Onze Eeuw. Jaargang 6(1906)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Verzen Door J.W. Verdenius. In den avond. - Mijn kamer is vol manelicht; Ik zit gebogen mijm'rend neêr, En 't oude beeld van 't liefste wicht Rijst in gedachten rein en teêr - Nu wordt het zoo weemoedig stil Gelijk een witte Winternacht, Waarin een eenzaam kerkje wacht: Het licht valt ver naar buiten. - En buiten is het alles stil - Soms valt een blad in licht getril En siddert langs de ruiten - En 't orgel ruischt heel zacht. Zoo glijden dingen, licht en dood - Verlichte blaren, geel en rood, - Voorbij mijn droom'rig' oogen, En 't klagen van den avondwind Om 't mijm'rend hoofd een sluimer spint Kind - kind - uit mededoogen - - Vorige Volgende