Whitman, met wien de bundel besluit, is een Amerikaan, naar het schijnt van Hollandsche afkomst. Hij bezingt niet enkel leven, kennis en liefde, maar heft hier een aandoenlijk lofliedop den dood aan, den lieven dood, den grooten bevrijder, ter eere van wien hij dansen wil. Hij profetiseert tevens van het ongeborene, ziet den wereldgeest, niet enkel in Amerika, maar in alle landen, op weg naar vrijheid, eerbied voor de wet en vrede, aanschouwt gebeurtenissen, die nog komen moeten en haar schaduw reeds vooruitwerpen. Het verschil van kasten is uitgewischt; de kronen zijn van hun glans beroofd; nergens tirannie; één algemeene beschaving. Men zal zeggen: dichterlijke droomen; doch ook droomen hebben waarde en kunnen daden doen geboren worden.
Een zoo verstandige keuze uit den rijken voorraad moderne Engelsche poëzie als voor deze bloemlezing werd vereischt, onderstelt niet enkel kennis, maar tevens oordeel en goeden smaak. Daar het boek zoowel in Engeland als hier is verschenen, blijkt het ook voor onze overzeesche buren bestemd te zijn. Wellicht vraagt men of zij door een anthologie met hun eigen dichters in kennis dienen gebracht te worden. Het antwoord vinden we in de voorrede van het boek. De Heer Ramsden Buckley klaagt er over, dat men in Engeland weinig gevoel heeft voor poëzie, dat de rijkaards er den automobiel tot hun afgod maken en dat de overigen liever hun aandacht wijden aan den demagoog, die goedkooper bier en sterken drank belooft, dan aan den van een hoogere nationale roeping getuigenden poëet.
Misschien zal door den verkoop van den bundel in Nederland blijken, dat de lezers van poëzie, ook al zijn zij er gelijk overal in de minderheid, nogtans betrekkelijk talrijk mogen heeten. Daartoe kan bijdragen, dat de uitgave, zooals met Engelsche boeken pleegt het geval te zijn, bizonder goed verzorgd is. Het boek, ofschoon goedkoop, is, ook door zijn uiterlijk, ‘a thing of beauty, a joy for ever.’
v.d.W.
A.S.C. Wallis. Zielestrijd. Haarlem. Tjeenk Willink en Zn., 1908.
Ziehier de geschiedenis van een vrouwenleven, het verhaal van eene ‘over wie wel de storm van haar tijd heen ging, maar die door geen zonnestraal van zijn glorie werd bereikt’, wier strijd door niemand werd geweten, wier smart door niemand werd vertroost.
De zorg, ‘die groote roover van jeugd en schoonheid’ had al vroeg haar stempel op het gelaat van prinses Anna van Zweden