Onze Eeuw. Jaargang 8(1908)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 455] [p. 455] Verzen Van H.F.W. Genie en tijd. Een span treflijke paarden is 't uwe; Wat geest, wat gratie, wat vuur! En kunt gij ze gansch niet regeeren, Gij leert dat wellicht op den duur. Maar de tijd, de vlugge, is vol arglist; Licht dat, eer die kunst gij verstaat, Het vuur van die geestige rossen Verdooft en hun gratie vergaat. [pagina 456] [p. 456] Een vrees. Denk u de teerste zachtste vriendenharten En al hun meêlij in één hart bijeen, Welks pols in kalme rust elk hart zou tarten, Dan nog zou 'k aarzlen 't mijne met zijn smarten Vaak ingebeeld, zijn vreugd vol ijdelheên, Drijfveeren, wenschen, streven, meest zoo kleen, Aan 't oog van zulk een vriend zelfs bloot te geven; 'k Zou vreezen 't voorhoofd soms gefronst te zien Of in zijn stem iets hards te hooren even. Maar ach! gij englen, die mij hoort misschien, Doet u mijn vrees van heilgen toorn niet beven, Wijl ik zoo spreek, die rustig heel mijn leven Gods oog verdroeg, dat heel mijn hart kon zien? (Naar Elisabeth Barrett Browning). [pagina 457] [p. 457] Dichterklacht. Met meer kan daar op mij, niet meer, ach! nimmermeer, Als versche morgendauw des harten frischheid dalen, Die mij uit al wat grootsch of lieflijk is en teêr Deed winnen nieuw gevoel en heerlijke idealen. Die honing, dien ik in mijn cellen won weleer, Ligt in de bloemen niet bereid, hoe schoon zij pralen; Ach! 't was de wondre kracht alleen van 't jong gemoed, Die zoo verdubblen kon der bloemen geurig zoet. (Naar Byron). [pagina 458] [p. 458] Jong en oud Is heel de wereld jong, knaap! Frisch groen al 't bosch getint, Is elke gans een zwaan, knaap! Elk deerntje een koningskind, Grijp dan naar staf en paard, knaap! Trek uit met blijden lach; Der jeugd hoort wijde vaart, knaap! Elk jongen hond zijn dag. Maar is de wereld oud, knaap! Kaal iedre boom en droef, Wordt ijdel alle sport, knaap! Gaan alle wielen stroef, Zoek aan uw haard dan licht, knaap! Bij d' ouden moe en mat; Wèl u treft ge een gezicht, knaap! Dat jong eens lief u had. (Naar Tennyson). Vorige Volgende