| |
| |
| |
Buitenland
Bij het openen van deze nieuwe rubriek in dit tijdschrift moge een enkel woord worden gezegd over de richting, waarin zij zal trachten den lezers tot voorlichting te strekken. Het is niet het voornemen een geregeld algemeen overzicht te geven van alles wat er op het wereldtooneel voorvalt in de verte of van nabij. Alleen dan wanneer het gebeurde reeds dadelijk van genoegzaam belang voor Nederland geacht mag worden om er in het bijzonder de aandacht op te vestigen, zal daaraan eene min of meer uitvoerige opmerking worden gewijd. Natuurlijk kan over de mate van dat belang verschillend worden geoordeeld gelijk ook over de beteekenis van het gebeurde allicht verschillend kan worden gedacht. Het is dan ook ten eenenmale uitgesloten, dat de Redactie van dit tijdschrift voor de hier uitgesproken gevoelens verantwoordelijk gesteld zal kunnen worden, al kan erop worden gerekend, dat ook in deze rubriek de richting, waarin het tijdschrift zich sedert zijn ontstaan beweegt, onveranderd zal worden bewaard.
Onder de in den laatsten tijd op den voorgrond getreden staatkundige gebeurtenissen, welker belang voor Nederland geen oogenblik twijfelachtig kan heeten, moet zeker wel het sluiten van de Noorden Oostzeetraktaten worden genoemd. Al heeft ons land met het laatste niet rechtstreeks te maken, de band, die er tusschen de twee traktaten bestaat; blijkt duidelijk genoeg, ook al is de grens tusschen Noord- en Oostzee niet zuiverder aangewezen dan door de fraaie formule, dat de eerste begint waar de laatste ophoudt - een mooie kwestie in uitzicht voor het Hof van Arbitrage of het Prijzenhof. Beide traktaten zijn de geruststellende uiting van de vredelievende gezindheid, die de groote mogendheden voor het oogenblik bezielt zoowel tegenover elkander als tegenover de kleinere staten, welker kustgebied ‘onaantastbaar’ wordt verklaard; en ook
| |
| |
in dit opzicht mag het een gelukkige gedachte van - naar met stelligheid verluidt - de Nederlandsche diplomatie gelden, dat ook Frankrijk aangezocht is geworden, en met goeden uitslag aangezocht, om bij het Noordzee-traktaat zijne medewerking te verleenen, al grenst het slechts even aan het Noordzeegebied. Maar - er is met nadruk op gewezen en het is goed, dat dit nog eens geschiede - traktaten blijven.... traktaten, overeenkomsten, die zoo lang gelden als ieder der belanghebbenden er zijn belang in blijft zien of een ander ertoe kan dwingen ze te eerbiedigen; papieren met inkt beschreven; die, zooals een lid der Hollandsche regeering uit de dagen van Johan de Witt ter snede deed opmerken, zelfs als zij ‘perkament’ zijn, tegen ‘het staal’ geringen weerstand plegen te bieden. Laat ons dus niet te veel vertrouwen op de kracht dier overeenkomsten, die onder nadere omstandigheden al heel spoedig in beteekenis kunnen verminderen; laat ons niet vergeten, dat, zooals de dingen dezer wereld nog altijd gaan en voorloopig nog wel zullen blijven gaan, de beste waarborg voor den vrede, voor het behoud van eigen rechten en eigen grondgebied, ligt in goede wapening te land en ter zee. De vraag, of wij, Nederlanders, in dit opzicht gerust kunnen zijn - en wie onzer zal zeggen van ja? - is van nog meer gewicht voor ons dan die andere, of elk der mogendheden, die de verdragen onder-teekenden, zich voor langen, langen tijd daaraan gebonden zal achten. Laat ons voorloopig tevreden zijn en ons verheugen in de goede gezindheid onzer naburen. Maar laat ons bij al die verheugenis niet te veel spelen in de kaart dier zachtzinnige vredeminnaars en-minnaressen, die met de laakbare onvoorzichtigheid, gevoelsmenschen eigen, luid roepen om ‘vrede door recht’ of hoe dan ook, om ontwapening, vrijwillige en volkomen ontwapening, waarbij dan de kleine staten het schoone
voorbeeld zouden geven.... om des te eerder aan de groote ten prooi te vallen; of in de kaart dier slimme kwaadwilligen, die niets liever zouden zien dan ontwrichting der militaire macht, krachtige steunpilaar der maatschappij, welker ondergang zij begeeren in dollen haat, in zinlooze verwachting van den heilstaat, die goed zou zijn in een paradijstoestand; als alle menschen ‘wijs’ waren en daarbij ‘wèl’ wilden... Laat ons den kostbaren ons geboden tijd, hoe kort hij misschien ook is, gebruiken om te verbeteren, om, zoo noodig, te hervormen, om te geraken ‘uit het moeras’ - hoe eerder hoe liever.
Moerassen, poelen ook elders. De Duitsche justitie tracht einde- | |
| |
lijk te geraken uit den geheimzinnigen poel van ongerechtigheid, dien een verdorven groep liederlijke sujetten heeft weten te scheppen in de onmiddellijke omgeving des Keizers; en zij schijnt te zullen slagen in het bittere reinigingswerk, dat zij eindelijk, zegepralend over allerlei bezwaren, zal willen voltooien zonder aanzien des persoons maar ook zonder wraakzucht van hoogst onzuiver allooi, zonder hartstocht, zonder haat van ras of partij, wat alles in dezen veel bedorven heeft. Rusland gaat langzaam vooruit, maar toch wel vooruit met het zoo noodzakelijke werk der reiniging ook daar, dat nog jaren en jaren zal aanhouden en in Stolypine een Hercules hoopt te vinden voor zijn Augiasstal. De Vereenigde Staten hebben onder een energieken president, die, fier op zijn Hollandsche afkomst, niets en niemand ontziet, een begin gemaakt met het dempen van hun financieel moeras, al zal ook dit werk in het land van den dollar nog jaren arbeids moeten kosten. Portugal zal nu langs den weg der constitutie trachten op te ruimen wat er in zijn poel aan vuil was opgehoopt en langs den weg der dictatuur niet heeft kunnen verdwijnen, ja, het heeft die dictatuur zelve opgeruimd en daarmede bijna het, helaas, zwaar getroffene koningshuis.
Maar dat alles gaat Nederland slechts van ter zijde aan; al slaat het die gebeurtenissen met belangstelling - gegrond op de gevoelens van hart, verstand of... portefeuille - gade, gelijk het doet met den fellen parlementairen strijd over de annexatie van den Congo in België, een paar weken gestaakt ter wille der verkiezingen, die weinig verandering hebben gebracht; gelijk de feestviering in het voor een enkele maal schijnbaar eensgezinde Oostenrijk ter eere van den eerbiedwaardigen en veelszins te beklagen monarch; gelijk den partijstrijd in Engeland, welks afloop van zooveel beteekenis kan zijn voor de toekomst van het ons, ondanks alles, nog na aan het hart liggende Zuid-Afrika; gelijk de in toenemende mate blijkende middelpuntvliedende neigingen in allerlei deelen - Canada, Australië, Zuid-Afrika, Indië - van het Britsche reuzenrijk; gelijk de lieftallige Fransch-Engelsche ‘entente’, voorloopster van een verbond?; gelijk de groeiende samenwerking der republieken van Midden- en Zuid-Amerika, verheugd over den goeden afloop van den merkwaardigen tocht der Amerikaansche Armada, waarschuwing voor wie het mochten willen wagen een vinger uit te steken naar Amerikaansche rechten, beurzen of landen; gelijk het verre gerommel in Perzië en China, het meer van nabij gehoorde in Marokko en Macedonië.
‘Van terzijde’ dit alles? Misschien! Wat vandaag onbelangrijk
| |
| |
schijnt, kan morgen van het grootste gewicht blijken: dat leert ons de historie! Chi lo sa? Gelukkig is Den Haag sedert eenige jaren weer een middelpunt van diplomatiek leven, waar de minste schok op staatkundig gebied zich doet gevoelen en de Nederlandsche regeering in staat is zich spoedig op de hoogte te stellen van wat er gebeurt... en gebeuren kan!
Nog zit het ministerie Clemenceau; vóór het Paaschreces hadden Combes in den Senaat en een zijner akolyten in de Kamer (Bertheau) getracht het ten val te brengen, maar de meerderheid achtte dit bewind toch te verkiezen boven terugkeer van ‘le père Combes’ en zijn, ‘bloc’, dat gaandeweg afbrokkelt. Clemenceau, de plooibare, de ongeëvenaard handige debater, weet zelfs op zekere oogenblikken de houding aan te nemen - in elk geval de taal te doen hooren - van een ‘homme de gouvernement’; hij kan noch wil de desorganisatie in de regeering keeren, hij heeft veel laten gebeuren dat beter ongeschied ware gebleven - maar hij durft toch (tegen 't bekende gezegde van Combes) vijanden links van zich te hebben en wederstaat Jaurés, als deze de rol van Frankrijk in Marokko veroordeelt. Ja, hij heeft onder zijn ambtgenooten mannen als Viviani en Caillaux - maar zijn bewind leidt er toch toe, dat de uiterste linkerpartijen verdeeld zaten, en reeds radicalen soms met liberalen (progressisten) stemden. Bij de stemmingen, in Mei voor de gemeenteraden gehouden, is deze zwenking, reeds in de Kamer te bespeuren, ook in 't kiezercorps aan 't licht getreden. Vooral in steden, waar een socialistisch gemeentebestuur aan vele belangen schade heeft berokkend. Te Parijs, Lyon, Marseille, Toulouse zelfs, Lille, Brest, Roubaix en op vele andere plaatsen is de kentering merkbaar - nog wel niet dat alles ‘om’ is, maar er is toch een beweging in de partijen van orde, die voor parlementaire verkiezingen in een naderende toekomst kan doen hopen.
Maar de ‘bloc’-politiek is taai; vele ‘politiciens’ leven er van, vooral sedert door de bij verrassing ingevoerde parlamentaire bezoldiging van frs. 15000 de politieke carrière is geworden ‘une profession largement appointée’ (Poincaré). De officieele candidatuur is onder het keizerrijk eenigszins anders, maar stellig niet schaamteloozer toegepast dan nu; een der voornaamste progressisten, Agnard, sprak onlangs van die ‘chambres de commissionnaires ‘élus par des fonctionnaires’. De litteratuur - in roman en tooneel - moge 't lage zedelijke peil der ‘député’, hun corruptie en belache- | |
| |
lijke aanmatiging hekelen; doch die schrijvers: E. Rod, P. Bourget, J. Lemaître, de Vogué, zijn immers nationalisten of katholieken, in elk geval reactionnairen! In Frankrijk beheerscht de verkiezingspolitiek den geheelen toestand. Zelfs zal Combes, als hij zijn tegenwoordige tegenstanders wil bestrijden, krokodillentranen vergieten over het harde lot van priesters (26000 pastorieën zijn verkocht) getroffen door de wapenen, die hijzelf had gesmeed. Het pleit tegen de Kerk is beslist, maar de naweeën bij de meest extreme toepassing der wetten doen zich gevoelen. In den Senaat heeft een oogenblik de taal der billijkheid gezegevierd en zijn de fondsen, nagelaten om zielmissen te lezen; van de algemeene confiscatie uitgesloten. De verhouding tusschen Kerk en Staat is echter zoo gespannen, dat de eenvoudigste verhoudingen onmogelijk worden. De staat wil in geen vorm de Kerk en haar priesters erkennen, 't geen er vaak toe leidt die priesters ook van 't gemeene recht van burgers uit te sluiten; 't Vatikaan (d.i. Merry del Val) weigert hardnekkig elke vorming
zelfs van filanthropische vereenigingen en onderstandskassen, die bij de wet erkend zouden zijn. En zoo is 't vinden van een orgaan van beheer voor fondsen als de zooeven bedoelde een puzzle.
Maar de kerkelijke vragen zijn niet de voornaamste meer, die voor het oogenblik der regeering zorg baren. Straks bij den terugkeer der kamers staan de uiterste partijen met uitgetrokken zwaard vóór de ministers en eischen: progressieve inkomstenbelasting, aankoop der Westerspoorlijnen, pensioenwet der arbeiders: drie maatregelen, die volgens knappe financieele koppen als Paul Leroy Beaulieu Frankrijk 't bankroet nabij moeten brengen.
Ook de sociale strijd sluimert niet. Begin April werd die strijd in de bouwvakken acuut, vooral doordat de arbeiders (in 't bijzonder de metselaars) den werkdag van 10 uren illusoir maakten, door verscheidene uren te besteden aan sabotage (opzettelijk vernielen of onklaar maken van 't werk). De werkgevers antwoordden met een groote lock-out, die, naar de matigste berekening 20 à 25000 arbeiders werkeloos maakte. Een grappig incident was de poging van den minister Viviani (den bekenden uitdoover der hemellichten) om den werkgevers te betoogen, dat wèl arbeiders mochten staken maar niet patroons. Het schrikaanjagen eener machtelooze regeering baatte natuurlijk niet - en na 3 weken hebben de arbeiders de voorslagen der patroons aangenomen en 't werk hervat Of de vrede duurzaam zal wezen?
Echter, wat beteekent de binnenlandsche strijd tegenover de
| |
| |
episode van den wereldkamp, die thans in Frankrijk wordt uitgevochten? Er is hoogst afkeurenswaardige dolle haat tegen alles wat naar Kerk zweemt, maar er is ook wel degelijk gerechtvaardigde vrees voor kerkelijke aanmatiging; er is aan de zijde van Rome diepe principieele afkeer van den modernen staat en zijn eischen, maar er is ook gewettigde weerzin tegen ongebreideld staatsgezag ook over de dingen des gemoeds en van het geweten. Zal het einde zijn: ‘Canossa’? Misschien; maar dan zeker slechts - gelijk bij andere ‘Canossa's’ - een voorloopig einde, want de strijdvraag is eeuwig: zij zal bestaan zoolang menschen bestaan, met menschelijke hartstochten en menschelijke idealen.
|
|