Onze Eeuw. Jaargang 5(1905)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Duin-sonnetten Door Seerp Anema. I. Herfstverpoozing. Ontruste herfstwind zoeft door 't duinenkruid; Septemberstralen kwijnen door de wolken en d' enkle scheepjes, die de zee bevolken verneev'len langzaam in het droomend zuid. O, sluim'ren doen de eindelooze kolken en d' aarde sluimert van haar moeiten uit; ze wacht in witte, gouddoorweven wolken den grijzen winter als een kille bruid. Maar wat doet naar den winternacht verlangen mij, mij wiens moeite met de herfst niet sterft: o zomerzon, die niet dan koosde en kuste! Mag d' aarde, 't oog verflauwd, de wang ontverfd in 's winters koelende armen rust erlangen, wat jaargetijdenwis'ling brengt mij ruste? [pagina 152] [p. 152] II. Avondstond. Een spoor van hoeven wijst ter hoeve 't spoor, waarlangs ik huiswaart keer in zoete droomen; konijnen snellen heen, mijn tred vernomen, en fluist'rend dwaal ik donzen duinen door. De kraaien keeren als een krijschend koor terug naar 't donk're bosch der kerkhofboomen, waarboven 't koop'ren maanlicht hangt te droomen; daar scheurt een uilenstem de stilte.... hoor! Wat geeft aan d' avondstond dat zoete aroom, dat dag en dagen nimmer mag omzweven, die wond're eenigheid van droef en blij? Dan houdt de ziel, gelijk de dag, den stroom des pogens aan, en blikt naar 't rein-verheven in d' avondstond is God ons zoo nabij! [pagina 153] [p. 153] III. Het kerkhof. En roerloos droomt de donk're grafstad voort. Als zwart omfloersde rouwgestalten droomen de somb're zuilen van haar eikeboomen; geen fluistring langs hun kronendak - geen woord! Straks, als de wilde storm die stilte stoort dan dwaalt een droevig zingen door hun lanen en op graniet en marmer klett'ren tranen; van die daar sluim'ren, - niemand die het hoort. ‘Ontwikkeling’ zingt van ver de reuzenstad. ‘Ontbinding’ is de galm van dezen tempel. O ziel die twijfelt, wie vervult uw nood? Toen daagde in mij 't visioen der paarlenstad, en haar paleis droeg op z'n gouden drempel Hem, die de sleutels heeft van hel en dood. Vorige Volgende