. J.F. Beerens. Christendom en Vrouwenbeweging. Utrecht. G.J.A. Ruys, 1909. |
Mr. F.D.E. van Ossenbruggen. De regeling van het Desabeheer en die van het Credietverband, getoetst aan de eischen van het Inlandsch Credietwezen. Leiden. S.C. van Doesburgh, 1909. |
Sociologus. Eenige fragmenten uit toestanden in Nederland en Insulinde, beschouwd uit een christelijk-economisch standpunt en voorgelegd aan het Nederlandsche volk. 's Gravenhage. M. van der Beek's, hofboekhandel, 1909. |
Herm. Heyermans Jr. Verzamelde tooneelspelen en opstellen over het tooneel. Eerste Bundel. 1. Uitkomst. 2. Vreemde jacht. Amsterdam. S.L. van Looy, 1909. |
H.F. Roll. Is Reorganisatie van de School tot Opleiding van Inlandsche Artsen te Weltevreden nogmaals noodig? Dordrecht. Boek- en Steendrukkerij v/h. Morks & Geuze, 1909. |
Frederik van Eeden. De Nachtbruid. De Gedenkschriften van Vico Muralto. Amsterdam. W. Versluys, 1909. |
H.Z. Zegers de Beyl. Gekrookt riet. Amersfoort. Valkhoff & Co., 1909. |
Henry Bordeaux. Als ons de oogen opengaan... Uit het Fransch door Cath. W. Eck. Amersfoort. G.J. Slothouwer, 1909. |
Supplement bij den derden druk van Mozaïek, door F.W. Drijver. Groningen. P. Noordhoff, 1910. |
F.C. Fleischer. De Doopsgezinden (Kerk en Secte No. XXVIII); Dr. J.A. Bruins. De Wonderverhalen der Evangeliën (Redelijke Godsdienst No. 5); Prof. Dr. R.H. Grützmacher. Is Jezus op bovennatuurlijke wijze geboren (Levensvragen IV, 5); Dr. M.C. van Mourik Broekman. Het streven naar onafhankelijk zedelijk onderwijs. (Paedagogische Vlugschriften, No. 8); ‘Boeken waar je wat aan hebt’ Nov. 1909; Mevr. Hovy-Gunning. Het Sexueele Vraagstuk en de Christelijke Opvoeding. (Gemeenteleven en Huisgezin No. 7). Baarn. Hollandia-Drukkerij, 1909. |
Century Path. The Brotherhood of Humanity, the promulgation of Theosophy. Point Loma, California, U.S.A. |
C.N. en A.M. Williamson. In Zilver Gevat. Geautoriseerde vertaling. P.A. Visser Azn. |
Runa (Elisabeth Beskoor). Eeuwigheidslicht. Uit het Zweedsch door A. Lukkien. 's Gravenhage. D.A. Daamen. |
|
|