Onze Eeuw. Jaargang 10
(1910)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Man en vrouw.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
openbaar gemaakt. Dit artikel werd overgenomen in no. 28 van den 16den jaargang van de ‘Leipziger Lehrerzeitung’, terwijl er door iemand, die zich G. teekent, nog een aantal, meestal officiëele gegevens aan toe werden gevoegd. Beginnen wij met een, door mij uit verschillende in die artikelen voorkomende tabellen samengesteld, overzicht van de aldus aan het licht gekomen feiten.
Zoowel in Berlijn als in Leipzig zien wij dus niet alleen, dat het aantal ziektegevallen onder de onderwijzeressen percentsgewijze veel grooter is dan dat onder de onderwijzers, maar bovendien dat het aantal ziektedagen der vrouwen per vrouwelijke leerkracht gemiddeld het dubbele bedraagt van het aantal ziektedagen der mannen per mannelijke leerkracht. Precies hetzelfde nu vinden we in München en in Breslau. Uit München wordt een statistiek gepubliceerd over het dienstjaar 1906-'07, die betrekking heeft op 705 onderwijzers en 700 onderwijzeressen. Een zieke onderwijzer aldaar was gemiddeld 25,5 dagen ziek, een zieke onderwijzeres daarentegen 35,5 dagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het aantal ziektedagen der onderwijzers, berekend per onderwijzer, bedroeg 10,2, dat der onderwijzeressen, berekend per onderwijzeres 21,3. In Breslau werden ziek
Het is duidelijk, dat bovenstaande cijfers hun weerspiegeling vinden in het bedrag der onkosten, die dit ziek zijn voor de gemeenten met zich brengt. Voor Breslau bedroegen die onkosten:
Hoewel dus het aantal der in Breslau werkzame onderwijzeressen de helft bedroeg van het aantal der aldaar werkzame onderwijzers, had de gemeente toch 3-5000 Mark onkosten minder door het ziek-zijn der laatsten dan door het ziek-zijn der eersten. We vinden dat ook uitgedrukt in de hier volgende cijfers: in 1906/07 had de stad Breslau per zieken leeraar 155, per zieke leerares 219 M. onkosten, of per mnl. onderwijskracht 20, per vrouwelijke 47 M. En in 1907/8, per zieken leeraar 172, per leerares 187 M. of per mnl. onderwijskracht 20, per vrouwelijke 56 M. onkosten. Charlottenburg had gemiddeld per mnl. leerkracht 26, per vrl. 81 M. onkosten, per mnl. zieke leerkracht 227, per vrouwelijke zieke leerkracht 345 M.
Ten slotte laten wij hier nog een tweetal tabellen volgen, die ons een inzicht geven in het aantal ziektedagen per leerkracht, naar den leeftijd gerangschikt, voor mannen en vrouwen afzonderlijk en in den duur van het ziek zijn, eveneens voor mannen en vrouwen afzonderlijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantal ziektedagen per mnl. en vrl. leerkracht, naar den leeftijd gerangschikt, te Berlijn.
In München waren in het schooljaar 1906/07 (de statistiek loopt over een aantal van 705 onderwijzers en 700 onderwijzeressen, men mag deze cijfers dus gelijk stellen) langer dan 30 dagen ziek:
Vooral de eerste tabel is leerrijk: het aantal ziektedagen per vrouwelijke leerkracht is steeds grooter dan dat per mannelijke, op één uitzondering na; het aantal ziektedagen per mannelijke leerkracht neemt met den leeftijd in weinig beteekenende mate toe; daarentegen ziet men het aantal ziektedagen per vrouwelijke leerkracht met het klimmen van den leeftijd lang niet onbeteekenend toenemen.
Wij verlaten thans het rijk der dorre cijfers en komen in dat der beschouwingen, waartoe zij aanleiding geven. Vermelden wij dan eerst, wat Thiersch naar aanleiding van zijn onderzoekingen opmerkt. De bovenstaande tabellen bewijzen opnieuw de zwakkere constitutie van het vrouwelijke geslacht. Neemt men nu | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in aanmerking, dat de onderwijzers in Leipzig gewoonlijk 30 uur per week les moeten geven en de onderwijzeressen maar 28, dan volgt daaruit dat dit geringe verschil in arbeidsduur niet opweegt tegen het tekort aan constitutioneele kracht. Wil men daaraan tegemoet komen, dan zal men den arbeidsduur der vrouwelijke leerkrachten moeten beperken tot het twee derde gedeelte van dien der mannelijke. Maar men moet vooral het kwaad bij den wortel aanvatten. Het is Thiersch opgevallen, dat meisjes, die zich na haar opleiding in de opleidingsscholen (Seminariën), aanmelden voor een betrekking als onderwijzeresse, tot zulk een bleekzuchtig, zenuwachtig type behooren. Toch schijnt het onbillijk en hard om iemand, die jarenlang heeft gestudeerd, en hard gestudeerd, bovendien een zwaar examen heeft afgelegd, af te wijzen alleen, omdat ze bleekzuchtig of nerveus is. En zoo worden zij onderwijzeressen... dikwijls tot haar eigen nadeel. Hier nu is het, dat de bijl boven den wortel moet worden opgeheven. Voor de toelating tot de opleidingsscholen stelle men strenge eischen; alleen de allerkrachtigsten moeten worden toegelaten; persoonlijke bevoorrechting worde vermeden. Bovendien verlenge men den leertijd voor de aanstaande vrouwelijke leerkrachten en geve haar meer dan tot dusver tijd om tegelijk met de ontwikkeling van haar geest ook haar lichaam te versterken.
G., die, zooals wij zagen, de gegevens van Thiersch belangrijk aanvulde, maakt de opmerking, dat men oprecht medelijden moet gevoelen met die tallooze vrouwen, die door een harde noodzakelijkheid gedwongen worden een beroep te kiezen, dat eischen oplegt, waaraan een man al moeilijk kan voldoen. Hoe zou de statistiek er wel uitzien, als de vrouwen ook eens het geheele aantal uren moesten werken en, evenals de meerderheid der mannelijke leerkrachten, nog extra-uren moesten arbeiden om in de behoeften van haar huisgezin te voorzien? Hij wijst er op, dat het aantal onderwijzeressen in Duitschland van 1901- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1906 met 7000 is toegenomen, d.i. gestegen van 15 tot 18 percent van alle leerkrachten. Wanneer tal van familievaders tegenwoordig van meening zijn, dat het beroep van onderwijzeres voor hun dochters goed genoeg betaald wordt en niet al te zwaar is, dan is dat een dwaling, waarvoor alleen door de betrokkene geboet wordt met een vroegtijdig verwelken en een voortdurend krukken. Maar wanneer stedelijke en landsregeeringen het er op aanleggen om van de goedkoopere vrouwelijke werkkrachten partij te trekken ten einde wat geld uit te sparen, dan ontstaat een sociaal euvel, waartegen de artsen als hoeders der volksgezondheid te velde moeten trekken. (De vraag in hoeverre dit geldelijk voordeel weer te niet wordt gedaan door de grootere onkosten tengevolge van het veelvuldig en langdurig ziek zijn der onderwijzeressen wordt door G. niet aangeroerd.) G. gaat zoover, dat hij de vraag stelt of in 't algemeen het lesgeven in de volksschool aan vrouwen kan worden toevertrouwd en hij beantwoordt die vraag als volgt: Zoowel door haar lichamelijken als door haar geestelijken aanleg, zoowel door haar opleiding als door haar sociale verhoudingen zijn in het algemeen de onderwijzeressen niet zoo geschikt voor den arbeid in de volksschool als de onderwijzers. Zij kunnen de onderwijzers in de volksschool niet vervangen, doch alleen hun werkzaamheid aanvullen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Van hoe groot belang de boven medegedeelde onderzoekingen van Thiersch, aangevuld door G., ook mogen zijn, lijkt het mij toch niet geoorloofd daaruit nu reeds zulke verregaande conclusies te trekken als door dezen laatstgenoemde wordt gedaan. Thiersch schijnt ook deze meening te zijn toegedaan; op de tiende jaarvergadering van den ‘Deutschen Verein für Schulgesundheitsplege’, welke 1 en 2 Juni 1909 te Dessau werd gehouden en waar hem het referaat over de ‘voorbehoeding en bestrijding | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de ziekten van onderwijzers speciaal van die der volksscholen’ was opgedragen, werd op zijn voorstel het volgende besluit genomen. ‘Er zal, ten einde het vraagstuk der ziekten van het onderwijzend personeel tot klaarheid te brengen, een statistiek worden gemaakt omvattende de middelbare en de volksscholen in steden met 100.000 en meer inwoners, zoowel wat onderwijzers als wat onderwijzeressen betreft, waarbij op de volgende punten zal worden gelet:
Binnen niet al te langen tijd zal men dus, althans voor zoover Duitschland betreft, over meer gegevens kunnen beschikken. Toch schijnt mij het boven medegedeelde reeds van voldoende gewicht om er eenige beschouwingen aan vast te knoopen, te meer omdat de verkregen uitkomsten, zooals de onderwijzeres Dörries uit Hannover op de zooeven aangehaalde jaarvergadering vertelde, reeds practische gevolgen hebben gehad: er worden de laatste jaren al minder onderwijzeressen aangesteld. Van een uitsluiten der vrouw van het onderwijsgeven in de volksschool kan nimmer sprake zijn; zooals de zaken thans staan, kan de gemeenschap noch de vrouw als onderwijskracht missen, noch dulden dat de verregaande onbillijkheid wordt begaan haar den toegang te weigeren tot een loopbaan, die een eervol bestaan waarborgt. Een dergelijk voorstel valt zoo uit den geest des tijds, dat het alleen daarom reeds ten doode is opgeschreven. Als wij willen nagaan hoe dan wel verbetering in den bestaanden toestand moet worden verkregen, dan hebben we eerst te onderzoeken, wie door den bovengeschetsten toestand schade ondervinden; van hen toch is het aanbrengen van verbetering te wachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En dan zijn het drie categoriën, die door het veelvuldig ziek zijn der onderwijzeressen schade lijden:
I. Dat en waarom de kinderen schade lijden, wanneer hun onderwijzeres telkens voor korter of langer tijd verhinderd is hun les te geven, behoeven we niet nader toe te lichten, evenmin als het feit, dat we van de kinderen geen verbetering van den toestand te wachten hebben.
II. De verschillende boven medegedeelde cijfers toonen duidelijk aan, dat de gemeenschap door het veelvuldig ziek zijn der onderwijzeressen wordt geschaad en zij is het dan ook, die middelen beramen moet en bij ons te lande gedeeltelijk reeds heeft toegepast, om aan dat euvel paal en perk te stellen. Die middelen zijn vele en velerlei. a. Thiersch wees er op, dat het noodzakelijk is voor de toelating tot de opleidingsscholen strenge eischen te stellen. In ons land bestaan, zooals men weet, Rijkskweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen. Om tot die kweekscholen als leerling te worden toegelaten moet de aspirant zich aan een geneeskundig onderzoek onderwerpen, waarvoor de algemeene voorschriften gegeven werden door den Minister van Binnenlandsche Zaken bij missive van 4 Juli 1881. Deze missive werd opgesteld, gezien het rapport van de vergadering van Inspekteurs voor het geneeskundig Staatstoezicht dato 26 Juni 1881 No. 43 en men moet erkennen, dat met deze voorschriften in de hand de keurende medicus streng kan zijn in zijn eischen. Niet alleen toch worden een aantal ziekelijke afwijkingen genoemd, welker aanwezigheid den candidaat ongeschikt maken tot toelating, maar bovendien zijn de geneeskundigen verplicht den candidaat af te keuren ter zake van andere ziekten of ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breken, die hem naar hun oordeel ongeschikt doen zijn voor het beroep van onderwijzer. Voor de kweekscholen voor onderwijzers geschiedt de keuring door een of meer geneeskundigen, door den Directeur daartoe uitgenoodigd. Deze voorschriften golden natuurlijk ook, sedert in 1896 de Rijkskweekschool voor onderwijzeressen te Apeldoorn werd opengesteld, voor deze inrichting. Daar vrouwen zich echter uit den aard der zaak niet ten allen tijde aan een geneeskundig onderzoek kunnen onderwerpen, wordt de keuze van den arts, door wien de keuring zal geschieden, hier aan de aspirante zelve overgelaten, zoodat de keuring in haar woonplaats door haar huisarts kan geschieden. Uitdrukkelijk wordt verlangd, dat de keuring heeft plaats gehad hoogstens een maand, voordat de aspirante zich met het keuringsbewijs aanmeldt, terwijl in de geëischte verklaring een aantal punten met name worden genoemd, ten opzichte waarvan de aspirante aan bepaalde eischen moet voldoen en de keurende geneesheer ook hier uitdrukkelijk moet verklaren, dat hem bij de onderzochte persoon ook geen andere afwijkingen bekend zijn, die haar bij haar opleiding aan de kweekschool of bij haar werkzaamheden als onderwijzeres zouden belemmeren. Ten slotte bepaalt art. 4 der missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken het volgende: Wordt een kweekeling gedurende den loop zijner studiën in die mate door ziekte of gebreken aangetast, dat hij naar het oordeel van een geneeskundige voor de betrekking van onderwijzer ongeschikt is of worden zou, dan doet de Directeur een voorstel tot verwijdering van dien kweekeling. Ook dit artikel geldt voor de kweekschool voor onderwijzeressen. Men mag wel aannemen, dat het uitsluitend in gevallen van dwingende noodzakelijkheid toepassing vindt. Wat de Staat met deze keuring beoogt, is duidelijk. Waar hij geld uitgeeft voor de opleiding van jongelieden tot onderwijzer(es), daar wil hij ook de zekerheid, dat dit geld niet, tengevolge van de physieke ongeschiktheid van den leerling(e), weggegooid zij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar slechts een deel van onze aanstaande onderwijzers(essen) ontvangt zijn opleiding aan de kweekscholen; een ander deel bereikt zijn doel langs den weg der normaallessen, terwijl ook een aantal meisjes zich voor de acte L.O. bekwamen, nadat zij een H.B.S. voor meisjes met 5-jarigen cursus hebben afgeloopen. Alle dezen worden niet aan keuring onderworpen: tot het examen wordt men zonder keuring toegelaten. En zoo kan dus ook de in physiek opzicht ongeschikte, ja zelfs zij, die men liefst uit de school zou weren (men denke aan personen lijdende aan vergevorderde tuberculose), de bevoegdheid tot het geven van L.O. verwerven. Waar nu de Staat dezen slagboom open liet, hebben sommige gemeenten een anderen laten vallen, die den physiek ongeschikten den weg verspert en zoo de gemeente behoedt voor geldelijk nadeel. Hoewel ik geloof, dat ook andere gemeenten aldus handelen, wil ik mij eenvoudigheidshalve beperken tot het mededeelen van hetgeen de gemeente 's-Gravenhage doet. Art. 3 der verordening, regelende de instelling van schoolartsen te 's-Gravenhage, draagt den schoolarts, resp. den mannelijken of vrouwelijken assistent-schoolartsen op het geneeskundig onderzoek der candidaat-onderwijzers(essen), die door Burgemeester en Wethouders daarvoor worden aangewezen. Wat toch is het geval? In den Haag wordt elk jaar eenige malen een onderzoek gehouden van candidaten voor onderwijzer(es) aan de openbare lagere scholen; naar aanleiding daarvan wordt een lijst aangelegd, waaruit de voordrachten ter benoeming aan den gemeenteraad worden aangeboden. Een der voorwaarden om voor dat onderzoek in aanmerking te komen is, dat de candidaat zich bereid verklaart zich aan een geneeskundige keuring te onderwerpen; alleen geneeskundig goedgekeurden kunnen op de lijst geplaatst worden. b. Een tweede middel, dat de gemeenschap kan aanwenden ter verbetering van den gezondheidstoestand der onderwijzeressen is een verbetering der opleiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overal daar, waar deze privatim geschiedt, kan van ingrijpen van de zijde der gemeenschap natuurlijk geen sprake zijn. Over het algemeen vindt men kweekscholen beter dan normaallessen, daar de eerste een volledige opleiding waarborgen, terwijl de laatste op allerlei uren, ook 's avonds, worden gegeven aan candidaten, die als kweekelingen hun dagtaak in de scholen hebben en dus te veel vermoeid kunnen worden. Doch zelfs verdient de vraag overweging of een cursus van 4 jaar aan onze kweekschool voor onderwijzeressen niet te kort moet worden genoemd. De mannelijke kweekeling toch wordt in 4 jaar opgeleid voor het examen voor de acte L.O. en voor dat in gymnastiek (vrije- en ordeoefeningen), de vrouwelijke leerling in dienzelfden tijd bovendien voor het examen in nuttige handwerken, waarvoor alleen men reeds, zooals men mij van deskundige zijde mededeelde, een opleidingstijd van ± negen maanden mag stellen. Een verlenging van den cursus voor de vrouwelijke kweekeling met één jaar is dus zeker geen overbodige weelde; dan zal ook beter dan nu de tijd kunnen worden gevonden, welke noodig is om naast de intellectueele en moreele ontwikkeling ook die van het physiek te behartigen. c. Ten slotte kan de gemeenschap beter dan tot dusverre de belangen der onderwijzeres in de school zelve behartigen. Rector Endris uit Rüdesheim noemde in het door hem voorgedragen referaat (tiende jaarvergadering van den ‘Deutschen Verein für Schulgesundheitspflege’) drie punten waar het vooral op aankomt: de schoollokalen en de geheele inrichting van de school moeten aan de, door de gezondheidsleer gestelde, eischen voldoen; het aantal uren, gedurende welke de onderwijzer(es) moet les geven, mag niet te groot zijn; het aantal leerlingen mag ook in volksscholen niet meer dan 50 per klasse bedragen. We zullen de twee eerstgenoemde punten als vanzelf sprekend hier niet nader behandelen; van het hoogste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewicht lijkt ons het in de derde plaats genoemde. Daar vooral is het, dat de schoen wringt.... ook bij ons te lande. Ik meen niet beter te kunnen handelen, dan daarop nog eens, en wel aan de hand van den Heer Kl. de Vries Sz., thans lid van den Amsterdamschen gemeenteraad, het volle licht te doen vallen. In het, mede door hem geredigeerde ‘Gezondheid in de School’ (nummer van 15 Mei 1909)Ga naar voetnoot1) bespreekt hij een brief, welke door hem van een oud-leerling, thans onderwijzeres, werd ontvangen. Deze vertelt hem daarin, hoe zij veertien dagen heerlijk van 't Gooi had genoten en meende voor jaren gezondheid te hebben opgedaan, maar hoe een akelig groote klas van 63 kinderen, die zij 1 Juli had gekregen, maakte dat zij midden November glad op was en een tijd rust noodig had. Haar hoofd kon niets meer hebben; zij mocht voorloopig ‘geen kinderen meer zien’. En deze onderwijzeres kent de Vries als een der beste, der ijverigste, van de meest volle toewijding, zich uit liefde voor haar betrekking en uit liefde tot kinderen geheel gevende aan haar taak. Vervolgens zet de schrijver uiteen wat dat zeggen wil 63 kinderen te hebben in één klas, drie-en-zestig kinderen, waarvan de een koppig is, een ander traag, een derde neiging tot liegen, een vierde tot stelen heeft, een vijfde zenuwachtig is, een zesde dom...... de lezer schenkt mij zeker de verdere opsomming en begrijpt wat de heer de Vries bedoelt. De schrijver zou wel eens de verhoudingsgetallen willen kennen, die hem een blik zouden gunnen op de beteekenis van de cijfers, die het aantal zenuwlijdenden onder het onderwijzend personeel aangeven. Tot nu toe is het hem niet gelukt op dit gebied voldoend betrouwbare gegevens te verkrijgen. (Wij zullen straks de gelegenheid vinden nog enkele door Thiersch medegedeelde cijfers te vermelden.) Ten slotte zet de Vries uiteen, hoe het mogelijk is, dat aan één onderwijzer(es) zoo'n groot aantal kinderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan worden toevertrouwd: daaraan is art. 24 van de Wet op het L.O. schuld, dat als volgt luidt: ‘Het hoofd der school wordt bijgestaan door ten minste éen onderwijzer, zoodra het aantal schoolgaande kinderen meer dan veertig, door ten minste twee onderwijzers, zoodra het een-en-negentig bedraagt. Voor elk vijf-en-vijftigtal schoolgaande kinderen boven de negentig wordt een onderwijzer meer vereischt’. De consequenties van dit artikel worden vooral door het onderwijzend personeel in kleine plaatsen gevoeld. Zijn er meer dan veertig kinderen, dan moet er een mannetje bij. Dat mannetje is dan meest een onderwijzeres, die in 't algemeen de laagste drie leerjaren voor haar rekening krijgt (ik cursiveer). Zoo kan het zijn, dat voor negentig leerlingen maar twee leerkrachten aanwezig zijn, éen man (het hoofd der school) en éen vrouw (de hulponderwijzeres). Daar nu de hoogste klassen altijd door vertrek van oudere leerlingen en allerlei omstandigheden heel wat minder bezet zijn dan de laagste, heeft het hoofd er 30 à 35 voor zijn rekening en blijven er 60 à 55 voor de juffrouw over. En in een school met 145 leerlingen en dus drie leerkrachten krijgt de onderwijzeres, aan wie de twee laagste klassen zijn toevertrouwd, er al heel gauw 60 voor haar rekening. Dit is dan de natuurlijke toestand, die zich bij een beetje abnormalen gang van zaken wijzigt in een voor de juffrouw nog ongunstiger toestand. ‘Ja, wel laks zijn de ouders in Nederland, die deze toestanden laten voortbestaan, zonder daartegen ook maar in enig opzicht in verzet te komen. Kennen ze de waarde van een gezonde onderwijzer nog niet - het zij zo, maar laten ze dan toch aan hun eigen kinderen denken!’ Men ziet, er blijft ook voor de Nederlandsche gemeenschap nog wel wat te doen over, waar het geldt de verbetering van den gezondheidstoestand van de onderwijzeres.
III. De derde categorie personen, die groot belang heeft bij het gezond zijn en gezond blijven der onderwijzeressen, wordt gevormd door.... de onderwijzeressen zelven! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men dient hier onderscheid te maken tusschen de vrouw, die reeds onderwijzeres is, en de vrouw, die onderwijzeres wil worden. a. De onderwijzeres zal verstandig doen door zoo hygiënisch mogelijk te leven. Een uiteenzetting van de gezondheidsleer kan hier niet van mij worden verwacht; op slechts een tweetal punten zij de aandacht gevestigd, te weten op het gebruik, dat van de vrije uren en van de vacantie wordt gemaakt. Dat gebruik ontaardt helaas nog al eens in misbruik, hetzij doordat gedurende den bedoelden tijd te veel en te hard wordt gestudeerd, hetzij doordat, overslaande naar een ander uiterste, te veel van de lichaamskrachten wordt gevergdGa naar voetnoot1). Wat met het eerste wordt bedoeld, behoeft geen nadere uitlegging; wat ik met het tweede op 't oog heb, is indertijd uitvoerig door mij uiteengezet in een opstel, getiteld: ‘Mosterd na den maaltijd’ en voorkomende in het Maandblad voor Ziekenverpleging van 15 December 1902. Hier wil ik er alleen dit van zeggen, dat geestelijke vermoeienis allerminst wordt bestreden door lichamelijke inspanning en dat een juiste verdeeling van lichamelijken arbeid (wandelen, fietsen, tennissen enz.) en lichamelijke rust (natuurlijk liefst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
buiten) in de vacantie den besten waarborg levert, dat men na de vacantie ook geestelijk uitgerust weder blijmoedig de opgelegde taak kan opnemen. Maar vóór alles zorge men steeds, dat men des morgens ‘uitgeslapen’ zijn werk begint: wie zichzelf op zijn slaaptijd beknibbelt, benadeelt langzaam maar zeker zijn gezondheid. Een algemeen voorschrift voor den duur van den slaaptijd is niet te geven, daar deze al naarmate het individu zeer uiteenloopt: er zijn menschen, die het hun leven lang doen, en goed doen, met niet meer dan zes uur slaap per etmaal, er zijn andere voor wie negen uur slaap op de vier-en-twintig niets te veel is. Ook op dit punt heb ik vroeger reeds de aandacht gevestigd (Maandblad voor Ziekenverpleging van 15 September 1904). b. En nu het meisje, dat onderwijzeres wil worden; voor haar is de vraag, of haar gezondheidstoestand tegen de vermoeienissen, geestelijke en lichamelijke, van het onderwijsgeven bestand zal zijn, van het allergrootste gewicht. Het is voor haar een levensquaestie. Misschien is deze of gene mijner lezers van meening, dat deze vraag beantwoord is, zoodra als de gemeenschap haar candidaat-onderwijzeressen aan keuring zou onderwerpen m.a.w. geen onderwijzeressen aanstelde zonder voorafgaand geneeskundig onderzoek. Nemen we eens een oogenblik aan, dat deze keuring bestond, dan zeer zeker zouden vrouwen, behept met hart- of longaandoeningen, met duidelijke en hinderlijke afwijkingen van het gehoorsen het gezichtsorgaan, met verschijnselen van hersen- of ruggemergslijden, enz. enz. niet tot het onderwijs worden toegelaten en daarmede zou een stap in de goede richting zijn gedaan; maar toch... lang niet alle ongeschikte elementen zouden worden geweerd en nog van menig meisje zou blijken, dat het beter had gedaan een anderen werkkring te kiezen. Wat toch is het geval? Rector Endris wees er reeds op, dat het onderwijzend personeel voornamelijk ziek wordt met afwijkingen van twee groepen van organen, n.l. die van de ademhaling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en het zenuwstelsel. Wij vinden deze mededeeling bevestigd door het onderzoek van Thiersch, waaruit bovendien blijkt, dat het weer bijna zonder uitzondering het vrouwelijk personeel is, dat relatief het grootste contingent van dit soort zieken levert.
Deze statistiek wordt weer aangevuld door G., die een overzicht geeft van de redenen, waarom aan het onderwijzend personeel te Berlijn in de jaren 1905/06, 1906/07, 1907/08 verlof werd verleend. Wij hebben daaruit een tweetal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tabellen samengesteld, die wij hier onder laten volgen en waaruit men zal zien, dat het weer de dames zijn, aan wie relatief het meest dikwijls verlof wegens ziekte moest worden verleend en dat het percentage van dit verlof speciaal wegens aandoeningen van het zenuwstelsel het dubbele bedraagt van het percentage, dat wij voor het mannelijk personeel berekenden. Bovendien namen wij op het aantal gevallen, waarin wegens acute infectieziekten verlof werd aangevraagd; daar wij mogen aannemen, dat de gelegenheid om besmet te worden voor dames en heeren dezelfde was, mag men mede uit het hooger percentage bij de dames besluiten tot een geringer weerstandsvermogen, een zwakkere constitutie.
Terwijl dus voor mannen zoowel als voor vrouwen een vierde deel van de gevallen, waarin verlof werd verleend, veroorzaakt werd door aandoeningen van de ademhalingsorganen, bedroeg dit aantal, voor zoover het betrof aandoeningen van het zenuwstelsel, bij de mannen een achtste tot een zesde deel van het totale aantal, bij de vrouwen een vijfde. Hoewel dit niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zullen wij toch wel niet ver van de waarheid af zijn, wanneer wij aannemen, dat slechts een klein deel van die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verloven zijn oorzaak had in de aanwezigheid van long- of borstvliestuberculose en van ernstige aandoeningen van het zenuwstelsel, als daar zijn gezwellen in de hersenen of het ruggemerg, ruggemergstering, ontstekingen dier edele deelen enz. Wij mogen veronderstellen, dat de overgroote meerderheid der verloven teweeg is gebracht door kouvatten en door de zoogenaamde functioneele neurosen, welke laatste haar oorzaak gewoonlijk daarin vinden, dat aan een van huis uit minderwaardig zenuwstelsel te hooge eischen worden gesteld; wij herinneren aan de mededeeling van Kl. de Vries in ‘Gezondheid in de School’. Wil de voor de keuring aangewezen arts (en we vatten hier den draad onzer redeneering weder op) de gemeenschap voor schade, door deze afwijkingen veroorzaakt, behoeden, dan zal hij hem en haar, die gauw koude vatten of aanleg bezitten om aan een functioneele neurose te gaan lijden, niet tot het onderwijs moeten toelaten. Hier staan wij voor een non possumus; duidelijk objectieve teekenen, die hier als compas dienst zouden kunnen doen, zijn er niet; misschien wel enkele aanwijzingen, maar wier aanwezigheid toch maar zelden een afwijzing zal wettigen. Hoe kan dan het meisje, wier constitutie haar ongeschikt maakt (en we hebben hier voornamelijk het oog op het van huis uit minder sterke zenuwstelsel) om onderwijzeres te worden, tot die wetenschap geraken? De huisarts is het, wiens hulp hier in de eerste plaats moet worden ingeroepen. Meer dan tot dusver moest het de gewoonte worden, dat ouders bij het doen eener beroepskeuze voor hun kinderen, zijn raad inwonnen. Hij toch kent vader en moeder, heeft het kind herhaaldelijk in perioden van ziek zijn bijgewoond; voor hem behoeft men geen geheimen te hebben; van hem mag worden verwacht, dat hij in het waarachtig belang van de betrokkene zal handelen. Hoe menigeen moet op lateren leeftijd tot de ontdekking komen, dat zijn constitutie juist hem niet geschikt maakte voor het beroep, waartoe hij werd opgeleid. En nu weet ik wel, dat het genus huisarts uitsterft; maar dit is dan toch alleen waar voor de grootere steden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en ook daar slechts ten deele. En ik hoor mij ook toeroepen, dat talloozen uit de klassen, waaruit ons onderwijzend wijzend personeel voortkomt geen huisarts, maar slechts een fondsarts hebben. Ik zou daar op willen antwoorden, dat ook een fondsarts een heel goede huisarts kan zijn... en ook menigmaal is. Maar ook weet ik, dat met mijn opmerkingen de genoemde bezwaren niet zijn weerlegd. De tijden veranderen en wij met hen. Verliest de huisarts ook aan terrein, sinds een tiental jaren heeft ook bij ons te lande de schoolarts zijn intrede gedaan en wint jaarlijks meer en meer veld. En juist ook van hem hebben wij bij het doen eener beroepskeuze van onze kinderen veel te verwachten. Liever dan dit met eigen argumenten toe te lichten geef ik het woord aan den Heer S. de Vries, hoofdonderwijzer aan de Tuchtschool te Ginneken, die in een kort artikel in ‘Gezondheid in de School’ van 15 Mei 1909 de voorlichting bij de beroepskeuze door onderwijzer en schoolarts bespreekt. Maar al te vaak, zegt de Vries, wordt de beroepskeuze gedaan, zonder dat op de eigenaardigheden van den knaap of het meisje wordt gelet; toch is reeds verbetering merkbaar: meer dan vroeger wordt aan de onderwijzers om voorlichting gevraagd. Bij het doen eener beroepskeuze heeft men op de volgende punten te letten:
Wat nu de beoordeeling dezer verschillende gesteldheden betreft, daar zijn schoolarts en onderwijzer de aangewezen personen om als adviseur op te treden; aan hen wordt daardoor meer in schijn dan in werkelijkheid een nieuwe taak opgelegd, want zij hebben slechts gevolgtrekkingen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken uit voorhanden zijnde gegevens en deze aan de belanghebbenden mede te deelen. Ouders, onderwijzer en schoolarts samen overleggende omtrent de beroepskeuze! Ziedaar een ideaal, waarnaar moet worden gestreefd en door de benadering waarvan veel leed kan worden voorkomen. Voor den huis- resp. schoolarts en den onderwijzer ligt hier een veld van arbeid, waarop zij veel nut kunnen stichten.
Resumeerende komen wij tot deze gevolgtrekkingen: Een in Duitschland ingesteld onderzoek maakt 't waarschijnlijk, dat de onderwijzeres in gezondheidsopzicht minder waard is dan de onderwijzer en dat die minderwaardigheid met het klimmen der jaren toeneemt. Een meer uitgebreid onderzoek is gewenscht en wordt in Duitschland voorbereid. De gemeenschap handelt in haar belang door physiekminderwaardige elementen niet tot het geven van onderwijs toe te laten en door van de onderwijzeressen minder te vergen dan van de onderwijzers. Degeen, die zich aan het geven van onderwijs wil wijden, handelt in zijn (haar) eigen belang door zich van te voren door daartoe bevoegde personen te laten voorlichten of zijn (haar) physieke, intellectueele en karaktereigenschappen hem (haar) daartoe geschikt doen schijnen. |
|