| |
| |
| |
Buitenland.
Ons laatste Overzicht eindigden wij met een waarschuwend woord betreffende de Ferrer-beweging. Het is sedert gebleken, dat hiervoor wel reden bestond. Vooreerst schijnt Ferrer alles behalve de ‘nobele’ figuur geweest te zijn, die door heele en halve socialisten ten hemel geheven is: de onthullingen o.a. van Maximilian Harden in diens Zukunft leeren ons iets geheel anders in hem zien, n.l. een slecht huisvader, een verfoeilijk intrigant, een geldzoeker van slecht allooi, die zijne anarchistische doeleinden onder het mom van vroomheid en nobele gebaren verborg. Maar ook tegenover zoo iemand zou een onrechtvaardig doodvonnis iets verschrikkelijks zijn. Doch ook in dit opzicht dient men voorzichtig te zijn met zijn oordeel. In geval van oproer, brandstichting en plundering, zooals te Barcelona is voorgekomen, richt niet de burgerlijke rechter, over wiens afwezigheid men in dit geval jammerde, maar de krijgsraad - en zeer terecht! De rechtspleging van den krijgsraad moge geen model van moderne rechtspraak zijn, in Spanje noch ergens elders, zij is in zulke gevallen noodzakelijk tot herstel der orde en biedt toch altijd zekere waarborgen. Wij weten niet, of in het geval Ferrer alle vormen ook zelfs van die rechtspraak zijn in acht genomen, maar het feit, dat in het nieuwe Spaansche ministerie de voor de zaak verantwoordelijke man door de felle tegenstanders van het vorige grif is opgenomen, spreekt voor de overtuiging ook van dit nieuwe ministerie, dat in dit opzicht niet gezondigd is. Wij moeten vertrouwen hebben in deze nieuwe bewindvoerders en in den Koning zelven, die totnogtoe geenerlei aanleiding heeft gegeven om hem te verdenken van ‘tyrannie’, van ‘hyper-ultramontaansche wreedheid’ of dergelijke, waarvan men hoort
praten.
Summa summarum, de zaak zij een waarschuwing voor al te gauw door luid geschreeuw en groote woorden verteederde gemoederen om zich niet op sleeptouw te laten nemen door heele en halve socialisten en anarchisten. Voorloopig mogen wij wel aannemen, dat Ferrer 1o niet zoo onschuldig is geweest als men het heeft doen voorkomen; 2o de uitbundige sympathie, hem van allerlei kanten bewezen, ook persoonlijk niet waardig is geweest;
| |
| |
en 3o vooral, dat wij ons moeten wachten koning Alfonso verantwoordelijk te stellen voor het gebeurde. Wat het laatste betreft, men moet zich verbazen over de lichtvaardige wijze, waarop overigens ernstige geïllustreerde bladen zich zedelijk medeplichtig hebben gemaakt aan eventueele anarchistische aanslagen op dezen vorst, die zich naar onze overtuiging in dezen niets te verwijten heeft, terwijl bovendien reeds gebleken is, dat hij aan de geheele zaak ook niets had kunnen veranderen, ook al had hij gewild: het recht van gratie is in Spanje anders geregeld dan wel elders, gelijk de geheele rechtspraak daar een eigenaardige, overigens naar het schijnt niet buitengemeen ongunstige kleur heeft.
Het is met Ferrer in zekeren zin hetzelfde geweest als met de Engelsche suffragettes. Ook deze hysterische dames, halfdol van lust in politieke agitatie of om van zich te laten spreken, vinden bij vele overdreven teerhartige menschen ook ten onzent zoo geen sympathie dan toch liefderijke verontschuldiging. Haar kinderachtig opgeschroefde oppositie, zich uitend in kwajongens- (of meisjes-) streken maar nu en dan de grenzen daarvan verre overschrijdend, dient krachtig bestreden te worden door streng optreden. Men moet niet, met heele of halve bewondering voor haar fanatisme, geneigd zijn haar, als vrouwen, te sparen. Vrouwen, die zich zoo gedragen, moeten òf als zenuwzieken worden behandeld en opgesloten òf streng worden aangepakt. Willen zij in de gevangenis niet eten, goed, dwing ze dan om te eten en, als dat ook niet gaat, behandel ze dan als de heele of halve krankzinnigen, die zij zijn. Voorloopig intusschen schijnen zij hare eigen zaak nog meer te benadeelen dan te bevoordeelen, want zij maken het toch wat te erg ook zelfs in het oog harer mannelijke en vrouwelijke bewonderaars.
Maar er zijn in Engeland ernstiger dingen aan de hand. De strijd tusschen Hooger- en Lagerhuis over de begrooting is nog altijd niet beslist, al nadert hij langzaam maar zeker tot de beslissing. En het schijnt wel, dat de liberaal-radicale regeering nog zal zegevieren, sterk als zij is door de antipathie van vele Engelschen tegen het Hoogerhuis. Over eene maand zullen wij er meer van weten.
In het zuid-oosten van Europa ziet het er zonderling uit. Op den Balkan gaan de Russische, Oostenrijksche, Italiaansche en andere diplomaten hun gang en trachten te midden van de onderlinge oneenigheden der Balkanstaten de ‘invloedssfeer’ van hunne
| |
| |
respectieve regeeringen te vergrooten. Er is bovendien sprake van een verbond der Balkanstaten onderling, natuurlijk onder ‘bescherming’ van een of meer groote mogendheden. Wie zal deze nieuwe kaart trachten uit te spelen?
In verband met die zaken staat natuurlijk het lot van Creta, waaraan Turkije, dat er overigens het naast aan toe is, zich van harte gaarne zou laten gelegen liggen, als het maar mocht. En daarmede hangt natuurlijk weder samen de beweging in het bitter teleurgestelde Griekenland, waar het vorstenhuis moeilijke dagen heeft, ja wel eens het veld zou kunnen moeten of willen ruimen. Een door allerlei misbruiken en verzuimen uitgelokte beweging in het leger heeft de koninklijke prinsen daaruit al verwijderd en is nu bezig onder de oudere officieren opruiming te houden; op de vloot heeft men het treurige schouwspel gezien eener aan Russische toestanden herinnerende muiterij, welker aanvoerder, Tybaldos, in veler oogen een nationale held is. Men spreekt van een Italiaanschen prins als toekomstig koning der Hellenen. Wel bekome het hem! Zou hij de bij dit alles op den voorgrond staande Cretensische kwestie hebben op te lossen?
En nu, in de laatste dagen hooren wij van een diplomatiek incidentje, dat ons zelf in het bijzonder aangaat. Onze gezant in Scandinavië, baron Van Heeckeren van Kell, bekend uit de dagen van het ministerie Kuyper, is teruggeroepen. Men gewaagt van een onmogelijke verhouding tot Zweden, dat zich beklaagd zou hebben over de overdreven sympathie van den gezant voor de Noorsche belangen. Men fluistert van onderhandsche waarschuwingen van hof tot hof. Men doet meer dan fluisteren van Kuyperiaansche bemoeiïngen met buitenlandsche zaken, allerminst onwaarschijnlijk. Men brengt er de Noord- en Oostzeeconventiën mede in onmiddellijk verband. Een en ander schijnt ernstig genoeg maar het is zeer de vraag, of wij er spoedig het rechte van zullen weten, te eer, omdat de op deze dingen betrekkelijke stukken in een aller, allergeheimst archiefloket, en wel op aandrang van dr. Kuyper, schijnen te zijn opgeborgen. In ieder geval, buitenlandsche kwestiën zullen er voor ons wel niet uit voortkomen; de zaken, waaruit die zouden kunnen ontstaan, zijn afgedaan. Maar het zou wel mogelijk zijn, dat wij er in onze binnenlandsche zaken wat meer van hooren: er is meer aan de hand, waarbij de naam van minister Kuyper genoemd wordt.... Toujours lui!
Het schijnt wel alsof minister Briand zich vooral hier- | |
| |
door van zijn voorganger onderscheidt, dat zijn woorden insinuanter, minder brutaal zijn. Hij zal niet als Clémenceau zeggen: ‘nous sommes dans l'incohérence, restons-y’; Briand, ‘l'homme de réalisation’, zou gaarne de periode der twisten sluiten en de deuren der Republiek wijd open zetten voor alle menschen van goeden wille. Maar: om aan de partijregeering een eind te maken, daarvoor is meer noodig dan goede voornemens en ruimhartige redevoeringen; en...Combes, de ‘petit père’, de man van ‘le Bloc’, spreidt zijn armen zegenend en beschermend uit over Briand. En zoo zien wij gebeuren, dat de groote hervorming, die alleen in staat is de politieke atmosfeer te zuiveren, de Evenredige Vertegenwoordiging (Scrutin de liste), door Briand in zijn rede te Périgueux warm bepleit, door Millerand te Parijs nog warmer verdedigd, in de Kamer als inopportuun door den presidentminister wordt bestreden,...een nieuwe verkiezing mocht eens de radicaal-socialistische partij in de minderheid en daarmede de Republiek in gevaar brengen! Ja zelfs, toen met prijzenswaardige zelfverloochening de Kamer geneigd scheen de ‘scrutin d'arrondissement’ los te laten, stelde Briand daartegenover de kwestie van vertrouwen. Zoo zal straks een nieuwe Kamer verkozen worden volgens een stelsel, waarvan het in confesso is, dat het de uiting van den ‘waren volkswil’ - als die er ooit is! - belemmert. Moeten niet eerst de ‘echt democratische’ hervormingen (staatspensioneering en sterk progressieve belastingen) worden ingevoerd, eer men aan een billijke reform-bill kan denken? Ik weet niet, of er in 't Fransch een spreekwoord is, dat
beantwoordt aan ons ‘de paarden achter den wagen spannen’.
Intusschen is er kans, dat bij die nieuwe verkiezingen het oude stokpaard van 't clericale gevaar weer dienst zal doen. Vele katholieke ouders maken bezwaar en de bisschoppen protesteeren tegen een aantal der leer- en leesboeken op de openbare school. Wij hebben de stukken van het geding niet in handen; maar de staaltjes, die verluiden van den geest onder de onderwijzers (ik bedoel nu in Frankrijk), niet slechts tegen den godsdienst maar tegen 't vaderland gekeerd, doen vermoeden, dat de klachten wel niet uit de lucht zijn gegrepen. Maar: zij zijn ‘clericaal’: dus zullen zij, die ze uiten, wel gemolesteerd worden.
Onrustbarend neemt de bevolking in Frankrijk af. Het aantal der jaarlijksche geboorten is in de laatste 25 jaar gedaald van 940000 tot 773000 en daalt nog steeds. Hier bevestigt zich wel het woord van Bernard Shaw (heusch geen conservatief!): ‘The
| |
| |
most revolutionary invention of the XIX century was the artificial sterilisation of marriage’. Of de middelen door Paul Leroy Beaulieu aanbevolen uitvoerbaar zijn? Hij wil 't benoemen tot staatsbetrekkingen streng beperken. Hij wil lieden, die 3 of meer kinderen hebben beloonen. Hij wil, eveneens zonder uitzondering, den staat een premie laten betalen bij de geboorte van 't derde kind. Men heeft wel millioenen over voor den ouderdom, zoo merkt hij schamper op, waarom niet voor de jeugd, die nog van meer belang is voor de welvaart en toekomst van 't land? Indien het mocht voortgaan gelijk nu, dan ligt die toekomst voor Frankrijk in de immigratie van Belgen, Duitschers, Zwitsers, Italianen, Spanjaarden.
Heeft de gerucht makende Steinheil-zaak er aanspraak op in ons overzicht vermeld te worden? Wij zouden onbillijk zijn, indien wij ze als type namen van de verbastering der zeden vooral in Frankrijk. Want dergelijke dingen komen in alle tijden en landen voor. En over de politieke ‘dessous’, die de zaak heet te hebben, kunnen wij niet oordeelen. Men is er waarschijnlijk wel rijkelijk toch op uit van particulier schandaal politiek schandaal te maken. Maar ‘la veuve’ is triomfantelijk vrijgesproken na een proces, dat doet vragen: durft men den waren schuldige niet aan?! Dat zijzelve het feit niet bedreven heeft, is wel duidelijk geworden; dat zij er niet meer van weet dan zij, al liegende, ‘bekend’ heeft, is zeer onwaarschijnlijk. Zou het dan waar zijn, dat de ware bedrijver van den moord, zij het dan een doodslag tot zelfverdediging bij een listig voorbereiden overval met chantagebedoeling, aan de justitie bekend is? Men heeft wel den indruk, dat bij de Fransche justitie veel mogelijk is.
En wij zijn in Bulgarije de eersten geweest om ‘tsaar’ Ferdinand te erkennen! Een journalist in de ‘N.R.C.’ merkt op, dat onze handelsbelangen er gering zijn, te gering vergeleken met die van andere natiën. Vergeet men bij zulke klachten niet te dikwijls, dat wij Indië hebben, terwijl b.v. het Belgische kapitaal, dat bij den Kongo nog weinig betrokken is, niet zulk een trekpleister heeft maar zich overal kan verspreiden? Wij kunnen niet overal optreden met onze beperkte middelen. |
|