ijverige student zelf zit welbewaard te Saloniki, omringd door een aantal beminde aanbidsters en lang niet zeker, dat hij zijn langs allerlei verdachte wegen verzameld vermogen kan behouden. Smadelijk afgezet en in zijn ongeluk op onwaardige wijze vreezend voor zijn kostbaar leven en zijn onrechtvaardig verkregen eigendom, heeft hij al den tijd om te trachten het bloed te wasschen van zijn verre van smettelooze handen, terwijl op zijn ontluisterden troon zijn broeder Mohammed V alles doet, wat de Jong-Turken van hem begeeren. Maar.... zooals gezegd, deze laatsten mogen zich nog op allerlei gebeurlijkheden voorbereid houden, want zij hebben te rekenen met een gemakkelijk in beweging te brengen bevolking, welker godsdienstige meeningen zij moeten leeren te ontzien, misschien ook met dien ‘grooten en machtigen onbekende’, wiens briefwisseling met den afgezetten sultan in Jildis gevonden is... Al het bewonderenswaardige talent, dat zij hebben ontwikkeld, hebben zij noodig om den toestand meester te blijven.
Sympathie is hun van Europa uit overvloedig geworden, niet het minst van de zijde van Engeland, dat nooit met den moordenaar der Armeniërs, met den vriend van Duitschland gedweept heeft en als bondgenoot voor de moderngezinde Jong-Turken is opgekomen, zich openlijk verheugend, zoo niet meer, over hun eerste optreden en over hun jongste succès, terwijl andere groote mogendheden daarbij een zuurzoet gezicht zetten. Ook hier is de tegenstelling tusschen de beide driebonden duidelijk zichtbaar, al ziet men genoeg wat de samenstellende elementen van elkander schijnt te scheiden en is het b.v. hoogst twijfelachtig, of Rusland de verandering te Constantinopel wel heel genoegelijk vindt en of Engeland het Russische ingrijpen in Perzië, waar de Sjah ook al hardleersch blijkt op constitutioneel gebied, wel goedkeurt, al is er een overeenkomst getroffen over de scheiding der Engelsche en Russische machtsferen in Perzië.
Engeland is zenuwachtig geworden, zoo niet de regeering dan toch het volk. Een soort van militaire koorts is over het antimilitaire volk gekomen, dat altijd maar door droomt van een Duitschen inval, van ‘Dreadnoughts’ en ‘Zeppelins’, van plundering van ‘An Englishman's home’ door de ‘barbaarsche horden’ van den overkant der Noordzee. De tingeltangels zijn er vol van, het loopt storm in de schouwburgen, waar men den belachelijken draak van dien veelbelovenden naam vertoont en men zwaait met de nationale vlag als in de dagen van den Boerenoorlog, toen een handvol scherpschutters het Britsche wereldrijk deed schudden op