Met de belangeloosheid, die de Engelsche staatkunde van ouds heeft gekenmerkt, ziet Engeland de ‘liberale idee’ ook in Perzië aanvankelijk zegepralen, al is het niet zeker, of de slimme Rus die zijn troepen tot al dicht bij Teheran heeft voortgeschoven, er niet in slagen zal de brave Perzische liberalen nog net bijtijds af te weren en den Sjah te ‘redden’.
Maar Engeland zelf heeft groote zorgen in eigen gebied. Niet zoozeer in Zuid-Afrika of Australië, waar alles goed loopt, maar in Indië, waar de anti-Engelsche beweging nog altijd stand houdt en blijkens den moord op Wyllie - Curzon nog steeds ieder oogenblik nieuwe onaangename verrassingen kan bieden.
Genoeg om te toonen, dat er in en buiten Europa - ook in Zuid-Amerika botert het niet tusschen Bolivia en Argentinië en Peru - nog genoeg is wat ook ons met belangstelling doet uitzien naar den loop der dingen... ook in Venezuela. Onze diplomatie heeft nog voldoende met hare eigene taak te stellen om haar niet al te zeer te bezwaren met handelsoverwegingen. De reorganisatie, die men ten haren opzichte in den zin heeft, moge wel rekenen met alles wat er ook in betrekkelijk rustige tijden geschiedt ‘buitenaf’. Een oog in het zeil kan nooit geen kwaad en het gemis daarvan heeft reeds meermalen noodlottige gevolgen voor onze belangen gehad. Men denke er aan, dat een goede diplomatie, die de oogen open houdt voor alles wat er voorvalt, een der beste waarborgen is voor de nationale zelfstandigheid. Organisatie van den consulairen dienst is goed, is prijzenswaardig, is noodzakelijk, maar zij geschiede niet ten koste van den diplomatieken dienst onder voorgeven, dat wij, als kleine mogendheid, een zoo uitgebreide diplomatie niet noodig hebben. Men zou integendeel de stelling kunnen opzetten, dat juist een kleine mogendheid een krachtige diplomatieke vertegenwoordiging broodnoodig heeft. De voorgenomen reorganisatie, welker noodzakelijkheid allerminst in twijfel getrokken mag worden, loope niet uit op een desorganisatie ten voordeele van een anderen tak van dienst, die reorganisatie evenzeer noodig heeft.
Reorganisatie, desorganisatie....
Zullen wij voortgaan met de eentonige geschiedenis na te gaan van de desorganisatie der Fransche maatschappij onder het democratisch parlementarisme?
Door een reeks van handigheden, sporadische energie, soms zelfs in enkele repressieve maatregelen, meest slechts in woorden, staat het ministerie Clémenceau tot heden overeind; noch de