Onze Eeuw. Jaargang 9
(1909)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 413]
| |
Alexandre Vinet en zijn letterkundige kritiek
| |
[pagina 414]
| |
in ons land groot te noemen. Voor velen was en is hij te ‘nieuw’; voor niet weinigen was en is hij te ‘oud’. In den tegenwoordigen tijd wordt hij wellicht meer geciteerd dan gelezen. Gewoonlijk is het een citeeren in afwerenden zin, wanneer men het heeft over zijn ‘heilloos individualisme’ of zijn ‘bodemloos subjectivisme’. In de volgende bladzijden wenschte ik opnieuw de aandacht op hem te vestigen. Op éen kant van zijn veelzijdige werkzaamheid wil ik daarbij den hoofdnadruk leggen en wel op zijn letterkunnige kritiek. Ik doe dit niet alleen, omdat Vinet te onzent als letterkundig kriticus weinig bekend is, maar ook en vooral, omdat zijn werkzaamheid als kriticus 't beste licht werpt op de hooge bedoelingen van dezen theoloog-moralist-apologeet. Op volledigheid maak ik geen aanspraak. Evenmin beweer ik éen van de vele vragen, die de bestudeering van Vinet doet geboren worden, tot een definitieve oplossing te brengen Dat die vragen vele zijn, weet een ieder, die geen vreemdeling is in de ook meer recente Vinetliteratuur. Die literatuur is zeer rijk, maar arm aan eenheid van opvatting. Zij brengt ons telkens in aanraking met oordeelvellingen, die uitgesproken schijnen alleen om straks weerlegd te worden. Wie zich met Vinet bezighoudt, schijnt moeilijk aan de verleiding te kunnen ontkomen hem naar zich toe te halen. Conservatieven en Liberalen; Christenen, die de politiek mijden en Christenen, die haar trouw dienen; starre individualisten en ‘Sociaal’ voelende menschen hebben Vinet voor zich opgeeischt en gaan voort dit te doen. Theologen van orthodoxen huize zoowel als vrijzinnigen van allerlei schakeering hebben gemeend Vinet tot de hunnen te mogen rekenen. Is het wonder, dat er van een probleem van Vinet gesproken wordt? Wie over Vinet gaat schrijven, komt onder den indruk van de groote moeilijkheid den echten Vinet te teekenen. Sommigen - Chavan behoort tot henGa naar voetnoot1) - verwachten veel van de nieuwe ‘wetenschappelijke’ | |
[pagina 415]
| |
uitgave van Vinet's werken; anderen - ik denk aan Wilfred MonodGa naar voetnoot1) - meenen, dat de publiceering van de ± 800 brieven, die op de Bibliotheek van de Eglise libre te Lausanne berusten, licht in de duisternis brengen zal. Mogelijk hebben beiden gelijk, niet onmogelijk zijn beider verwachtingen te hoog gespannen. Eén ding mag niet worden vergeten. Vinet kan niet onder de absolute geesten worden thuisgebracht. Ofschoon man van éen idee, is er niets doctrinairs in hem. Dialecticus als weinigen, heeft hij nooit gezocht dogmaticus te zijn. Vinet is de man der nuances. Hij was het als mensch. Hij is het geweest als theoloog en als kriticus.
Alexandre Rodolphe Vinet werd den 17en Juni 1797 te Ouchy bij Lausanne geboren.Ga naar voetnoot2) Zijn vader, Marc Vinet, bekleedde daar de eenvoudige betrekking van kommies bij de belastingen. In de ouderlijke woning heerschte eerder armoede dan welstand. Marc Vinet was een man van groote werkkracht. Hij wilde vooruit in 't leven. Geen inspanning was hem te veel. Gewoonlijk was hij iederen morgen om 4 uur op de been. Toch zou het nog eenige jaren duren, eer zijn energiek pogen om vooruit te komen met succes werd bekroond. Eerst na de onafhankelijkheidsverklaring van Waadtland (1803) kreeg hij een hem passende betrekking. Hij werd Secretaris aan het Departement van Binnenlandsch Bestuur. De armoede kon nu buiten Marc Vinet's woning worden gehouden en de jonge Vinet sleet met zijn broeder en zuster een onbezorgde jeugd. Marc Vinet was een man van den ouden stempel. Hij oefende gezag; uiterlijk hard en streng was hij vol ingehouden teerheid voor vrouw en kinderen. Vinet's moeder was de verpersoonlijkte toewijding en zelfopoffering. Marc Vinet was een man van niet geringe ontwikkeling. Hij stelde belang in literatuur en was gewoon in den familiekring | |
[pagina 416]
| |
voor te lezen. Zijn boekenschat was niet groot, maar met zorg bijeengebracht. Een van de boeken, die Vinet in 't ouderlijk huis leerde kennen, zou zijn lievelingsboek blijven. Het was ‘Robinson Crusoë’, waaraan hij eenmaal zulke gevoelvolle woorden wijden zou. Vinet bezocht, na van zijn vader 't voorbereidend onderwijs ontvangen te hebben, 't Lausansche gymnasium en liet zich daarna als student in de theologie inschrijven. Zijn vader had dit zoo gewild en diens wil was voor den zoon wet. De jonge Vinet gevoelde zich meer aangetrokken tot de studie der letteren. Hij was geboren dichter.Ga naar voetnoot1) Reeds als jong student toonde hij een groot meesterschap over den versvorm. Duizende van versregels zijn uit zijn pen gevloeid. Te Bazel gebeurde het eens, dat hij aan zijn leerlingen geïmproviseerde verzen dicteerde.Ga naar voetnoot2) In de brieven uit zijn jongere jaren gaat hij vaak spontaan in den versvorm over. Vinet zou later zijn studiën aan de Lausansche academie onbeteekenend noemen. Toch waren er onder zijn leermeesters twee mannen, die niet zonder invloed op zijn verderen ontwikkelingsgang zijn geweest. In de eerste plaats dient genoemd te worden de hoogleeraar Secrétan, die hem van verre de wereld van Kant deed zien en dan de oude Durand, die zich persoonlijk veel aan zijn jeugdigen leerling liet gelegen liggen en dezen met groote liefde voor de Fransche klassieken wist te vervullen. Die liefde zou over Vinet's loopbaan beslissen. De hoogleeraarsplaats voor Fransche literatuur was vacant geworden. Onder de sollicitanten - te Lausanne wordt ook nu nog gewoonlijk naar een professoraat gesolliciteerd - had Monnard goede kansen. Evenals de andere candidaten had ook hij bij den Senaat een dissertatie ingeleverd en daaraan eenige in het openbaar te verdedigen stellingen toegevoegd. Toen Monnard zijn stellingen verdedigde, behoorde de jonge Vinet onder zijn bestrijders. Wilde Monnard de meer moderne opvattin- | |
[pagina 417]
| |
gen propageeren, Vinet kwam op voor zijn geliefde klassieken. Monnard werd benoemd en Vinet werd een van zijn leerlingen. Doch slechts voor korten tijd. Van Bazel uit was aan Monnard 't verzoek gericht naar een jongen man om te zien, die in aanmerking zou kunnen komen voor de opengevallen plaats van leeraar in de Fransche taal en letterkunde aan 't gymnasium. Monnard droeg den theologischen student Alexandre Vinet, die door zijn warme verdediging van de klassieken zoo zeer de aandacht van zijn leermeester getrokken had, aan de Bazelsche regeering ter benoeming voor. 30 Juli 1817 aanvaardt Vinet de reis naar Bazel. Eenige weken later vangt de 20-jarige, in 't bijzijn van vertegenwoordigers van regeering en universiteit, zijn lessen aan met het uitspreken van een redevoering over: La littérature française considérée sous le double rapport du style et de l'enthousiasme.Ga naar voetnoot1) In December 1819 werd de jonge Waadtlander tot buitengewoon hoogleeraar aan de Universiteit benoemd. Zijn betrekking van leeraar aan het gymnasium bleef hij echter vervullen ‘roulant du substantif au participe et du participe au substantif’, zooals hij later zelf zijn werk te Bazel karakteriseeren zou. Te Bazel heeft Vinet de grondslagen gelegd van zijn groote kennis. De eerste twee jaren waren zeer zwaar voor den jeugdigen docent. Zijn lessen aan 't gymnasium eischten goede voorbereiding en zijn theologische studie diende voortgezet te worden. In den zomer van 1819 deed hij zijn laatste theologisch examen en werd hij ‘membre du clergé vaudois’. Voortaan kon hij zich geheel aan zijn geliefkoosde letterkundige studiën wijden. Evenals zijn vader beschikte Vinet over een groote werkkracht. Ook toen zijn lichaam door ziekte bijna was gesloopt bleef zijn lust tot den arbeid onverzwakt. Te Bazel gaf hij vaak tot 32 uur per week les. In zijn agenda lezen we onder 22 September 1836:Ga naar voetnoot2) ‘J'ai dû passer la journée au lit. J'ai été en fait de lecture | |
[pagina 418]
| |
une véritable autruche. Lu deux ou trois discours de Massillon, deux de Sailer, cinq ou six pages en grec de Chrysostome, quatre journaux, une partie de l'Ecole des Pères, de Piron, bien des feuilletons de Geoffroy, quelque chose de la vie de Frédérie II, par lord Dover etc.’ Vinet maakte zich te Bazel ook het Duitsch eigen. Zijn vrouw, - Vinet was in 1819 gehuwd met Mlle de la Rottaz - die een groot gedeelte van haar jeugd in Duitsch-Zwitserland had doorgebracht, bracht hem in aanraking met de Duitsche letterkunde. Te Bazel maakte Vinet zich ook vertrouwd met het Engelsch en het Italiaansch. Vinet heeft gedurende zijn verblijf te Bazel drie geschriften uitgegeven, die in de allereerste plaats onze aandacht vragen, niet alleen, omdat deze den grondslag gelegd hebben voor zijn latere beschouwingen, maar ook, omdat ze op hem de aandacht gevestigd hebben van een groep invloedrijke Protestantsche liberalen te Parijs, die na de revolutie van 1830 besloten tot de oprichting van een weekblad, waarin de vragen van den dag, de letterkundige en politieke verschijnselen van Christelijk standpunt uit zouden worden besproken. Liberalisme op politiek gebied en een beslist geloovig standpunt in theologicis stonden in de schatting van de oprichters van ‘Le Semeur’ met elkander in 't nauwste verband. Vinet werd door hen uitgenoodigd de letterkunde voor zijn rekening te nemen. Hij nam 't aanbod aan en tot zijn dood (1847) is hij een trouw medewerker aan het hem zoo sympathieke blad gebleven. Vinet heeft ‘le Semeur’ tot een blad van beteekenis gemaakt; ‘le Semeur’ heeft Vinet's naam als letterkundig kriticus gevestigd. Over elk der drie bedoelde boeken een kort woord. In 1826 verscheen van Vinet's hand: ‘Mémoire en faveur de la liberté des cultes. Ouvrage qui a obtenu le prix dans le concours ouvert par la Société de la morale chrétienne’. Negen en twintig antwoorden waren op de prijsvraag, die bovengenoemde société, daartoe in staat gesteld door een legaat van den Franschen oud-minister de Lambrechts, had uitgeschreven, ingekomen. Met algemeene | |
[pagina 419]
| |
stemmen - leden van de beoordeelingscommissie waren o.a. Guizot, Stapfer, de Broglie, de Barante - werd de eerste prijs toegekend aan het antwoord, dat was ingezonden onder 't motto: ‘Là où est l'Esprit de Dieu, là est la liberté’. Vinet bleek de schrijver te zijn. Eenige dagen vóor de officieele zitting, waarin Guizot zijn kritiek zou uitbrengen, meldde Stapfer namens de Commissie den uitslag aan den bekroonde. Tusschen Stapfer en Vinet werden in den loop van ditzelfde jaar eenige brieven gewisseld, die ons een blik geven op de hooge bedoelingen dezer beide eminente mannen. Die brieven laten ons zien, hoe zoowel Stapfer als Vinet vervuld zijn met een sterk verlangen den waan, als zouden vroomheid en vrijheid niet samen kunnen gaan, te mogen helpen uitroeien. Stapfer is vol lof voor Vinet's werk. Men zal u lezen - zoo schrijft hij - en de vroomheid, die iedere bladzijde van uw werk ademt zal wellicht ongemerkt doordringen tot de geesten, die zoo vooringenomen zijn tegen 't Evangelie en die den godsdienst onvereenigbaar achten met de wijsbegeerte en de vrijheid. Elders heet het: Het is goed, dat onze liberalen, die jammer genoeg voor 't meerendeel doordrongen zijn van de gedachte, dat vroomheid en vrijheid niet samen kunnen gaan, tot het inzicht komen van hun dwaling en tonen hooren, die komen uit hooger en verhevener sferen dan die zij bewonen.Ga naar voetnoot1) Is het wonder, dat de oprichters van ‘le Semeur’, die bijna allen tot de groep-Stapfer behoorden, gaarne de medewerking inriepen van een man, dien ze door zijn Mémoire en faveur de la liberté des cultes als een begaafden geestverwant hadden leeren kennen? Maar in 1831 - 't eerste nummer van ‘le Semeur’ verscheen in September van dat jaar - had Vinet reeds andere bewijzen van zijn bekwaamheid en aanleg gegeven. In 1829 had Vinet de eerste twee deelen van La Chrestomathie française uitgegeven en deze in 't volgende jaar door een derde deel doen volgen. Deze bloemlezing was door Vinet samengesteld | |
[pagina 420]
| |
met 't oog op zijn onderwijs. Ieder deel was bestemd voor een bepaalde groep leerlingen naar gelang van hun leeftijd. Het derde deel werd voorafgegaan door een Revue des principaux prosateurs et poètes français. Deed de keuze der stukken Vinet kennen als een man van smaak, deze Revue bleek 't werk van een superieuren geest. Geen mindere dan Sainte-Beuve zou er eenige jaren later in de Revue des deux MondesGa naar voetnoot1) de loftrompet over steken. ‘Je ne me lasse pas de repasser les jugements de l'auteur qui sont comme autant de pierres précieuses, enchâssées l'une après l'autre, dans la prise exacte de son ongle net et fin. Je ne trouve pas un point à mordre, tant le tout est serré et se tient’ - heet het daar. In zijn Discours sur la littérature française - zoo noemde Vinet zijn overzicht in de latere uitgaven - heeft Vinet de leidende beginselen van zijn letterkundige kritiek, zooals hij die in le Semeur verder in toepassing brengen zou, aangegeven. Het derde boek, waarop ik de aandacht vestigen wil, is van geheel anderen aard. Vinet was gewoon nu en dan te preeken. Te Bazel hoorde men hem gaarne. In 1830 had hij twee preeken over de Onverdraagzaamheid en de Verdraagzaamheid van 't Evangelie uitgegeven, die zeer de aandacht hadden getrokken. Het volgend jaar verscheen van zijn hand een bundel van 14 preeken onder den titel van Discours sur quelques sujets religieux. Deze preeken vragen thans geen beschouwing van theologisch oogpunt uit, maar dienen gememoreerd te worden als eerste voorbeelden van Vinet's psychologische methode. In zijn Réflexions préliminaires komt hij op tegen de eenvormigheid der prediking en bepleit zijn eigen preekvorm, waarmede hij hoopt beter de vele ‘candidaten voor de waarheid’ te zullen bereiken. Vinet gaat uit van de gedachte, dat op den prediker niet alleen de taak rust het Evangelie te verklaren, maar ook om het te bewijzen. In zijn Discours staat Vinet voor 't eerst voor ons als apologeet van het Christendom. | |
[pagina 421]
| |
Brachten we in 't bovenstaande eenige data en feiten uit Vinet's leven in de herrinnering terug, die ons zijn ‘uitwendige’ voorbereiding tot zijn kritische werkzaamheid deden kennen, thans rust op ons, vóor we tot den letterkundigen kriticus naderen, de taak een blik te slaan op zijn karakter. Kennis van Vinet's karakter is onmisbaar voor 't verstaan van den vorm, waarin hij zijn kritiek heeft gegeven. Dit karakter schijnt volkomen geteekend, als men hem, zooals zijn tijdgenooten gaarne deden ‘le doux Vinet’ heet. Wie echter dieper doordringt, ontdekt een karakter zoó gecompliceerd, zoó rijk aan schijnbare of werkelijke tegenstrijdigheden, dat eén woord hem onmogelijk volkomen typeeren kan. Om Vinet te teekenen kunnen enkele forsche lijnen moeilijk volstaan. Licht en schaduw dienen met behoedzaamheid te worden aangebracht. Wanneer men in Rambert's meesterlijke biographie of in de door Rambert en Secrétan uitgegeven brieven met een feit of een woord in aanraking is gekomen, waarvan men den indruk ontvangt, dat ze Vinet in een zijner hoofdtrekken doen kennen, staat men verwonderd straks kennis te maken met handelingen en beschouwingen, die den eersten indruk zooal niet uitwisschen dan toch doen verflauwen. Vinet is de man der vrijheid. In zijn jeugd (1814) zong hij ter eere van haar in zijn Réveil des Vaudois:
Liberté, liberté chérie, soutiens nos coeurs, guide nos pas.
Zijn gansche verder leven zou hij aan die liefde trouw blijven. Op ieder terrein wil hij vrijheid. Waar zij wordt miskend, komt Vinet op voor de verdrukten. In zijn ‘Le Vinet de la légende et celui de l'histoire’Ga naar voetnoot1) stelt Astié voor de eénheid van Vinet's gansche leven te zoeken in deze uitspraak, die in een van Vinet's aanteekenboekjes werd gevonden: la religion et la littérature, deux libertés! Er ligt in 't voorstel van Astié veel aantrekkelijks. F.L. Fréd. Chavannes heeft in zijn Alexandre Vinet considéré comme apologiste et moraliste chrétien | |
[pagina 422]
| |
getracht Vinet's ontwikkelingsgang bovenal te verklaren uit diens diepgewortelden eerbied voor 't gezag, dat Chavannes in Vinet's leven verpersoonlijkt ziet in diens vader, Marc Vinet, en in le doyen Curtat. Nu hebben ongetwijfeld deze beiden op den jeugdigen Vinet grooten invloed geoefend. Vinet heeft zijn vader zeer liefgehad; den invloedrijken Lausanschen predikant heeft hij hoog vereerd. Curtat was voor 't oude. 't Nieuwe vond in hem een tegenstander. Zoo ook het Réveil, dat van Genève uit propaganda maakte in Waadtland en spoedig aanhangers vond ook onder enkele jongere predikanten. Curtat schreef twee vinnige brochures tegen de nieuwe beweging. De Réveilmannen lieten zich niet onbetuigd en antwoordden door een verslag uit te geven van een samenkomst, die ze te Rolle hadden gehouden en waar door César Malan gebeden was, dat het Curtat toch gegeven worden mocht lief te hebben. Dit was Vinet al te kras. Hij treedt voor Curtat in 't krijt en levert een vurige verdediging van den hoogvereerden autoritair in zijn Lettre aux jeunes ministres vaudois. We kunnen Chavannes' opvattingen hier niet analyseeren noch weerleggen. Misschien ligt haar zwakke plaats daarin, dat ze ons vooral willen zeggen, wat Vinet ‘eigenlijk’ had moeten zijn - in plaats van ons alleen te laten zien, hoe hij was. Maar genoeg. Chavannes heeft 't volle licht laten vallen op Vinet's eerbied voor 't gezag. Wie 't scherpzinnige betoog van Chavannes heeft gelezen, zal niet langer in Vinet uitsluitend den vrijheidsman zien. Vinet - de apostel der individualiteit - heeft in zijn leven blijken gegeven van een sterk geprononceerd onafhankelijkheidsgevoel. Zoowel in 't praktische leven als in zijn geestelijken ontwikkelingsgang komt die trek naar voren. Vinet is steeds arm geweest. Hij noch zijn vrouw waren bemiddeld. Toen zijn zoon geboren werd, bevatte de gemeenschappelijke beurs 2 frcs. 20 centimes. In 1834 schrijft hij: Je suis dans un état de faillite permanente. | |
[pagina 423]
| |
In zijn huiselijk leven heeft Vinet veel met tegenspoed te worstelen gehad. Zelf was hij steeds lijdend. Zijn zoon, van wien hij eerst zulke groote verwachtingen koesterde, zou epilepticus worden; zijn dochter stierf aan tering. In een brief d.d. 28 September 1823 aan zijn vriend Leresche vertelt hij, hoe hij van twee onbekenden een bedrag van 1650 frcs ontvangen heeft om hem een verblijf in een of andere badplaats mogelijk te maken. ‘Noch mijn positie noch mijn beginselen staan mij toe iets anders dan de twee enveloppe's te bewaren’ heet het dan verder. Toen Vinet de gevers niet kon uitvinden, heeft hij 't geld gebruikt om zijn herstel te bespoedigen. Eenige jaren later echter heeft hij 't bedrag gerestitueerd en er een bepaald fonds aan de Bazelsche hoogeschool mede gesticht.Ga naar voetnoot1) Toen in 1837 Vinet de benoeming als hoogleeraar in de praktische theologie te Lausanne had aangenomen, was hem door de regeering van Waadtland 't zelfde traktement toegezegd, als hij sinds 1835 als gewoon hoogleeraar te Bazel genoot. Maar toen Vinet eenmaal te Lausanne was, sloeg hij die bijzondere gunst af en weigerde hij een hooger traktement dan zijn collega's te ontvangen.Ga naar voetnoot2) De lezing van zijn brieven laat niet zelden den indruk achter, dat we te doen hebben met iemand, bij wien 't zelfstandigheidsgevoel weinig naar voren treedt. Hij raadpleegt met zijn vrienden over de minste kleinigheden, zonder zich echter steeds aan hun raad te houden. Vinet was besluiteloos van aard. Vaak schijnt hij zichzelf te wantrouwen. De brieven, die handelen over de pogingen van zijn vrienden en vereerders om hem te doen besluiten Bazel te verlaten en een hem meer passenden werkkring als hoogleeraar of predikant te doen aanvaarden, werpen op zijn besluiteloosheid een eigenaardig licht. Montauban, Genève, Parijs, Francfort, Bern hadden hem gaarne als professor of predikant binnen hunne muren gehad. Vinet zag tegen een anderen werkkring op. Bijna was hij naar Parijs vertrokken om Lutteroth aan ‘le Semeur’ te vervangen, maar hij | |
[pagina 424]
| |
kwam op zijn besluit terug en bleef zijn bescheiden werk te Bazel doen. Vinet is nooit eerzuchtig geweest. Nimmer heeft hij zichzelf op den voorgrond gedrongen. Zijn nederigheid en zijn bescheidenheid zijn echt. Wanneer hij schrijft: ‘ik sta te laag om predikant te zijn - en daarom zou ik voor de derde maal de mooie, al te mooie plaats te Francfort afslaan’,Ga naar voetnoot1) dan zal niemand, die Vinet kent, hem van aanstellerij beschuldigen. Hij meent het, wanneer hij op 't toppunt van zijn roem zegt:Ga naar voetnoot2) Je suis très superficiellement et trés légèrement instruit... Je suis un ignorant frotté de science. Vinet was bescheiden van aanleg. Hij luisterde liever dan dat hij sprak. Toen Schleiermacher Vinet bij de Wette ontmoette, maakte Vinet zoo weinig indruk op hem, dat hij niet veel anders deed dan wat studentengrappen uit Berlijn vertellen. Met zijn bescheidenheid staat zijn welwillendheid in nauw verband. Op raad van zijn collega Chappuis had Vinet eindelijk 't besluit genomen een bordje aan de deur van zijn appartement op te hangen, waarop zijn spreekuur was aangegeven. Maar - na eenige dagen verdween 't bordje weer. Vinet trouwens had, toen een student den eersten dag aan de deur werd afgewezen, haastig zijn kamer verlaten - om den jongen man terug te roepen. De hoofdkaraktertrek van Vinet is ongetwijfeld zijn oprechtheid. Hij heeft de waarheid lief gehad als weinigen. Overal en in alles wil hij waar zijn. Hij zoekt de waarheid met hartstocht. Steeds is hij bereid zijn meeningen te wijzigen, zoodra hij in haar iets tegen de waarheid ontdekt. Hij wil vooral waarheid in zijn leven. Zoolang de waarheid buiten 't leven staat, verdient ze volgens hem haar schoonen naam niet. Zijn dorst naar waarheid; zijn sterk verlangen om alle fictie uit zijn leven verre te houden, heeft zijn stempel gezet op zijn gansche geestelijk bestaan. Hij is een zoeker gebleven tot aan zijn dood. Toch was hij geen | |
[pagina 425]
| |
negatieve geest. Hij is affirmatief, zonder dogmaticus te willen zijn. Bij Vinet is 't niet moeilijk een ‘histoire de ses variations’ te schrijven. Wilfred Monod deed iets in dien geest in zijn bekende artikelen over Vinet douteur in de Revue Chrétienne van 1900. Maar onmogelijk is het evenmin een ‘traité de la perpétuité de sa foi’ op te stellen. Ph. Bridel's apologétique de Vinet kan misschien tot voorbeeld dienen. Toch mogen we ook hier de moeilijkheden niet over het hoofd zien. Vinet is ‘sincère’ geweest. Niemand ontkent het. Waarom heeft Vinet gezwegen? ‘Le silence de Vinet’ is een der moeilijkste vragen. In de oogen van de meesten zijner tijdgenooten is Vinet steeds een vertegenwoordiger geweest van de in zijne dagen geldende orthodoxie - en hij was vol nieuwe ideeën! Nooit heeft hij openlijk met het Réveil gebroken. Hij heeft het gecritiseerd, maar alleen in 't algemeen. Nooit heeft hij de wondeplekken in de opvattingen van de Réveilmannen met den vinger aangewezen. Vinet heeft onder dat zwijgen veel en zwaar geleden. Zijn jongere vriend, de onstuimige Charles Secrétan, drong er bij hem op aan openlijk voor zijn afwijkende meeningen uit te komen. Vinet heeft dien raad niet opgevolgd. Hij is blijven zwijgen. Waarom? Eerst iets over Vinet's afwijkende meeningen. In een brief uit 't jaar 1846 aan den Schot Th. Erskine heet het:Ga naar voetnoot1) Mon espérance dans le christianisme est d'autant plus vive qu'elle ne se partage pas. Je n'espère qu'en lui; mais le christianisme, pour moi, n'est ni exclusivement, ni par excellence, celui qu'on nous prêche depuis vingt-cinq années. Je crois cette formule impuissante et usée à l'égard des masses; c'est un réchauffé très refroidi du XVIe siècle. Ce qui était original du temps de Luther ne l'est plus aujourd'hui. Nous parlons au siècle une langue morte.... All fear, none aid, and few understand. Vinet had gewichtige bezwaren tegen de substitutieleer; | |
[pagina 426]
| |
in zijn opvatting van de inspiratie week hij af van de gangbare meeningen. Moest hij zijn leerlingen deelgenooten maken van zijn heterodoxe beschouwingen? Een brief aan zijn vriend Scholl, dien we afgedrukt vinden in Charles Secrétan's Civilisation et CroyanceGa naar voetnoot1) geeft eenig licht over Vinet's houding. Hij zegt daarin, dat het uitkomen voor zijn afwijkende meeningen op zich zelf geen kwaad, ja zelfs plicht zou zijn, indien hij slechts in staat was na afgebroken te hebben wederom op te bouwen en indien hij er niet van verzekerd was niets anders dan verwarring en angst te zullen brengen in de geesten zijner leerlingen. ‘J'ai la conviction, mais je n'ai ni la science, ni la force morale et physique qu'il faudrait pour entrer dans cette lice’. Na Vinet hebben velen met dezelfde moeilijkheid geworsteld. De oplossing bleek steeds alleen in abstracto gemakkelijk. Eén ding staat vast: Vinet heeft niet gezwegen uit gemakzucht, noch uit menschenvrees; hij heeft gezwegen - uit plichtsgevoel. Meer dan eenmaal heeft Vinet trouwens getoond den moed zijner overtuiging te hebben gehad als weinigen. De politieke en kerkelijke strijd in Waadtland tusschen 1830 en 1847 is vol van zijn naam. Bij de onthulling van Vinet's standbeeld heeft Edouard Secrétan in welsprekende woorden aan dien strijd herinnerd, toen hij Vinet teekende als een der grootste polemisten van zijn land. ‘Il eût pu se taire’ - merkte hij op - le silence eût eu chez lui des excuses, mais devant une vérité à proclamer il ne reculait pas, quelles que pussent être les conséquences de son audace’.Ga naar voetnoot2) Edouard Secrétan's woord brengt van zelf de vraag naar voren, hoe Vinet gestaan heeft tegenover de ‘consequentie’. Is Vinet een consequente geest geweest? Sommigen meenen van ja en zij wijzen evenals Edouard Secrétan deed, op zijn consequente houding in de groote vragen van individualisme en socialisme, van staat en kerk. Anderen beweren 't tegendeel en ze leggen den nadruk op zijn niet steeds duidelijke houding tegenover 't Réveil en | |
[pagina 427]
| |
zijn niet steeds heldere uitspraken over de groote leerstukken der kerk. Ik geloof, dat zoowel de eersten als de laatsten gelijk hebben. Trouwens Vinet zelf zou er niets tegen gehad hebben onder de ‘inconsequenten’ gerekend te worden, hoewel hij zeer goed wist, dat inconsequentie in de oogen van heel velen een verschrikkelijk iets is. Hij toch was het eens met Mme de Staël, die staande hield, dat men niet volkomen waar en oprecht kan zijn zonder een beetje inconsequent zijn.Ga naar voetnoot1) Om Vinet goed te verstaan en billijk te beoordeelen, dienen we rekening te houden met een eigenaardigheid van zijn geest. In een brrief van 29 Juni 1828 aan zijn vriend Isäac Secrétan schrijft hij:Ga naar voetnoot2) ‘ce n'est guère que dans la circonférence des questions que mon esprit se meut avec liberté et que ma parole est ouverte et décidée’, en toont daarmede zichzelf uitstekend te hebben gekend. Niet, dat Vinet geaarzeld heeft tot 't hart der kwesties door te dringen. Integendeel. Hij heeft met de vragen geworsteld. Maar - de groote vragen waren voor hem in de allereerste plaats levensvragen. Bij het voor of tegen gaat het voor hem niet om een begrippenspel, maar om een stuk van zijn leven. Wanneer men bedenkt, dat Vinet zijn theologie van het geweten op zijn omgeving en op zichzelf heeft moeten veroveren, begrijpt men zijn verzuchting, dat hij haast liever gewild had, dat er geen theologie was. Vinet heeft zijn theologie nooit gesystematiseerd. Hoe haar te kenschetsen? In een brief aan Professor Monnard d.d. 4 Januari 1828 maakt Vinet naar aanleiding van de Wette's Uber die Religion eenige opmerkingen over de neiging van vele Duitsche theologen om alles van de bespiegeling te verwachtenGa naar voetnoot3). Hij verwijt hun te weinig rekening te houden met de feiten en te uitsluitend op ideeën te vertrouwen. | |
[pagina 428]
| |
En dan zegt hij verder: ‘Je ne nie pas que ces idées ne soient souvent fort belles; mais c'est une chose réglée que l'esprit humain, si faible et si chancelant depuis notrechute, ne peut marcher qu'appuyé sur deux béquilles qu'on appelle l'observation et l'expérience’. Ik geloof, dat we Vinet geen onrecht aandoen, wanneer we deze twee ‘krukken’ de stevige zuilen noemen van al zijn beschouwingen op theologisch gebied. Zijn theologie zoowel als zijn moraal en zijn apologetiek rusten op deze grondslagen. Vinet heeft een rijk inwendig leven gekend. Zijn brieven niet minder dan zijn preeken getuigen er van. Hij heeft zich zelf geöbserveerd. Toen hij, onder den indruk van zijns vaders dood en zelf bezocht door een zware ziekte, van het theoretische Christendom tot het praktische was overgegaan, heeft hij met al de gaven van psychologische observatie, die de zijne waren, zijn inwendig leven, zijn verhouding tot God en tot Jezus Christus bestudeerd en zijn ervaringen in al haar benauwende verscheidenheid en troostvolle éenheid geanalyseerd. Uit die ervaringen is Vinet's theologie opgegroeid met zijn geloofsleven zelf. Bij twee mannen zocht hij gaarne steun en licht: bij den Schot Thomas Erskine en bij Blaise Pascal.
De vruchten van Vinet's letterkundigen arbeid liggen, behalve in zijn Chrestomathie, voor ons in negen lijvige deelen, waarin de gansche Fransche literatuur van de 16e eeuw af in haar hoofdvertegenwoordigers wordt behandeld. Dr. Molines heeft velen aan zich verplicht door in zijn proefschrift over Alexandre Vinet, critique littéraire uitvoerige overzichten van Vinet's letterkundige studiën op te nemen.Ga naar voetnoot1) Wie zich in de kritiek van Vinet wil oriënteeren, doet goed met Molines' werk rekening te houden. Voor meer dan éen opmerking zijn ook wij hem dankbaar. Molines is vooral uitvoerig, waar het de ‘groote’ letterkundigen geldt; de kleinere grootheden en vooral | |
[pagina 429]
| |
Vinet's landgenooten moeten zich zonder of met een al te korte behandeling tevreden stellen. Dit is een gebrek in Molines' werk. Den kriticus toch leert men 't best kennen in zijn oordeel over den tijdgenoot. En al is bij Vinet de grenslijn tusschen den kriticus en den historicus niet steeds duidelijk aan te geven, toch is Molines niet geheel aan het gevaar ontkomen meer den historicus van de Fransche literatuur dan den kriticus naar voren te brengen. Er is in Vinet's leven heel weinig theorie. Bijna alles is praktijk. De Chrestomathie, die zijn roem zou vestigen, wordt geboren uit de behoeften van zijn onderwijs aan 't Bazelsche gymnasium. Zijn eerste preeken - die over de Onverdraagzaamheid en de Verdraagzaamheid van 't Evangelie - hebben haar publiceering te danken aan den strijd tusschen de separatisten en de onverschilligen. De vervolgingen, waaraan de Mômiers - de dissidenten uit Vinet's dagen - van de zijde der Waadtlandsche regeering en der nationalisten blootstaan, maken van den in zichzelf-gekeerden kamergeleerde den strijdvaardigen polemist en den theoreticus van de scheiding tusschen kerk en staat. Nergens staat de theorie op den voorgrond. Deze wordt in en door de praktijk geboren. Wanneer we Vinet's letterkundige kritiek bestudeeren komen we voor 't zelfde verschijnsel te staan. Toen Vinet in 1831 zijn werkzaamheid als letterkundig kriticus aan le Semeur aanving, trad hij niet op met een bepaalde kunsttheorie. Trouwens hij zou nooit tot een welafgeronde theorie komen. Wie mocht willen beproeven Vinet's theorie over de kunst in 't algemeen en de letterkunde in 't bijzonder te reconstrueeren, zou spoedig bemerken, dat de lacunen vele zijn. Vinet is letterkundig kriticus geworden - als apologeet van het Christendom. Na 't verschijnen van Vinet's Discours schreef een der Waadtlandsche bladen: Vinet heeft den Bijbel opgeslagen en veel nagedacht. Dit woord is later gaarne aangehaald om zijn theologie te karaktiseeren. Met eenige wijziging is het ook van toepassing op zijn | |
[pagina 430]
| |
letterkundige kritiek. Vinet heeft zijn auteurs gelezen - en veel nagedacht. Hij heeft nagedacht als Christen. Vinet heeft zich nooit ontveinsd, wat de bedoeling was van zijn kritische werkzaamheid. ‘Zoodra ik kan’ schrijft hij aan LutterothGa naar voetnoot1) - ‘zal ik u zoo goed en kwaad als 't gaat helpen. Voor 't oogenblik bied ik slechts mijn gebeden aan. Die zijn oprecht gemeend. Ik voel de beteekenis van 't oogenblik. We moeten in de strooming van deze godsdienstige reactie ingaan en al 't mogelijke doen om haar naar het Christendom van den Bijbel af te leiden. Wanneer de vijand zijn deuren half open laat staan, moeten we niet wachten tot ze gesloten worden.’ Zijn vrienden wisten het even goed. Ze juichten hem toe. Ze vuurden hem aan. ‘Bedenk toch, dat gij “de voorzienigheid” van le Semeur zijt - dat uwe artikelen alleen tot nu toe de aandacht hebben weten te wekken van mannen als Guizot, Lamartine en Girardin, dat het een tribune is, opgericht, indien ge het wilt, opzettelijk voor u in 't midden van Parijs, vanwaar gij Frankrijk, ik bedoel het ontwikkelde en beschaafde Frankrijk, oproepen kunt tot de kennis van 't Evangelie Gods.’ Zoo schreef Vinet's vriend VernyGa naar voetnoot2). Aan Sainte-Beuve schrijft Vinet zelf: ‘Zeker, ik wil gelezen worden, en ik dank u, dat ge me daarin geholpen hebt; 't is me niet geoorloofd bescheiden te zijn ten koste van de zaak die ik dien’Ga naar voetnoot3). Het meest kenmerkende dan ook van Vinet's kritiek is, dat ze is prediking van 't Evangelie. Geen wonder, dat Vinet zijn ‘Christelijkheid’ als een zwakheid toegerekend werd. Vinet liet zich echter daardoor niet imponeeren. Hij ging kalm voort als kriticus evangelieverbreider te zijn. Evenmin liet hij zich door zijn vrienden van de wijs brengen, die hem kwamen vertellen, dat zijn ‘manier’ toch eigenlijk niet de goede was. Een brief van Adolphe Monod | |
[pagina 431]
| |
werpt een eigenaardig licht op Vinet en op Monod beiden. Monod geeft in zijn schrijven 't bewijs, dat hij de ‘manier’ van Vinet zeer goed begrepen heeft. In zijn hard oordeel teekent hij de eigenaardige kracht van Vinet's talent. ‘Soms lijkt het me, of ge speelt met 't vermogen, dat de Heer u verleend heeft om alles uit te drukken en alles te schilderen en dat ge u liever plaatst tegenover uwe gedachten dan in de tegenwoordigheid van God, dien we moeten groot maken en van de menschen, die we moeten redden... Ge zijt geen schrijver en Christen, maar ge zijt een Christelijk schrijver.’ En dan klaagt Monod er over, dat in Vinet's laatste artikel over Victor Hugo's Les Voix intérieures... de Christelijke gedachte zóo verborgen is gebleven achter den sluier van Vinet's elegante en abstracte taal, dat Victor Hugo er wel niets van begrepen zal hebbenGa naar voetnoot1). De door Eugène Rambert en Charles Secrétan uitgegeven brieven leeren ons, dat Frankrijks grootere en kleinere schrijvers Vinet's prediking beter begrepen hebben dan Monod in zijn ijver hopen dorst. Vinet's kritiek trok hun aandacht. Zij gevoelden in hem in aanraking te zijn met een hoogstaand karakter en een scherpzinnigen geest. Zijn bedoelingen waren zoo zuiver. Hij zoekt nooit zichzelven. Niemand heeft het vaker en beter gezegd, hoe hoog hij Vinet's kritieken schatte, dan Sainte-Beuve. Maar ook Chateaubriand, Victor Hugo, Béranger - om thans geen andere namen te noemen - kwamen Vinet tegen met de verzekering van hun bewondering en - van hun eerbied. Vooral de brieven, die er gewisseld zijn tusschen Souvestre en Vinet, en die, welke Béranger en Vinet aan elkander schreven, zijn vol leering over Vinet's bedoelingen en over zijn invloed. In die brieven trekt vooral Vinet's openhartigheid de aandacht. Hij dringt zijn overtuigingen niet op, maar hij laat evenmin twijfel bestaan aangaande zijn dierste wenschen. Van al die correspon- | |
[pagina 432]
| |
denten stond Souvestre 't naast bij Vinet. Tusschen hen konden vriendschapsbanden worden gelegd. Vinet juicht over het idealisme van den schrijver van l'Echelle de Femmes, maar - er bleef een wensch over in 't hart van Vinet. ‘Moge 't u gegeven worden nog meer te doen en die waarheid, moeder van alle zedelijke, sociale en politieke waarheden te noemen en luide het groote dogma van de vergeving en de verzoening in Jezus Christus te verkondigen’Ga naar voetnoot1). Vinet die nooit predikant had willen zijn - werd de zielszorger van meer dan éen van Frankrijks groote mannen. Sainte-Beuve, die in den winter van 1837-'38 aan de Academie te Lausanne zijn colleges gaf over Port-Royal, welke den grondslag zouden vormen van zijn beroemd boek, heeft in zijn later leven de meening ingang weten te doen vinden, alsof er in het optreden van Vinet en zijn vrienden iets benepens zou gelegen hebben. Sainte-Beuve toch heeft er zich later blijkbaar over geërgerd onder Vinet's invloed bijna een Christen te zijn geworden - en hij heeft het wenschelijk geacht herhaaldelijk te verklaren, dat het van zijn kant zoo erg niet gemeend was geweest.Ga naar voetnoot2) Sainte-Beuve's brieven aan M et Mme J. Olivier, die eerst in 1904 zijn uitgegeven, komen ons echter vertellen, dat hij wel degelijk diep onder den indruk van zijn Lausansche omgeving heeft verkeerd.Ga naar voetnoot3) Heeft Vinet als kriticus zijn Christendom op den voorgrond geplaatst, zijn Protestantisme heeft hij evenmin op den achtergrond gehouden. We vinden in zijn correspondentie met Chateaubriand en vooral met Baron Guiraud en den dichter Turquety daaraan belangwekkende herinneringen. 't Protestantisme is in Frankrijk nooit erg in tel ge- | |
[pagina 433]
| |
weest. Scheen het onder de Restauratie op meer waardeering te kunnen gaan rekenen; na de revolutie van 1830 kwam de oude stemming terug. ‘Ge kunt u niet voorstellen, welk een anti-Protestantsche woede zich van onze literatoren en onze staatslieden heeft meester gemaakt... Het is mode geworden Luther door 't slijk te halen.’Ga naar voetnoot1) Vinet wist het even goed als Verny. Maar hij is kriticus en Protestant. En als Chateaubriand in zijn Essai sur la littérature anglaise in zijn waardeering van 't Protestantisme ontrouw wordt aan de waarheid, leest Vinet hem zóo goed de les,Ga naar voetnoot2) dat... Chateaubriand den hem onbekenden schrijver van de artikelen in le Semeur voor diens ‘edel en ernstig artikel’ komt bedanken en dan in zijn schrijven aan Vinet recht laat wedervaren met o.a. te zeggen: ‘Je prends la liberté de causer avec vous, de vous répondre comme à un esprit sérieux et consciencieux, qui ne fait pas de la critique un passe-temps, un jeu d'esprit, et qui ne se livre pas à l' admiration ou au dénigrement selon l'humeur qui le pousse’.Ga naar voetnoot3) In zijn kritieken op Baron Guiraud's Philosophie catholique de l'histoire en op Turquety's gedichten heeft Vinet niet nagelaten een scherp afkeurend oordeel uit te spreken over de Mariavereering, die door deze geloovige zonen der Roomsch-Katholieke kerk met overtuiging verdedigd en met hartstocht bezongen was. Guiraud en Turquety zijn beiden met Vinet in correspondentie getreden en geven in hun brieven bewijzen, hoe diep ze onder den indruk van Vinet's ernst en waarheidszin gekomen waren. Guiraud, de vurige Katholiek, ziet gaarne in Vinet, den consequenten Protestant, een bondgenoot in den strijd tegen de anti-Christelijke philosofen. Hij geeft zich zelfs veel moeite aan Vinet's Essai sur la manifestation des convictions religieuses een goede ‘Parijsche’ pers te bezorgen, maar - 't gelukt hem slechts ten deele. | |
[pagina 434]
| |
Protestantisme en individualisme zijn voor Vinet synoniemen. Wie niet opziet tegen de inspannende lectuur van Vinet's verhandeling over Le socialisme considéré dans son principeGa naar voetnoot1), kan zich daar spoedig overtuigen, hoe 't individualisme de gouden draad is, die door al diens beschouwingen zichtbaar blijft. In die verhandeling toch heeft Vinet zijn gedachten 't best gecondenseerd. We vinden daar den ganschen Vinet met al zijn individualistische idealen. Geen wonder, dat we ook in Vinet's kritieken telkens met den individualist in aanraking komen. Want Vinet's afkeer van alle theorieën, die meer werk maken van de menschheid dan van den mensch en meer rekening houden met den algemeenen geest dan met het individueele geweten, was zóo sterk, dat hij er onmogelijk over zwijgen kon. Waar hij 't socialisme, 't humanitarisme of 't pantheïsme tegenkomt, wijst hij ze met weerzin af. Aardig schrijft hij zelf aan Béranger: ‘Quand on a la jaunisse, on voit tout jaune, et je crois bien que j'ai la jaunisse à l'endroit de l'humanitarisme’Ga naar voetnoot2). Geen grooter dwaling is er in Vinet's oogen mogelijk dan de negatie van 't individu. In een kritiek op de Recueillements poétiques van Lamartine wijst hij er in een welsprekende bladzijde op, hoe die ontkenning ook over de poezië doodsche koude brengen moetGa naar voetnoot3). Was Vinet dan een reactionnair? Alleen in een tijd als den onzen, waarin 't individualisme niet hoog staat aangeschreven, is die vraag bestaanbaar. Wie Vinet gelezen heeft, glimlacht er om. Astié, die wel eens meer van een kras woord houdt, noemt Vinet ergens een ‘individualiste-socialiste’. In ieder geval, Vinet was met de kleinen, de verdrukten, de armen. Men leze er zijn artikelen over Sou- | |
[pagina 435]
| |
vestre's romans: l'Echelle de Femmes en Riche et Pauvre slechts op naGa naar voetnoot1). Vinet had zeer goed oog voor de gebreken der maatschappij. Verbetering, genezing, achtte hij echter slechts mogelijk langs den moeilijken weg van een hervorming der individuen. Voor Vinet was de sociale vraag in den diepsten grond niet een moreele, maar een religieuse kwestie. Maar - behooren nu prediking van 't Christendom, verdediging van 't Protestantisme en propageering van 't individualisme tot het gebied der letterkundige kritiek? Wordt deze zoodoende niet bij uitstek wijsgeerig van aard? Vinet heeft zich herhaaldelijk met deze vragen beziggehouden. Haar beantwoording hangt ten nauwste samen met de opvatting, die de kriticus heeft van literatuur. Kan er gesproken worden van zuivere literatuur in denzelfden zin als van zuivere wiskunde, dan mag de kriticus niet buiten de aesthetische waardeering gaan. Wie echter niet aan ‘zuivere’ literatuur gelooft, maar opmerkt hoe de letterkunde steeds in wisselwerking staat met godsdienst, wetenschap en wijsbegeerte en bovenal oog heeft voor 't nauwe verband tusschen haar en 't beschavingsleven, waarvan ze een integreerend deel en tevens de echo is, ziet als kriticus zich een veel ruimer terrein toegewezen. Zoodra de literatuur beschouwd wordt als reflexie van 't menschelijk leven en ‘uitdrukking van de maatschappij’, mag de kriticus zich niet langer met de aesthetische waardeering tevreden stellen, maar moet hij rekening houden ook met wat voor hem zedelijke waarheid is. Het moreele oordeel krijgt naast het aesthetisch oordeel recht van spreken. Volgens Vinet omvatte de literatuur alle geschriften, waarin de mensch zich synthetisch openbaart aan den menschGa naar voetnoot2). Zoo opgevat wordt de kritiek een onderdeel van de wetenschap van den mensch. Laten we beginnen met er nadruk op te leggen, dat Vinet nooit uitsluitend kriticus van ideeën geweest is. Menige bladzijde van zijn | |
[pagina 436]
| |
artikelen is gewijd aan wat hij zelf ‘l'épluchage’ noemde. Zijn behandeling van Victor Hugo's Les Chants du Crépuscule moge ten voorbeeld strekkenGa naar voetnoot1). In zijn kritiek op dictie en stijl toont Vinet zich in al de subtiliteit van zijn geest. En ofschoon hij zelf zegt: ‘Je suis à la fois du nouveau et de l'ancien régime en littérature; j'applaudis aux hardiesses de l'un, j'aime et je regrette la pureté de l'autre’, komt hij haast overal als purist om den hoek kijken. Vinet's purisme was een uitvloeisel van zijn eerbied voor de taal. Hij, die er van overtuigd was, dat ‘eerbied voor de taal bijna zedelijkheid is’, moest wel in veel, wat latere tijden heel gewoon hebben leeren vinden, een bewijs van anarchie en decadentie zien. Vinet critiseert echter èn vorm èn inhoud met een bepaald doel. Het is hem niet in de allereerste plaats te doen om de uitgesproken ideeën, maar om den schrijver en in den schrijver om den mensch. Ook de analyse van de uitdrukkingswijze wordt bij hem een zoeken om dieper door te dringen in de kennis van wat er individueels is in den auteur. Sainte-Beuve heeft er Vinet eens een ‘zacht’ verwijt van gemaakt, maar Vinet antwoordde hem: ‘Je veux bien vous donner lieu de me le reprocher encore, et vous avouer que c'est votre pensée intime, votre vrai moi, qui m'attache souvent dans vos écrits’Ga naar voetnoot2). Vinet zoekt in de literatuur de waarheid aangaande den mensch. Het liefst gaat hij tot de dichters, die van God met de gave des woords de macht ontvangen hebben dieper dan de andere menschen door te dringen in al, wat op hart en leven betrekking heeft. Zij toch zeggen, niet in abstracte taal, maar onder een individueelen vorm, waarin de werkelijkheid trilt, wat de menschheid in het innerlijkste van haar gedachtenleven denkt. Hunne woorden... zijn als zoovele bekentenissen, zoovele kreten der menschheid, als bliksemschichten soms, die haar duisternis doorlichtenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 437]
| |
Vinet zal zijn oor te luisteren leggen, om te vernemen, of een doffe ontevredenheid, een onuitroeibaar gevoel van een leegte, die gevuld, van een tegenstrijdigheid, die moet worden opgelost, niet knagen aan 't innerlijk leven van iederen mensch, of de besten niet naar 't graf medesleepen spijt over een mislukt en verloren leven en vrees voor de toekomst...Ga naar voetnoot1) Vinet's kritiek is door en door ernstig - te ernstig in veler oog. Voor Vinet is 't Evangelie de diepste werkelijkheid. Daarom is voor hem 't Christendom de waarheid. En daarom kan hij zeggen: Tout ce qui est vrai, le christianisme l'adopte ou plutôt le réclame.Ga naar voetnoot2) De waarheid brengt ons steeds verder. De kennis van 't hart, van 't leven en van de wereld, zooals deze werkelijk zijn, is steeds de eerste schrede tot de ware wijsheid. Daarom schroomt Vinet niet te zeggen dat een dichter in een zeker opzicht zedelijk is, wanneer hij waar is, wanneer de menschelijke natuur en de hartstocht zich in zijn werken toonen, zooals ze in werkelijkheid zijn.Ga naar voetnoot3) Met Vinet's eerbied voor de waarheid, gaat zijn afkeer van 't onechte, 't onware hand aan hand. Boven de waarheid zonder leven, zonder persoonlijkheid, boven de waarheid, die, zooals hij 't uitdrukt, nog geen ziel geworden is, verkiest hij de dwaling, waarin wordt geloofd. Zulk een dwaling heeft volgens hem meer aanspraak op den naam van waarheid dan de waarheid zelve vóor we er ons mede vereenzelvigd hebben.Ga naar voetnoot4) Vinet heeft een open oog ook voor de waarheid in de voorstelling van de dwaling. Vinet zoekt bij zijn auteurs overtuigingen; meeningen zeggen hem niets. Wie Vinet in al de kracht van zijn naar waarheid zoekende kritiek wil leeren krnnen, leze zijn verhandeling over Soumet's La divine épopée.Ga naar voetnoot5) Vinet's kritiek is steeds in den toon der welwillendheid gezet. Hij houdt niet van afkeuren, hij zoekt | |
[pagina 438]
| |
liever te bewonderen. Vinet's artikel over Soumet's tweede lijden van Jezus Christus brengt ons in aanraking met... den verontwaardigden kriticus, die de bitterheid van zijn spot en de scherpte van zijn sarcasme uitstort over den valschen munter in het rijk der gedachten. Letterkundig onwaar, juist omdat het uit religieus oogpunt de waarheid in 't aangezicht slaat! Ziedaar het thema, dat Vinet in zijn zeer uitvoerige bespreking met meesterhand uitwerkt. Soumet, die in Frankrijk hemelhoog geprezen was en met Dante en Milton op éen lijn was geplaatst, heeft niet nagelaten protest aan te teekenen. In een allergeestigst schrijven heeft Vinet hem van antwoord gediend. Beide brieven vonden een plaats in le Semeur. De lezing van die afstraffing zou ons bijna doen betreuren, dat Vinet niet vaker de roede heeft gehanteerd. Maar éen van Vinet's brieven aan Lutteroth brengt ons tot andere gedachtenGa naar voetnoot1). De Vinet, die ons dit schrijven doet kennen, is ons toch liever. Vinet schrijft daags, na zijn antwoord aan Soumet verzonden te hebben, aan Lutteroth, dat hij moeilijke oogenblikken heeft doorgemaakt over dien brief. Hij betreurt zijn geestigheid den vrijen hoop gelaten te hebben en zoo'n hoogen toon te hebben aangeslagen. Hij zegt ontevreden te zijn over zichzelf. Zóo de brief nog niet gedrukt is, zal Lutteroth wel voor een antwoord willen zorgen. Voortaan zal hij voorzichtiger zijn. En hij eindigt zijn brief met de hoop uit te spreken, dat God hem geven moge uit deze les voordeel te trekken. Wie zóo tegenover zijn kritisch werk staat, loopt geen gevaar zijn auteurs (de uitdrukking is van Schérer) als ‘gibier de feuilleton’ te beschouwen. Nog éen vraag willen we naar voren brengen. Is een kritiek als die van Vinet niet steeds partijdig? Oppervlakkig beschouwd ja, in werkelijkheid niet. Vinet heeft steeds de Voraussetzungslosigkeit afgewezen. Hij hield niet van dat ‘intellectueele quietisme’Ga naar voetnoot2). | |
[pagina 439]
| |
Zoo wees hij ook de onpartijdigheid af, die gegrond is in het scepticisme en geheel 't stempel draagt van de matheid en de traagheid van een ziel, waaraan de twijfel alle levenssappen heeft onttrokken. Hij wil een onpartijdigheid, die niet alleen een weegschaal met zich voert, maar ook palm en zwaard....; die niet alleen oordeelt, maar ook haat en liefheeft. Hij wil een onpartijdigheid, die uitgaat van 't geloof in den plicht en in de eeuwige waarde der zedelijke feiten. Hij wil een onpartijdigheid, die... steeds van de partij der waarheid isGa naar voetnoot1). Vinet wilde als kriticus steeds van de partij van 't Evangelie zijn. Allard Pierson heeft in zijn bekende voorlezingGa naar voetnoot2) op de hem eigen meesterlijke wijze de kritiek van Vinet met die van Taine en Sainte-Beuve vergeleken en niet geaarzeld aan Vinet ook om zijn onpartijdigheid den eerepalm toe te kennen. 't Is geen zeldzaamheid, dat de partijdigen 't onpartijdigst zijn. 't Ligt buiten mijn bestek Vinet's kritiek te plaatsen naast en tegenover de methoden van literatuurbespreking, die meer dan de zijne haar invloed hebben doen gelden. Dit te doen toch zou de beschrijving van een groot stuk geestesleven van de 19e eeuw eischen. Immers ook de kritiek van een Sainte-Beuve, een Taine, een Schérer, een Lemaître, een Faguet en een Brunetière - om mij tot Frankrijk te bepalen - staat in 't nauwste verband met hun wereld- en levensbeschouwing. Toch komt bij wie zich bezighoudt met Vinet's letterkundigen arbeid telkens de vraag naar voren, of zijn kritiek toekomst heeft. Maar even spoedig bemerkt hij, dat deze vraag een andere vraag in zich sluit: de vraag naar de toekomst van den ganschen Vinet. Wanneer deze vraag gedaan wordt, gaan velen hoofdschuddend of schouderophalend aan haar voorbij. | |
[pagina 440]
| |
Anderen hopen. En zonder dat ze zich een minachtend oordeel aanmatigen over 't werk, dat ook in ons land door vele ernstige mannen op het gebied der letterkundige kritiek wordt geleverd, maken ze toch gaarne de woorden van geen mindere dan Victor Hugo tot de hunne, die van Vinet's kritiek sprekende, schreef: ‘Il serait à souhaiter que celle-là aussi fît école’Ga naar voetnoot1). |
|