Onze Eeuw. Jaargang 9(1909)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Verzen Door Joha. Snellen. Verbloeid. Veel bloemen in mijn ziel verbloeid, veel bloesems nooit geworden vrucht. Mijn vlinders vlogen in de lucht; zij hebben ver in 't veld gestoeid. Mijn vlinders vlogen in de lucht; hun wiekjes namen uit mijn ziel Stofgoud dat her- en derwaarts viel, verstoven in hun vrije vlucht. Stofgoud, dat her- en derwaarts viel vervloog voor goed: het was te teer... Verlangt ge uw glans en bloemen weer, verlangt ge uw jeugd terug, mijn ziel? Verlangt ge uw glans en bloemen weer, stofgoud, dat her- en derwaarts viel? Mijn vlinders komen nimmer weer; verbloeid veel bloesems in mijn ziel. [pagina 127] [p. 127] Teleurstelling. Gelijk wanneer g' een vriend, die schrijft: ‘Ik kom’ Gaat tegemoet, àl vóórgevoelen blij... Hij is er niet,...toch ziet ge telkens om in bang verlangen vragend: ‘Volgt hij mij?’ Dan, thuis, zoodra g' een klop te hooren meent, de deur ontsluit en niemand binnen komt... of als ge in verre vert' muziek verneemt, die op uw naadring plotseling verstomt... Zóó was mij 't leven vaak: een hooge poort groot-open, schittrend, goudomglansd van zon... Daarachter, - niets dan 't ijl en eindloos leeg. En op den boog zag 'k wel het tooverwoord, dat al mijn brandend vragen stillen kon, maar dat voor mijn begeerge blikken zweeg. [pagina 128] [p. 128] Versteening. O kon ik lachen, kon ik weder weenen! Ach, weenen doe ik wel, maar stil, te nacht, wanneer de tranen vloeien traag en zacht om iets dat langzaam in mij gaat versteenen. En 't lachen, 't blijde lachen is heel henen, waarin de jeugd uitschatert frissche kracht; voorbij het zonnig hopen, dat de macht tot daden en tot droomen kan vereenen. Hoe anders dan toen in mij vurig, jong, een vogel wild zijn melodieën zong en 't leven was een drama felbewogen! Nu is het mij een wassenpoppenspel, waarin hij wijs is, waarin hij doet wèl, die door den schijn het minste wordt bedrogen. Vorige Volgende