Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Eeuw. Jaargang 4 (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 4
Afbeelding van Onze Eeuw. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Onze Eeuw. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.71 MB)

Scans (108.34 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (4.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Eeuw. Jaargang 4

(1904)– [tijdschrift] Onze Eeuw–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 483]
[p. 483]

Lente
Door F.R.

I.
 
Bloemoog van gouden openhartigheid,
 
In wit van rein vertrouwen zacht gestoken -
 
Gij hebt uw blanke wimperpracht ontloken
 
Zoo vroeg, àl eer April nog is verbeid.
 
 
 
En houdt het wakkre kopje niet gedoken
 
In 't traag opdonzend groen: maar staart verblijd,
 
Niet bloode, in heerlijke onbevangenheid,
 
Hoog-uit en vrij naar 't rustloos wolken-strooken,
 
 
 
Dat houdt met booze list en donkere lagen
 
De blonde schoonheid van den zonneschijn
 
Omsingeld... Lied! wij zullen niet vertsagen,
 
 
 
Maar heffen 't hoofd - als bloemen, rank en rein -
 
Vast in geloof aan zoele zomerdagen,
 
En toonen dat wij sterk, standvastig zijn.
[pagina 484]
[p. 484]
II.
 
De storm smijt zware, zwarte wolkenstroomen
 
Op de effen openheid des hemels uit,
 
Die reeds 't blauw bloeiend bloemenveld ontsluit
 
Den gouden zonneschijn der lentedroomen.
 
 
 
De stormwind slaat en schudt de tengre boomen,
 
Waaraan jong leven schuchter reeds ontspruit
 
En loopt met wreed-vervaarlijk stemgeluid
 
Door 't bosch: - heeft blijde hoop ons àl ontnomen.
 
 
 
Maar uit dat wild-lawaaiend windgedoe
 
Springt fonkelend òp, kristalklaar, parelrein,
 
Der merel zang, - nooit moedeloos, nooit moe -
 
 
 
Zilverwit-tintlende muziekfontein.
 
Die wéét, - vreest niet, hoe wild de wind ook doe' -
 
Achter die wolken wijlt de zonneschijn.
[pagina 485]
[p. 485]
III.
 
Vroege ochtendhemel hangt vol zoet gerucht;
 
De luide, kloeke leeuwrik stijgt en bouwt
 
Zijn liedren-lustkasteel op in de blauwt,
 
En pluimt zijn zang uit in zacht donzen lucht.
 
 
 
De zonne straalt een teer waas van geel-goud
 
Uit, door de wijdgespreide wolkenvlucht,
 
Die wiegeldroomend heendrijft op den zucht
 
Van zoele Meiverlangens, over 't woud
 
 
 
En trekt de blauwte door - als witte zwanen -
 
Der Lente tegemoet, van lang verwachten
 
En zoet begeer Haar sprekend: dat zij kome!...
 
 
 
En mede gaan langs blauwe hemellanen
 
Van blij geloof, nieuw-levens feestgedachten,
 
En leeuwrikszang van jonge lentedroomen.
[pagina 486]
[p. 486]
IV.
 
Hoe zoet te zien dat wond're lentgebeuren
 
Der meieweelde-ontwaken, weiflend beven,
 
En dag na dag, in dorre winterdreven
 
't Jong spruitend groen al groeiend te bespeuren,
 
 
 
En over 't bruine land de lichte kleuren
 
Van 't zwellend graan al verder te zien zweven,
 
En plots den vlierstruik dan vol blaadren-leven,
 
Den tuin te vinden vol violengeuren!
 
 
 
Lang streven weer en wind en wolken tegen
 
En slaan de zonne in 't schuchter aangezicht;
 
En onverbiddlijk kletst en plast de regen.
 
 
 
Maar dàn - opeens is heel de hemel licht;
 
't Al lacht en juicht en danst in vreugde zwierend:
 
De lent bestormde ons, zingend-zegevierend.
[pagina 487]
[p. 487]
V.
 
Een lichtgedruppel trippelt door de luwt'
 
En glipt de loovers langs, en springt en spat,
 
Wit-fonklend als kristal, uiteen - van blad
 
Tot blad, en loopt van twijg op stam, onstuwd
 
 
 
Van 't ranke kamperfoelieweemlen, dat
 
Aan dor getakte, als jonge hoop zich huwt,
 
En glanst. - Een groenvink duikt in 't nestje, gruwt
 
Van 't weer, en zwijgt, en schuilt voor dropplend nat.
 
 
 
Daar fladdert als een zilverblinkend lint -
 
Neen! vol en breed-sonoor - een gouden vlag -
 
't Vroom vredig meerlgeluid.... Een milde wind
 
 
 
Loopt aan! - De boomen knikken; 't zacht geklag
 
Van regen zwijgt.... nu breekt de zon gezwind
 
De lucht, en dankt voor 't lied met gouden lach.
[pagina 488]
[p. 488]
VI.
 
O zon, hoe zal mijn ziel uw schoon bezingen
 
En zeggen heel de zoete ontroering, die
 
Gij heerlijk wekt uit donkre mijmeringen,
 
Door 't schettren uwer stralen-symphonie;
 
 
 
Wie zal te zeggen ooit vermogen, wie
 
Gij zijt, blondlokk'ge vorst der hemelkringen, -
 
Gij eeuwge wel van kunst en harmonie,
 
Gij lust en leven aller aardsche dingen!
 
 
 
Gelijk de leeuwrik, als uw lach ontwaakt
 
De wieken uitslaat, en u te gemoet
 
Vaart, stijgend op 't al stijgend jubellied -
 
 
 
Heft zingend zich mijn ziel naar 't licht verschiet,
 
Vanwaar me uw pracht in gouden glorie groet -
 
Tot U, die haar zoo diep gelukkig maakt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken