Onze Eeuw. Jaargang 9(1909)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 275] [p. 275] Liederen Door Geerten Gossaert. Clematis. Clematis, 'k heb met eigen hand Voor menig jaar, u hier geplant, Clematis, maar nooit heeft mijn jeugd Uw violette bloei verheugd, Clematis, zeg, hoe is 't dan, dat Ik nu van morgen, op mijn pad, Clematis, stil bleef staan, Daar, tusschen blanke acerblâen, Clematis, mij uw bloesempracht Verraste, op 't onverwacht? - Zeg, had ál deze jaren lang, Eer dan vanmorgen vroeg, Uw hart niet, als mijn hart tot zang, Tot bloeien Vréugd genoeg? Clematis? [pagina 276] [p. 276] AloËtte. ‘Hoe koel is 't in de morgenlucht, Hoe is het loof verfrischt! O reeds doorboort de feller zon Den blauwen morgenmist! Geen blad verroert: maar hoog en ver Dringt door de stilten heen, - Als 't lichten van een late ster - Eén jubeltoon alléen!’ ‘Wie is hij? wie heeft hem aanschouwd? Wie heeft het hart gekend Dat zóo door alle heemlen zijn Gewiekten hartstocht ment? Wie is hij? die te zeggen waagt In een zóó hoogen zang Zijn liefde? en wordt niet lovensmoe Den heelen morgen lang? Wie is hij? die daar roerloos staat Hoog in de ijle lucht? O geen áardsch hart, met smart besmet, Stijgt in zoo steile vlucht Te zingen voor den throon van God..! Wij hooren 't zwijgend aan..: En vát ge niet den zin, mijn hart? Eéns zult ook gij verstaan!’ Vorige Volgende