Onze leestafel.
Piet van Assche. Marcus en Theus. Rotterdam. W.L.J. Brusse.
Het boek waarmede deze jonge Vlaming zijn intrede doet in onze letterkunde is geen kleinigheid. Integendeel, het is wat men noemt ruig werk en sterke woordkunst. Woordkunst van dit genre: ‘mierelend bierken schuimde kreuzelend in rondgebuikte blauwsteenen potten, terwijl tabaksrook wegslierde en omwarlde uit de zwartgebrande pijpen der mannen, onder de donkergebruinde eikenhouten zoldering. Eene sterk-afstekende tegenstelling dus met de hongerkrotten, het ellende- en tekort-zuchten van het arme boerenvolk’... (bl. 68). Een woordkunst vaak stemming- en kleurrijk, als hier: ‘Zekeren morgen nu vlijmde de zonne geweldig uit eene witblauwgestookte lucht (bl. 70). Het bronsgroen loover der onder zware vruchtentrossen laag neerbuigende appelaarstwijgen, dommelde halfweg in blauwende verdampingen’ (bl. 97).
Toch schijnt mij, over 't geheel genomen, deze woordkunst wat gewild-forsch en fantastisch-wild, en daardoor steeds gevaarloopend te worden geknipt naar het patroon. Maar zoo gewild-forsch moest deze woordkunst wel worden die niets beschrijft dan overforsche geweldpatsers, die met hun beestachtige ondeugden misschien zijn weggeloopen uit Zola's Terre, maar zeker niet ons natuur en waarheid verbeelden. En een aardige illustratie hoe licht deze stijl vervalt in de ‘Schablone’ geeft de schrijver zelf door bl. 2 te zeggen: ‘soms luierikkend als een snoek die, in de zonnewarmte, uren lang op zijn vinnen in de sloot kan hangen te droomen’, en bl. 69: ‘terwijl snoeken op hun vinnen hingen te luierikken in de zomerwarmte’ (bl. 68). Verder op bl. 3: ‘In de poelen woekerde 't vol wier... Rietfoor, brasem en witvisch zwabberden er tusschen’, en op bl. 69: ‘Poelen en grachten stonden dik van wier... Rietfoor en baars, brasem en witvisch zwabberden er tusschen’ (bl. 69).
Zoodat het èn voor hemzelf èn voor onze Nederlandsche literatuur een groote winst zou zijn, als bij dezen schrijver 't onweer eens wat van de lucht kwam. Schrijft hij wat rustiger en minder vermoeiend dan kan hij nog veel schoons geven.
G.F.H.