oogenschijnlijk met niets, al zat het tot nog toe nooit stil op den Balkan .... Wat zal in de naaste toekomst uit dat alles voortkomen?
Dat vraagt men zich ook af ten opzichte van den algemeenen toestand in Europa. Is die in alle opzichten geruststellend? Chi lo sa? Wij leven blijkbaar op vulkanen en telkens doen zich onrustbarende rommelingen hooren, afgewisseld door het liefelijk geluid van vorstenkussen op Cronberg, in Reval, in Stockholm. Al doet de Duitsche zoowel als de Fransche en Engelsche pers nu en dan leelijk en kijkt men te Parijs wantrouwend oostwaarts, oogenblikkelijk gevaar is er blijkbaar niet maar het is een veeg teeken, dat niemand heel gerust is op den wereldvrede.
Ook in Zuid-Afrika is men dat niet. Men werkt in stilte voort aan de voorbereiding eener nauwe aansluiting tusschen de verschillende thans Engelsche koloniën, het ideaal van Rhodes, dat nu werkelijk iets naderbij schijnt te komen, al is het niet volkomen in den zin, waarin hij het wenschte.... Ja, het zal zijn ‘under the British flag’ - dat heeft de oorlog beslist - maar de Hollandsch-Afrikaansche invloed zal oppermachtig kunnen zijn in de federatie. Het blijkt echter steeds duidelijker, dat van Nederlandschen invloed geen sprake kan zijn. En dat was ook te verwachten en is zelfs te billijken. Afrika voor de Afrikaners! De discussie over het al of niet invoeren van Nederlandsche onderwijzers is voor ons, Nederlanders, soms pijnlijk om aan te hooren maar zij bewijst voor de zooveelste maal, dat zij, die van onze houding in den oorlog een algeheelen omslag hoopten in de bekende ongunstige stemming der Boeren in het algemeen ten opzichte der Nederlanders, verkeerd hebben gezien. Dankbaar mogen zij tot op zekere hoogte zijn maar van Nederlanders willen zij ten slotte evenmin geringeloord worden als van Britten. En dat is hun niet kwalijk te nemen! Van onzen kant moeten wij hopen, dat de federatie zal slagen, want daardoor alleen kan Zuid-Afrika zich ontwikkelen in al zijn kracht en voortsturen in de richting der volkomen onafhankelijkheid, waartoe het ten slotte zal moeten komen
De netelige vraag van het al of niet wenschelijke van den invoer van Nederlandsche onderwijzers en werkkrachten heeft in den laatsten tijd hevige discussie veroorzaakt. Men klaagt in Afrika nog altijd over de parmantigheid dier onderwijzers, die, trotsch op hunne kennis, met eenige minachting neerzien op de onontwikkelde Boeren, die zij de Europeesche beschaving deelachtig willen maken; men klaagt er over de ‘ongodsdienstigheid’ der