Onze Eeuw. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
Iets over den invloed van muziek bij de opvoeding
| |
[pagina 314]
| |
ruwheid, van onverschilligheid en geen verantwoording voelen, dat de slechtste moeder, de lichtzinnigste vrouw zoo'n wezentje kan bezitten en 't haar onverschillig voorbij gaat, zonder dat ze iets heeft gevoeld van reine schoonheid, die ze niet heeft gekweekt, die ze heeft verloren doen gaan, erger nog... die ze zelf soms heeft bevlekt. Ach en het behoeven nog niet eens slechte moeders te zijn, die de verantwoording voor de ontwikkeling van het zieleleven niet voelen. Ze hebben hare kinderen innig lief, ze verzorgen ze trouw, ze kleeden ze op 't liefst en doen toch soms onbedachtzame dingen ten nadeele van hare lievelingen. Over één van deze dingen wilde ik schrijven.
Voor een oppervlakkig opmerker is het reeds zeer zeer duidelijk, dat een kleine wereldburger steeds bezig is nieuwe indrukken op te vangen en in 't hoofdje te verwerken. Staart een baby u aan met die echt baby-achtige verwonderde staaroogen dan is men al spoedig klaar om een blinkend voorwerp b.v. horloge of ketting voor 't weetgierig gezichtje te houden en in de meeste gevallen zullen de bolle handjes 't grijpen, 't mondje gaat àl verder open in verrukt gekraai en 't geheele lichaampje is in beweging. Dat 't gezicht dus een van de zintuigen is, dat 't eerst tot baby spreekt, is algemeen bekend; doch is er nog een voornaam zintuig dat over 't hoofd wordt gezien n.l. het gehoor. Meestal wordt juist dit fijne zintuig van baby al zeer stiefmoederlijk bedeeld met schoonheids-indrukken. En toch moet men den invloed ervan niet te gering schatten. Wie weet niet, dat baby 't allereerst kent en luistert naar moeders stem, waarschijnlijk omdat die hem 't meest liefdevol in de ooren klinkt. Prof. Friedrich Zimmer gaat zelfs zoo ver dat hij in een van zijn opstellen vertelt:Ga naar voetnoot1) ‘Men verhaalt, dat in de Middeleeuwen een keizer be- | |
[pagina 315]
| |
volen had eenige zuigelingen groot te brengen zonder één enkel woord met hen te spreken, noch eenig geluid te geven; de legende deelt verder mede, dat de kinderen stierven omdat ze niet door de moeder in slaap werden gezongen.’ En verder: ‘Bekend is het dat de moeder door het zingen van een wiegeliedje bij verscheidene musici van beteekenis de melodieën in 't oor en zoodoende de vroege liefde tot muziek in 't gemoed heeft gezongen.’ Bewijzen van den invloed nu juist van het wiegelied zouden moeielijk te noemen zijn. Wel echter moet de muziek in het huisgezin al zeer vroeg invloed op de kinderen hebben. Van Mendelssohn vertelt men, dat hij een muzikale moeder had. Ehrlich zegt in zijn ‘beroemde pianisten’ van hem: ‘Zeer gunstig waren voor zijn ontwikkeling op het gebied der kunst de muziekuitvoeringen, die iederen Zondag in het ouderlijk huis gegeven werden.’ Viotta vertelt in zijn: ‘Helden der Toonkunst’ dat de liefde van Liszt voor gewijde muziek en zijn neiging om geestelijke te worden, hoofdzakelijk te danken zijn aan den diepen indruk, die de eenvoudige ceremonieën in het dorpskerkje in zijn geboorteplaats op hem als kind maakten. Van Chopin zegt Ehrlich: ‘Zijn ouderlijk huis was een kweekplaats van fijne harmonische zeden, wat voor de geheele volgende levensrichting van den knaap van groote beteekenis was. Frederic was een kind met een teeder zenuwgestel; muziek maakte altijd een diepen indruk op hem.’ Dat opvoeders dan toch niet te licht hier over denken. Dat 't kinderoor toch niets bereike dan wat schoon is en welluidt. Waarom ook niet voor 't kleine criticusje uw schoonste liederen gezongen, gij, die om niets ter wereld in gezelschap fiasco zoudt lijden. Ik bid u, voedt 't kleine zieltje met schoonheid!
Ook wanneer ze baby àf zijn is 't verwonderlijk wat | |
[pagina 316]
| |
grooten invloed de menschelijke stem, muziek, kortom alles wat 't gehoor opvangt op de kinderen kan hebben. Hoe onderscheidt een kind op meters afstand de verschillende stemmen van huisgenooten en kennissen. Wat kan men aan zijn taaltje hooren uit welke kringen het is, met welke vriendjes en vriendinnetjes het omgaat. Hoe merken beschaafde ouders reeds spoedig op wanneer het kind te veel aan meiden en kindermeiden is overgelaten, hoe spoedig neemt het onzuiver Nederlandsch over. Wie spreken duidelijker in dialect dan kinderen? Wie 't meesterwerk van Brusse ‘Boefje’ heeft gelezen, heeft zich vast verwonderd hoe dat gauwdiefje, ongevoelig voor lichamelijke mishandelingen, die van zich zelf verklaarde: ‘ze kènne me niet zoo hard slaan, dat 't me pijn doet’ hoe dat kereltje plotseling in snikken uitbarst bij een vermaning op zachten, treurigen toon uitgesproken ‘omdat hij der niet tegen kan, tegen zulke treurige woorden.’ En invloed van muziek? Zie die aardige jongen met armen en beenen de maat slaan op een militaire marsch. Heeft u wel eens de uitstekende Fröbel-spelen bijgewoond, waar zang, actie en woord zoo heerlijk samengaan? Zie die kleine kleuters 't hoofdje treurig op zij doen wanneer ze zingen van 't haasje dat getroffen is: ‘Ach hoor 't arme haasje klagen, uit is 't met zijn levensdagen.’ En dadelijk daarop levendig en bevelend: ‘Hector, hector apportez,
Breng eens gauw dat haasje mee.’
In het Maandblad van Mevrouw Marie de Bock - Hardenberg vond ik onlangs een alleraardigst spelletje: Varen. Ik durf niet zeker zeggen of 't van deze hoogst begaafde, sympathieke vrouw zelf is of wel van den Heer Haanstra, maar ik heb het bewonderd om 't sprekende samengaan en weergeven van woord, melodie en rhythmus. Mij dunkt wanneer de kleuters in een bootje zitten in de speelzaal en zich verbeelden dat 't wiegt op de golven, dan voelen ze 't wanneer ze zingen: | |
[pagina 317]
| |
‘Wij gaan varen, wij gaan varen,
Ziet daar komt ons scheepje al!
Boomend, boomend door de baren,
Legt ons bootje hier aan wal.’
Met wat gespannen aandacht luisteren kinderen naar een vertelling voor klavierGa naar voetnoot1). Aan een kleinen jongen vertelde ik eens een jachtgeschiedenis op 't klavier. Hij wilde die telkens weer hooren en kende er duidelijk de verschillende gedeelten in terug. 't Schieten werd hem 't eerst duidelijk, 't scherpe rhythmus van 't signaal en bij de triolen, die 't galoppeeren van de paarden nabootsten, maakte hij een beweging van paardrijden terwijl zijn oogjes schitterden. Als, na heel wat schoten een chromatisch loopje naar beneden 't sterven van het wild aankondigde, dan zei hij bij de point d'orgue aan 't eind gewoonlijk, half triomphantelijk, half medelijdend: ‘Nu is ie dood’. Jammer is het, dat later bij de drooge doch noodzakelijke technische beginselen van 't instrumentaal onderwijs, den leerling alle illusie van vertelling of gevoelsuiting ontnomen wordt. Mevrouw Jaell heeft hieraan door hare methode eenigszins tegemoet willen komen. Zij behandelt bij 't pianoonderwijs niet iedere technische moeilijkheid vooraf afzonderlijk, zooals dat b.v. in de prachtige Virgil-methode wordt gedaan, doch plaatst den leerling dadelijk daarvoor in stukken. Of die methode in de praktijk uitvoerbaar is? 't Is voor een leek niet te beoordeelen. Veel zou hier weer gezegd kunnen worden over straatmuziek, over straatgezang. Ook zou ik zoo graag eens mijn spijt te kennen geven, dat 't zangonderwijs op de scholen niet wat beter is. Zeker, op enkele scholen, - de goede niet te na gesproken en dat zijn in dit geval juist de 3o en 4o kl.-scholen - wordt een uurtje in de week er genadiglijk voor afgestaan. Doch dan leeren de kinderen soms zulke onbegrijpelijke liedjes, b.v. kinderen | |
[pagina 318]
| |
van 9 jaar een lofzang op ‘de schat door wetenschap verkregen.’ Aardiger is het dan nog om hier de kinderen uit den fabrieksstand hunne eenvoudige kinderlijke lenteliederen te hooren zingen op 't Lentefeest. Ze voelen 't wanneer ze zingen van: ‘'t Viooltje zacht van kleuren’ van ‘de schitterende kleine boterblom.’ In dit opzicht heeft Nederland heel veel te danken aan Catherine van Rennes, de kindervriendin bij uitnemendheid.
Eindelijk is het kind dan den lesleeftijd genaderd. O, dat de ouders dan toch niet allereerst vragen: ‘is die of deze leeraar of leerares wel in de mode, klinkt het wanneer mijn kinderen van hem of haar les hebben?’ Dat ze toch bedenken, dat 't een zeer teer onderdeel van de opvoeding van hun kind is en wil 't van werkelijk goeden invloed zijn op 't zieleleven, de leeraar(es) allereerst moet zijn: goed mensch en ernstig paedagoog. Ik heb ze gezien, jonge meisjes, kinderen nog, gebruikt als reclamemiddel voor een Muziekschool, op een openbare les, kinderen, onbewogen nog door groote smart, diepen weemoed, of andere hartstochten en die toch Chopin moesten vertolken. En anderen, wier leven nog slechts was als van een vlindertje fladderend van bloem tot bloem, met enkele kleine verdrietelijkheden als van pruilende kinderen, die nog geen flauw vermoeden hadden van de hoogtepunten van 't leven, ze vertolkten Bach en Beethoven. Overbodig is het bijna om op te merken, dat hier geen sprake is van gemoedsaandoeningen indenken, naleven en weergeven. De kinderen hadden met veel dorre oefeningen eenige techniek verworven, wat toch vooral moest uitkomen en 't staat zoo op een programma een stuk van die of die grootheid reeds door die of die gespeeld. Arme ouders, die zich in zoo'n geval trotsch gevoelen. Weet ge wat men in uw kinderen gedood heeft? Ziet alle | |
[pagina 319]
| |
zieleleven is hier vreemd, alle individualiteit ontbreekt hier, want wat ge te hooren krijgt, 't is een ingepompt lesje, of wel uw kind is gelijk aan een gramophoon, geluid, nuanceering en muziekale gedachten nabootsend of liever echoënd. Bij muzikaal voelende jonge menschen is nog een ander groot gevaar. Hier zou men de zelfde waarschuwing kunnen doen hooren als tegen verkeerde lectuur: Houdt uw gedachten (uw fantasie) rein. Zoo hoort men jonge meisjes op zekeren gevaarlijken leeftijd, vol melancholie en vreemde verlangens, liedjes kweelen, vol ziekelijke gedachten; liedjes, die ze net zoo lang zeuren en zich indenken tot ze zich verbeelden, dat 't een stukje van hun eigen leven is. De Liederschatz ontbreekt sinds jaren in niet een huisgezin en toch hebben wel veel menschen bedacht, wat ziekelijks er uit - gelukkig slechts enkele liedjes - spreekt? Over de nieuwe kunstliederen wil ik hier niet spreken. Gelukkig zijn er een schat van mooie Nederlandsche en buitenlandsche liederen, zoodat we de minste kunnen laten rusten. En waren er niet genoeg nieuweren, dan zijn de werken, de steeds voortlevende schoone werken van grooten uit vroeger eeuwen een onuitputtelijke bron. Op instrumentaal gebied treft men hetzelfde aan. De composities van Schubert en Chopin worden algemeen gespeeld en tòch zegt Köhler: ‘Er bestaat werkelijk muziek die hoe genialer, des te gevaarlijker is, omdat zij hartkwalen, te veel weemoed, zielsverlangen enz. met den glorieschijn der kunst omstraalt. Hiertoe reken ik Nocturne in F Moll van Chopin, met half onderdrukte snikken in de begeleiding, de door en door ziekelijke Preludiums 2, 4, 5 van Chopin; andere voegen hierbij nog de woedend opgewonden 18e en 24e. Zelfs Schubert, waar hij de tot waanzin gesteigerde liefdesmart door tonen laat spreken, reikt ons vergif in zilveren schalen. Het is overdreven hoogschatting van een persoonlijk gevoel van ongeluk, die hier het woord voert. Hetgeen den man werkelijk tot man maakt, mag door de ontrouw | |
[pagina 320]
| |
van een meisje niet zoodanig ten gronde gaan, dat hij daardoor hart, verstand en kracht verliest. Er worden b.v. door “ich möchte liegen vor ihrer Thür” en dergelijke meer - onnoodig gewaarwordingen wakker geschud, die men niet - stellig niet door muziek - nog aan anderen behoeft mede te deelen. Er is iets verteerends, iets ongezonds in deze muziek, dat het merg verweekt.’ Natuurlijk voegt de schrijver er aan toe ‘Dit mag echter in geen geval verward worden met slechte muziek.’ Heeft het kind nu echter techniek genoeg verkregen en desnoods muzikaliteit genoeg, dan wordt het hem voorgelegd door een onverstandige(n) leeraar(es). Kan het kind zich dan de compositie niet goed indenken, dan is het werk vruchteloos... doch ook ongevaarlijk. Wee echter wanneer het kind die begrijpt en er in leeft! Dan krijgen kinderen, wier ouders hen om alles ter wereld Couperus' stemmingen zouden willen sparen ‘vergif in zilveren schalen.’ Zoo gaan jonge meisjes, waarvan alle realistische lectuur verre wordt gehouden onder 't motto: houdt uw fantasie rein, naar de opera, voor zij oordeel des onderscheids bezitten en neuriën dagen lang de, nu eens hartstochtelijk-woeste, dan weer verleidelijk-sleepende balletmuziek. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ‘Voedt hun ziel met schoonheid’ zou ik alle opvoeders en opvoedsters willen toeroepen. Laat de kinderen en jongens en meisjes slechts muziek spelen en hooren, die ze begrijpen en die rein is en schoon. Breng ze later onder den verreinenden invloed van grooten. Laat ze meeleven den reinen eenvoud, 't heilig vrome van een Haydn en Bach. ‘Er is een heiligdom van 't hart,
Ontziet het stervelingen.’
N. Beets.
|
|