Onze Eeuw. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 425] [p. 425] Verzen Door S.G. Reddingius-van Harlingen. Ik droom zoo zachtjes voor mij heen, Mijn eigen wereld fijn en teer - Ik vind mijn stil geluk hier weer, Niets wat ik meer begeer.... Een vreugde groot voor al wat is, Voor alle liefde, die ik voel - Hier in het bosch zoo luw en koel, Ver van het menschgewoel.... De morgen schimt ivorig blank, Zoo tusschen boom en struiken door, Mij komt nu alles anders voor, En smart gaat hier te loor.... Dat doet het stille, milde bosch, Dat doet der vogels blij gezang, Dat doet des morgens ommegang, 't Is al wat ik verlang.... [pagina 426] [p. 426] O droomen, droomen, droomen, Alover stille hei, De lente voelen komen, De lente maakt zoo blij - Hoe lief is ons het leven Als wij in droomen zijn, Hoe licht is ons het leven Alom in lenteschijn. Te loopen droomen, droomen, Alover stille hei, De lente voelen komen, De lente maakt zoo blij - Mijn lief de blije Meiglans Licht over je gezicht Ik dans een lichte Meidans En zing een klein gedicht. Te dansen, dansen, dansen, Alom in purper licht, In avondzonneglanzen Te zien je blij gezicht - Met lentelichte voeten Te raken nauw den grond Je oogen te ontmoeten, Te kussen zacht je mond - O loopen droomen, droomen, Rondom zoo stil de hei, Het doet van vreugd mij schreien, En maakt me angstig blij. - [pagina 427] [p. 427] In schemerdichte wouden, Is het zoo schoon te gaan, Daar licht de lucht nog gouden, Door looverstille blaân. Daar zwieren in een blonde rei, De blanke elven zij aan zij, In sprookjes-vollen dans. - Zij brengen ons den toover aan, Van in een droomenland te gaan, In maneblanken glans. - Met princelijke statie, Gaan wij, mijn lief en ik, Daar alles is vol gratie, Gebaar en gang en blik. - De elven gaan ons lichtend voor, Wij volgen zacht het dichtend koor, Door 't stille goudpaleis - En als het woudgezicht verdroomt, Ruischt nog alleen langs 't oud geboomt, De vreemde droomenwijs. Vorige Volgende