Onze Eeuw. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 378]
| |
De Vrede van Amiens, wat er aan voorafging en op volgde
| |
[pagina 379]
| |
het kind van de rekening: het verloor met één slag al zijn uitgestrekte bezittingen op het Noord-Amerikaansche Continent. Twintig jaar later werden de Engelsche bezittingen ten Oosten van den Mississippi en ten Zuiden van de meren onafhankelijk, behalve Florida, dat Engeland aan Spanje teruggaf en dat in 1819 door dit rijk aan de Unie zoude worden verkocht. Louisiana werd in 1801 door Spanje weder aan Frankrijk afgestaan. Reeds na verloop van twee jaar volgde de overdracht van dit territoor aan de Vereenigde Staten. Wat bracht Frankrijk er toe zich reeds zoo spoedig weder te ontdoen van het naar den Roi Soleil genoemde land? Sedert 1763 stond begunstiging der langzamerhand tegen Engeland in verzet komende en na 1783 onafhankelijke Amerikanen op het program van actie der Fransche buitenlandsche staatkunde. Toen nu in 1803 de hervatting van den nauwelijks gestaakten strijd tusschen Engeland en Frankrijk meer en meer onvermijdelijk bleek en de Franschen door den opstand op St-Domingo reeds tot groote krachtsontwikkeling in de Nieuwe Wereld genoodzaakt waren, verkocht Bonaparte Louisiana aan de Unie om zoodoende eene verovering van dit gebied door de Engelschen te voorkomen en tevens de Unie te versterken. Al kwam het eerst in 1812 tot een openlijke vredebreuk tusschen de Vereenigde Staten en Engeland, de naijver tusschen deze beide rijken was reeds in 1803 groot genoeg om iedere versterking der Unie den Engelschen een doorn in het oog te doen zijn. En inderdaad, de aanhechting van het uitgestrekte, vruchtbare territoor tusschen Mississippi en Rocky Mountains, waardoor op eens het grondgebied der Vereenigde Staten werd verdubbeld, was voor dezen eene aanwinst van zóó groot gewicht, dat daaraan niet ten onrechte de beteekenis is toegekend van ‘une seconde fondation des Etats Unis’. Tijdens de onderhandelingen betreffende den verkoop zeide Bonaparte tot Barbé-Marbois, den Franschen minister van financiën: ‘Si je réglais mes conditions sur ce que ces vastes territoires vaudront aux Etats Unis, les indemnités n'auraient point de bornes. Je serai modéré en raison même de l'obligation où je suis de vendre’. En dat Bona- | |
[pagina 380]
| |
parte den verkoop niet sloot om der wille van den bedongen prijs (60 millioen francs), dien Frankrijk toch overigens in verband met de toebereidselen tot den oorlog best kon gebruiken, wordt bewezen door zijne woorden ten aanzien van Louisiana: ‘à peine je l'ai recouvrée que je dois m'attendre à la perdre. Mais si elle m'échappe elle coûtera plus cher un jour à ceux qui me forcent à m'en dépouiller qu'à ceux à qui je veux la remettre....et il me semble que dans la main de cette puissance naissante’ (n.l. de Unie) ‘elle sera plus utile à la politique et même au commerce de la France que si je tentais de la garder’. Er bestond dus een rechtstreeksch verband tusschen den afstand van Louisiana en de kort daarop gevolgde hernieuwing van den Engelsch-Franschen oorlog. Nauwelijks was de 19e eeuw begonnen of de oorlog, haar door de 18e eeuw gelegateerd, was geëindigd. De vrede van Amiens kwam tot stand. Revolutie en tegenrevolutie waren in Frankrijk bedwongen. Vrede op aarde! Helaas, spoedig bleek het, dat die vrede slechts eene bedrieglijke, kortstondige stilte was, voorafgaande een storm nog veel heviger dan die welke de uitgangen der 18e eeuw had vergezeld. De hernieuwde vredebreuk tusschen Engeland en Frankrijk, waarbij ook ons vaderland betrokken was, heeft zulke vèrstrekkende gevolgen gehad, dat het wel de moeite loont er nog eens bij stil te staan. Lang vóórdat Engeland in 1793 het middelpunt werd van de Eerste Coalitie tegen het revolutionnaire Frankrijk, had het tegen het feodale Frankrijk herhaaldelijk krijg gevoerd met hetzelfde doel voor oogen waarmede het tegen dat land tijdens de Eerste Republiek en later tijdens het Eerste Keizerrijk den strijd aanbond. Dat doel was: de alleenheerschappij ter zee. In 1803 was dat doel nog niet bereikt. Inde bellum. Na 1815 heeft Engeland zijne houding tegenover Frankrijk gaandeweg gewijzigd. Tegenwoordig valt er zelfs een bepaalde toenadering tusschen beide staten op te merken. Verschillende oorzaken, te veel om hier op te noemen, hebben daartoe medegewerkt, hoofdzakelijk de omstandigheid dat | |
[pagina 381]
| |
thans de belangen van Engeland meer met die van Rusland dan met die van Frankrijk in botsing komen. Daarenboven zijn de maritieme strijdkrachten van alle groote mogendheden thans zoodanig vermeerderd, dat Engeland het streven naar de alleenheerschappij ter zee heeft moeten prijsgeven. In de periode die ons hier zal bezighouden uitte zich dat streven echter nog met onverminderde kracht. Van het spraakgebruik, dat medebrengt om bij het noemen van een vrede alleen het formeele eindigen van den voorafgeganen oorlog aan te duiden, kan, wat betreft den ‘Vrede van Amiens’, worden afgeweken. Die vrede toch is feitelijk slechts een eenjarige wapenstilstand geweest, door de beide kampioenen gebezigd om weder op adem te komen. Wij geven dus de benaming ‘Vrede van Amiens’ aan de eenjarige vredesperiode van 27 Maart 1802 tot 18 Mei 1803, waaraan een negenjarige oorlog was voorafgegaan en die werd gevolgd door een elfjarigen oorlog met een bloedig naspel van honderd dagen. Het had er veel van of de andere groote mogendheden van Europa slechts op de hernieuwing van den oorlog tusschen de beide Kanaal-staten hadden gewacht om zich opvolgend of bij herhaling op Frankrijk te werpen, dat, onder zijn geniaal staatshoofd, de oorlogsverklaringen der continentale machten steeds beantwoordde met krachtige strategische aanvallen. Ten slotte werd Frankrijk zelf de staatkundige aanvaller, die geheel Europa in den strijd medesleepte als had het tot devies gekozen: Qui non est mecum contra me est. Van al die krijgstafereelen vormde evenwel Engeland den achtergrond. De Britsche panter had zich op den stier geworpen. En terwijl deze, in de arena voortdurend tot den strijd aangezet, zich door zijne verwoede aanvallen op de talrijke toreadors uitputte, bleef de panter zich zonder ophouden vastklemmen aan zijne prooi.... Totdat zij bezweek. | |
[pagina 382]
| |
I.
| |
[pagina 383]
| |
de Republiek tegen Engeland te hulp kwam, werd reeds een voorspel van den strijd gegeven. In 1668 (Triplealliantie) benutte Engeland den steun van Nederland en Zweden tegen Lodewijk XIV. Wel vereenigde zich Engeland van 1672-1674 met Frankrijk tegen ons Vaderland toen aan onze zeemacht nog een laatste slag moest worden toegebracht, doch, nadat in 1678 Frankrijks overmacht ter zee op Nederland was gebleken en daarop in 1689 Jacobus II van den Engelschen troon was gestooten, ontbrandde de strijd om de oppermacht ter zee tusschen Engeland en Frankrijk, die, met kortere of langere tusschenpoozen, gedurende de geheele 18e eeuw werd voortgezet. Alleen gedurende eene korte periode (1718-1721), verbond Engeland zich met Frankrijk, gebruik makende van de oneenigheden tusschen dit rijk en Spanje om de weder opkomende zeemacht van laatstgenoemden staat met Frankrijks hulp te fnuiken. Engelands streven om op Frankrijk de overmacht ter zee te verkrijgen werd door de veroveringszucht van Lodewijk XIV, tengevolge waarvan Frankrijk herhaaldelijk met Duitschland en zijne bondgenooten in oorlog geraakte, in de hand gewerkt. Nederland was in den Spaanschen successieoorlog aan zijn bondgenootschap met Engeland getrouw gebleven, hoewel de krijg onze schatkist uitputte en Frankrijk tot twee maal toe vredesvoorstellen deed, die afstuitten op Engelands onverzettelijkheid. In 1704 had de Nederlandsche marine medegewerkt aan de verovering van het, reeds door Cromwell begeerde, Gibraltar. Engeland beloonde de Republiek door buiten haar om met Frankrijk de vredespreliminairen vast te stellen en het Staatsche leger bij Denain in den steek te laten, tengevolge waarvan dit de nederlaag leed. Polignacs woorden daarop onzen afgevaardigden te Utrecht toegeduwd: ‘Wij zullen onderhandelen bij U, over U en zonder U’ hebben eene treurige vermaardheid verkregen. Engeland verwierf bij den vrede in 1713 groote handelsvoordeelen en gebiedsvermeerdering. Nederland verkreeg niets dan het ‘recht van barrière’, zijnde eene kostbare verplichting ten bate van Europa. | |
[pagina 384]
| |
In Oost-Indië breidden de Engelschen hunne macht meer en meer ten koste der Franschen uit en ook in Noord-Amerika moesten de Franschen eerlang voor hunne antagonisten onderdoen. De Engelsch-Fransche grensgeschillen in de Nieuwe Wereld vormden de naaste aanleiding tot den zevenjarigen oorlog (1756-1763) omdat George II, bevreesd voor zijn keurvorstendom Hannover, met Frederik II van Pruisen een verbond sloot, na hiertoe te vergeefs bij Maria Theresia te hebben aangeklopt. Dit had weder het Fransch-Oostenrijksche verbond ten gevolge gehad. Het Engelsch-Fransche antagonisme had aldus ten slotte Bourbon en Habsburg tot elkander gebracht! De vrede van Parijs verschafte Engeland opnieuw eene belangrijke gebiedsvergrooting in Amerika; in Oost-Indië was de Engelsche macht thans voor goed gevestigd. De krachtsontwikkeling van Engeland gedurende den opstand in Noord-Amerika, die het met Frankrijk en, tengevolge van het in 1761 tusschen dit land en Spanje gesloten ‘Bourbonsche familieverbond’, ook met laatstgenoemd rijk in botsing bracht, was verbazingwekkend. ‘England schlug sich mit Riesenkräften gleichzeitig auf fünf Kriegstheatern in fast allen Welttheilen.’Ga naar voetnoot1) Nederland, sedert 1713 meer en meer gedaald, kwam in 't gedrang, niet het minst door eigen schuld. Toen de Algemeene Staten op Engelands aanzoek om een bondgenootschap het stilzwijgen bewaarden, maakte de Engelsche marine jacht op onze koopvaarders zoodat ‘die englischen Häfen in welchen Prisengerichte functionirten, förmlich mit ihnen’ (d.z. Nederlandsche schepen) angefüllt wurden.’Ga naar voetnoot2) Daarna werd aan Nederland door Engeland de oorlog verklaard, een oorlog waarin Doggersbank en een tweetal geïsoleerde heldenfeiten de eenige lichtpunten vormden te midden van een nacht van schande en ellende, die door den afzonderlijken Engelsch-Nederlandschen vrede van 1784 werd bestendigd! In dezen oorlog kende Engelands maritieme willekeur tegenover de neutralen, gebaseerd op het z.g. ‘oude zee- | |
[pagina 385]
| |
recht’ van het Consolato del mare, nagenoeg geen grenzen. De represailles van Frankrijk en Spanje verbeterden den toestand geenszins, zoodat deze voor de neutralen meer en meer ondraaglijk werd. Katharina II van Rusland deed in 1780 eene poging om hieraan een eind te maken. Nadat de Russische vloot was gemobiliseerd zond Rusland eene Verklaring aan de Hoven van Londen, Versailles en Madrid waarin de aanspraken der neutralen werden geformuleerd, en noodigde de neutrale mogendheden uit, zich te vereenigen tot een Bond van gewapende neutraliteitGa naar voetnoot1). Denemarken en Zweden traden dadelijk toe, en verder achtereenvolgens ook Nederland, Pruisen, Oostenrijk, Portugal en de Beide Siciliën. De oorlogvoerenden, behalve Engeland, verklaarden de aangegeven beginselen (door Frankrijk trouwens reeds van 1778 af voorgestaan) te erkennen. Nederland, na lang aarzelen tot den Bond toegetreden, toen de botsing met Engeland reeds onvermijdelijk was, ondervond er geen steun van. Bij den vrede van Versailles handhaafde Engeland het oude zeerecht met zijn uitgebreide buitrecht, papieren blokkade, toevallige contrabande en kaapvaart. De bond van gewapende neutraliteit ging uiteen, zonder iets duurzaams te hebben uitgewerkt. In den in 1793 opnieuw tegen Frankrijk begonnen krijg bracht Engeland het ‘oude zeerecht’ terstond weder in toepassing. Zelfs Rusland verklaarde in 1792 tegenover Frankrijk het ‘oude zeerecht’ zóólang te zullen toepassen totdat daar orde en rust zouden zijn teruggekeerd. Engelands willekeur werd echter ook nu weder zóó ondraaglijk, dat Katharina's opvolger Paul I in 1800, hoewel nog met Frankrijk in oorlog, door eene conventie met Denemarken, Zweden en Pruisen het verbond der gewapende neutraliteit vernieuwde. Doch Paul I werd in Maart van het volgende | |
[pagina 386]
| |
jaar vermoord, zijn zoon en opvolger Alexander I gaf in eene conventie met Engeland het liberale zeerecht weder prijs, zoodat ook de andere Staten zich opnieuw aan Engelands willekeur moesten onderwerpen; Denemarken echter niet dan nadat den 2en April 1801 Kopenhagen door Hyde Parker en Nelson was beschoten en de Deensche vloot deerlijk was gehavend als straf voor de vermetelheid, dat het zich tegen Engelands maritiem despotisme had durven verzetten! Het Engelsche maritieme ‘recht’ had opnieuw gezegevierd!
De uitspattingen en brooddronkenheid, waarmede de Fransche revolutie gepaard ging, wekten terecht in Europa een diepen afkeer, die echter de oorzaken dier vreeselijke tooneelen te veel deed over het hoofd zien. Begrijpelijk is het ook, dat, na de beteugeling der hartstochten in Frankrijk, Bonaparte's daden bij vele regeeringen bezorgdheid en vooral naijver wekten. Afkeer, verontwaardiging, bezorgdheid en naijver van Europa ten opzichte van Frankrijk, wat kwamen zij Engeland te stade en hoe goed wist dit rijk daarvan partij te trekken! Engeland, dat zijn doel, de heerschappij ter zee, niet uit het oog verloor, had bemerkt, dat Frankrijk nog steeds in staat was den strijd aan te binden tegen de Britsche maritieme tyrannie. Zelfs te midden der stormen van revolutie, terrorisme, tegenrevolutie en burgeroorlog, tegelijkertijd aangevallen en bedreigd door schier geheel Europa, had Frankrijk niet alleen in den oorlog te land gezegevierd maar tevens gelegenheid en middelen gevonden om weder te worden eene zeemogendheid van den eersten rang, de eenige die Engeland trachtte op zijde te stevenen. De eerste Coalitie was door het succes der Fransche wapenen gaandeweg ontbonden. Met de tweede was het niet veel beter gegaan. Reeds spoedig na 18 Brumaire had Bonaparte te vergeefs aan Engeland en Oostenrijk verzocht vrede te sluiten. ‘Comment’, aldus schreef Bonaparte aan George III ‘comment les deux nations les plus éclairées de l'Europe peuvent-elles sacrifier à des idées de vaine grandeur le bien du commerce, la prospérité intérieure, | |
[pagina 387]
| |
le bonheur des familles.’ Toen Pitt over het vredesvoorstel in het Parlement werd gëinterpelleerd, bleek het, dat Engeland slechts met Frankrijk zoude willen onderhandelen op den grondslag van het herstel der oude dynastie. Toen die voorwaarde werd gesteld, die eerst in 1814 zoude ophouden belachelijk te zijn, had eenerzijds Engeland Malta en Egypte nog niet vermeesterd en had aan de andere zijde Frankrijk de overwinningen van Marengo en van Hohenlinden nog niet bevochten en den vrede van Luneville nog niet gesloten! Intusschen werd Frankrijks onverzoenlijke vijand William Pitt in het begin van 1801 als eerste minister van Engeland door den meer vredelievenden Addington vervangen. Hoewel de vredesonderhandelingen aanvankelijk niet wilden vlotten, deden Nelsons echec bij Boulogne en de afstand van Trinidad en Ceylon, te Londen de schaal ten gunste van den vrede overslaan, een vrede trouwens door de beide onderhandelaars, Otto en Hawkesbury, evenzeer begeerd. Spontaan en algemeen was de vreugde, zoowel in Engeland als in Frankrijk, toen de tijding bekend werd van het sluiten der vredespreliminairen te Londen op 1 October 1801. Te Londen weerklonk onder het feestgeschal luide de kreet Bonaparte for ever! De koerier, die den 3en October uit Londen te Malmaison aankwam, vond de drie consuls bijeen. Groot was hunne blijdschap. Zij omhelsden elkander. Cambacérès riep uit: ‘Nu wij den vrede hebben moeten wij ook nog een handelsverdrag met Engeland sluiten, dan is alle reden tot oneenigheid tusschen beide landen uit den weg geruimd.’ Bonaparte, minder optimistisch, vreesde voor allerlei bezwaren op dit terrein. Het zoude later blijken, dat hij zich hierin niet had vergist. Toen, enkele uren na de onderteekening der vredespreliminairen, te Londen het bericht inkwam, dat Menou Alexandrië aan de Engelschen had overgegeven, zeide Hawkesbury tot Otto: ‘Gelukkig, dat deze koerier 8 uren na de onderteekening is aangekomen! Ware hij vroeger gekomen, de publieke opinie zoude mij hebben genoodzaakt meer te eischen en de onderhandelingen zouden waarschijnlijk zijn afgebroken. | |
[pagina 388]
| |
De vrede is meer waard dan een eiland meer of minder.’ Een eiland meer of minder! Weinig vermoedde hij, die dit zeide, dat om een klein eiland meer of minder spoedig de strijd zoude worden hervat. Maar dat eiland was dan ook de sleutel der Middellandsche zee, Malta! Indertijd, na 18 Brumaire, had Pitt gezegd, dat Engeland geen staat kon maken op de beloften van Frankrijk, zoolang Bonaparte het eenige orgaan was van dit land waarmede kon worden onderhandeld. In 1801, tijdens het sluiten der vredespreliminairen en in 1802, bij het sluiten van den vrede van Amiens, was Bonaparte nog steeds het orgaan van Frankrijk. Het vijandelijke lood had hem evenzeer gespaard als de machine infernale. Maar thans was Frankrijks positie in Europa verzekerd; Engeland vermocht daartegen op dat oogenblik niets te doen. Omgekeerd echter meende Engeland ter zee alles te hebben verkregen wat het voorloopig begeerde. Want, hoe groot ook het succes der Fransche legers mocht zijn geweest, de Engelsche marine had over de Fransche gezegevierd, Egypte en Malta waren daarvan sprekende bewijzen. En daarom sloot Engeland den vrede van Amiens.... met Bonaparte als orgaan van Frankrijk. | |
II.
| |
[pagina 389]
| |
bouw, handel en nijverheid gezorgd; verkeerswegen doen aanleggen of verbeteren; een concordaat gesloten, den godsdienstvrede hersteld, geloofsvrijheid verzekerd; de financiën geregeld, de rechtspleging herzien. Na het sluiten van den vrede werd de sterk gehavende zeemacht gereorganiseerd, het onderwijs geregeld; werden kunsten en wetenschappen bevorderd. Voorwaar, het genie van Bonaparte blonk in vredestijd niet minder dan in den krijg. Hij had den oorlog niet van noode om aan zijne eerzucht te voldoen; hij die op de puinhoopen van het door de revolutie verwoeste koningschap een bestuur had gevestigd hechter dan dat koningschap zelve ooit was geweest; hij die aan zijn rijk niet alleen eer, roem, aanzien en glans had geschonken maar ook rijkdom, welvaart, voorspoed en orde. En dáárom, omdat hij niet alleen wist te overwinnen maar ook te consolideeren, niet alleen had afgebroken maar ook opgebouwd, dáárom klom Bonaparte steeds hooger. Hij wordt benoemd tot eersten Consul voor zijn leven; reeds blinkt de keizerskroon in 't verschiet, die den glans van Frankrijk zal voltooien. Maar, als Napoleon zichzelf die kroon zal op 't hoofd zetten, zal Frankrijk reeds weder in oorlog zijn met Engeland, een oorlog die niet zal eindigen vóórdat de Fransche keizerskroon hem weder van 't hoofd zal zijn gerukt. Naar buiten nam Frankrijks invloed voortdurend toe, met name in Italië. Nadat Bonaparte de Cisalpijnsche republiek, (onwederlegbaar bewijs der vernietiging van Oostenrijks macht of invloed in Italië)Ga naar voetnoot1) weder belangrijk had vergroot, koos deze hem in Januari 1802 tot haar president en nam, tegelijk met de aanvaarding van dat presidentschap door Napoleon Bonaparte, den naam aan van Italiaansche republiek. Hierdoor legde Napoleon den grondslag der Italiaansche eenheid. Terecht zeide hij tot Melzi in 1805: ‘Wie heeft 5 à 6 provinciën, vroeger door 5 à 6 verschillende vorsten geregeerd tot één Staat gemaakt? Wie anders dan het Fransche leger en ik die het aanvoerde? | |
[pagina 390]
| |
Indien ik het gewild had zoo ware Opper-Italië thans in stukken verdeeld om tot pasmunt te dienen waarmede de Paus, de Oostenrijkers en de Spanjaarden hunne rekeningen zouden hebben vereffend. Tot dien prijs zoude ik de mogendheden hebben kunnen winnen, en voor Frankrijk den vrede op het vasteland hebben kunnen verkrijgen.’ Het feit, dat de stichter der Italiaansche republiek van Italiaansche afkomst was en de afgevaardigden, die hem te Lyon het presidentschap kwamen aanbieden, in hun eigen taal toesprak, verhoogde de algemeene geestdrift onder zijn nieuwe onderdanen. En als drie jaar later (26 Mei 1805) Keizer Napoleon in de Kathedraal van Milaan zich met de ijzeren kroon der Lombarden zal tooien onder het uitspreken der woorden: Dio me la diede, guai a chi la tocca (God geeft ze mij, wee hem die haar aanraakt), dan zal er in de hoofdstad van het nieuwe Koninkrijk eene geestdrift heerschen zoo spontaan en zoo algemeen, dat slechts een onverbeterlijke Pyrrhonist aan de oprechtheid daarvan zoude kunnen twijfelen. Op die kroon der Lombarden stonden de woorden gegrift: rex totius Italiae en al zoude Napoleon ze niet verwezenlijken, hij had de vervulling er van althans voorbereid. Het reeds in 1798 door den Koning van Sardinië afgestane Piëmont (een afstand door Karel Emanuël, toen hij zich te Cagliari in veiligheid bevond, weder herroepen) werd, evenals Elba, in 1802 bij Frankrijk ingelijfd. Op den Rijksdag van Regensburg (24 Aug. 1802-25 Febr. 1803) traden Bonaparte en Alexander van Rusland op als bemiddelaars bij de secularisatie en bij de schadeloosstellingen van Duitsche vorsten. Het huis van Oranje kreeg Fulda, Corvey en Dortmund. De opstand in de Helvetische republiek werd door Bonaparte gedempt, die daarna als Bemiddelaar dier republiek optrad (Febr. 1803). Een en ander wekte meer en meer Engelands ijverzucht. Bij den eeuwenouden naijver tegen Frankrijk voegde zich in het begin der 19e eeuw nog een nieuwe reden voor Engeland tot den oorlog. Door de krachtige ontwikkeling der Engelsche industrie tengevolge der vele uitvindingen op technisch | |
[pagina 391]
| |
gebied was er in Engeland, in weerwil van een liberaal regeeringsregime, eene scherpe tegenstelling ontstaan tusschen den ouden adel, de gentry en de kapitalisten ter eene en de lagere standen ter andere zijde. Het groot-grondbezit nam toe, de industrieele centra werden dicht bevolkt. Ten einde nu een tegenwicht te hebben tegen den invloed der ideeën die de Fransche revolutie ook naar Engeland had doen overwaaien, en te voorkomen dat zij zouden wortelschieten zooals in Amerika, werd door de aristocratie de aloude haat tegen Frankrijk levendig gehouden. In Bonaparte werd als het ware het geheele Fransche volk gepersonifieerd. De protectionistische maatregelen door Franrijk zoowel als door Engeland genomen, begunstigden het streven der Engelsche aristocraten. Bonaparte wilde zijn protectionisme niet prijsgeven zonder evenredige compensatie. Hij zoude intusschen gaarne eene handelsovereenkomst hebben gesloten en zond Coquebert ter onderhandeling naar Londen. Die zending liep echter op niets uit. Zoo bleef dan de commerciëele strijd bestaan. Fox waarschuwde in het Parlement voor de ‘schraapzucht van gouddorstige kooplieden’ in Engeland, waardoor de vrede werd bedreigd. Den zeehandel, het meesterschap ter zee, dáárom ging het, als van ouds! Dat bleek ten overvloede uit de woorden die de toch waarlijk niet oorlogzuchtige Addington tot Otto sprak: ‘Gij hebt feitelijk Italië in bezit genomen door Piëmont met uw grondgebied te vereenigen en den Eersten Consul het presidentschap der Italiaansche Republiek op te dragen; Uwe troepen liggen in Zwitserland; gij regelt als scheidsrechters de Duitsche aangelegenheden. Wij leggen ons bij al deze uitbreidingen van de Fransche macht neder; wij laten u het vaste land! Maar er zijn landen waarover het Engelsche volk gemakkelijk in drift zoude kunnen worden ontstoken namelijk Holland en Turkije. Gij hebt het overwicht in Holland, dat is een natuurlijk gevolg van uwe stelling aan den Rijn. Doch, voeg geen uiterlijk vertoon van macht bij de feitelijke heerschappij die gij in dat land uitoefent. Indien gij bijvoorbeeld aldaar hetzelfde wildet doen, wat gij reeds in Italië hebt gedaan, door te trachten den Eersten Consul het presidentschap van die Republiek te bezorgen, dan zou de Engelsche handel er de bedoeling in zien om Holland met Frankrijk te vereenigen en hij zoude zich daarover ten hoogste verontrusten’Ga naar voetnoot1). | |
[pagina 392]
| |
Addington, die den vrede wilde bewaren, stond tegenover de machtige Tory-oppositie van Pitt c.s. die tot den oorlog dreef. Meer en meer nam de anti-Franschgezinde stemming in Engeland toe. Het regende te Londen schotschriften tegen Bonaparte, die duidelijk bewezen, dat de Engelsche natie het met leede oogen aanzag hoe het met vaste hand bestuurde Frankrijk met den dag toenam in aanzien, macht en bloei. Samenzweerders tegen Napoleon, zooals George Cadoudal c.s. werden in Engeland geduld, zoo niet bezoldigd. Van Portsmouth naar de kust van Bretagne via Jersey, had een onophoudelijk verkeer plaats der medeplichtigen van Cadoudal. De uitgeweken leden der Bourbons, Artois en Berry, werden in Engeland niet alleen met de vereischte onderscheiding behandeld, doch zelfs officieël met vorstelijke eerbewijzen overladen terwijl zij toch openlijk samenspanden tegen de regeering van het met Engeland op voet van vrede verkeerende Frankrijk! Het ministerie Addington zondigde bovenal door zwakheid, door de niet-toepassing der Alien-bill die het de bevoegdheid schonk te voorkomen, dat het hospitium werd misbruikt en Engeland zoodoende werd een broeinest van samenzweerders tegen Frankrijk. Dat Bonaparte zich hierover in den officieelen Moniteur beklaagde werd hem door de Engelsche regeering kwalijk genomen. Ook op het vaste land, (dat Engeland volgens Addingtons bovenaangehaalde woorden aan Frankrijk liet!) werd van de overzijde van het Kanaal uit tegen Frankrijk gëintrigeerd. Tijdens de Zwitsersche onlusten (blz. 390) bood een Engelsch agent, Moore, den Zwitsers wapens en geld voor den strijd tegen de Franschen, en trachtte Oostenrijk en Rusland heimelijk tegen Frankrijk op te zetten onder belofte van financieëlen steun. Deze poging mislukte evenwel. Engeland kwam ook zijne verplichting, volgens het vredes-tractaat van Amiens, niet na om Malta, onder garantie van Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Spanje, aan de Orde van St. Jan terug te geven. Frankrijk had aan zijne, bij hetzelfde vredestractaat opgelegde verplichting om binnen drie maanden Napels en Tarente te ontruimen, | |
[pagina 393]
| |
reeds binnen twee maanden voldaan. De niet-ontruiming van Malta kon Engeland tot in November 1802 op goede gronden verdedigen. Engeland toch had onmiddellijk na het sluiten van den vrede, overeenkomstig de bepalingen van het vredesverdrag, aan de vier genoemde mogendheden de garantie verzocht. Talleyrand had verzuimd dit verzoek namens Frankrijk te doen. Alleen Champagny, de Fransche gezant bij het Oostenrijksche hof, had (op eigen initiatief) namens de Fransche regeering de garantie gevraagd en verkregen. Toen eenigen tijd later Frankrijk zijn verzuim had hersteld, weigerde Rusland de garantie toe te zeggen. Daarenboven had Ruspoli, door den Paus tot grootmeester der Orde benoemd, geweigerd den moeilijken post te aanvaarden op een eiland door Engeland begeerd en door Frankrijk niet aan Engeland gegund. Engeland gevoelde meer en meer spijt over de gedane belofte om het strategisch gewichtige punt weder prijs te geven. Nadat ook Rusland en Pruisen ten slotte de garantie van Malta hadden aanvaard en dus ook de formeele bezwaren waren overwonnen, greep Engeland weder een ander voorwendsel aan, nl. het in den Moniteur gepubliceerde Rapport van den door Bonaparte openlijk naar het oosten gezonden kolonel Sebastiani. Tevergeefs betoogden Fox en zijne geestverwanten, dat dit Rapport niets bevatte, dat de bezorgdheid van Engeland behoefde gaande te maken, dat dit alleen reeds uit het feit der publiceering bleek. Gibraltar en Malta! Het bezit dier punten beteekende: de heerschappij over de Middellandsche zee. De verplichting om Malta weder te verlaten wilde Engeland nu eenmaal niet nakomen. Bleef Frankrijk vasthouden aan zijn eisch tot ontruiming dan was de oorlog onvermijdelijk. Trafalgar lag in 't verschiet. Nadat Engeland openlijk had verklaard Malta niet te zullen ontruimen zeide Bonaparte tot Withworth (18 Febr. 1803) ‘Wat zoude de wereld van ons denken als wij een plechtig verdrag door U onderteekend, door U lieten verkrachten? Men zoude gaan twijfelen aan onze energie. Wat mij betreft mijn besluit is genomen, ik zie U nog liever meester op de hoogten van Montmartre dan op die | |
[pagina 394]
| |
van Malta’. Weldra zoude over die hoogten van Malta de nauwelijks gestaakte strijd weder ontbranden en die strijd zoude niet eindigden vóórdat Engelands bondgenooten de hoogte van Montmartre zouden hebben vermeesterd! Maar, op de rotsspits van Malta bleef ook dáárna de Britsche vaan geplant! Bonaparte eischte van Engeland: ‘het verdrag van Amiens in zijn geheel en niets meer’. Engeland eischte daarop van Bonaparte: ‘den toestand van het vasteland van Europa op het tijdstip van het sluiten van den vrede van Amiens en niets meer.’ Hierop sprak de 1e Consul tot Withworth, den Engelschen gezant te Parijs: ‘Welke veranderingen in Europa bedoelt gij toch? | |
[pagina 395]
| |
moet het bewijzen, dat men mij tot den oorlog heeft gedwongen en dat ik dien niet heb in 't leven geroepen, anders kan ik niet rekenen op de medewerking en de geestdrift waarop ik, als ik door u tot het voeren van den strijd word genoodzaakt, rekenen kan. Gij moet al het ongelijk aan uwe zijde hebben en ik in 't geheel geen ongelijk. Ik beraam dus geen aanval. Alles wat ik in Duitschland en in Italië te verrichten had, is volbracht; en ik deed niets, dat ik niet te voren in een verdrag had bepaald, of had aangekondigd en bekend gemaakt. Indien gij dan nog twijfelt aan mijn wensch om den vrede te bewaren, luister dan naar 't volgende en oordeel dan zelf over mijne oprechtheid. Op zeer jeugdigen leeftijd heb ik een macht en een roem verkregen, die bezwaarlijk te vergrooten zijn. Gelooft gij, dat ik die macht en dien roem op 't spel wil zetten in een wanhopigen worstelstrijd?’ Na hierop zelf de ontzaglijke bezwaren te hebben ontvouwd, verbonden aan eene landing in Engeland die hij van plan was te beproeven zoo dit rijk hem den oorlog verklaarde, vervolgde Bonaparte: ‘Oordeel nu zelf of ik gelukkig, machtig en rustig zijnde, macht, geluk en rust zou willen in de waagschaal stellen door eene dusdanige onderneming, en of ik niet oprecht ben als ik zeg, dat ik den vrede wil. Het is beter voor u en voor mij als ik mij bepaal tot datgene wat bij verdrag is vastgesteld. Gij moet Malta ontruimen en mijn moordenaars niet in Engeland dulden.... Handel oprecht met mij en ik beloof u van mijne zijde een volkomen vriendschap.’ Den 20en Februari schetste Napoleon bij de opening van het wetgevend lichaam den algemeenen toestand in Europa. In die boodschap wees hij onder meer op den strijd der partijen in Engeland, waarvan de eene den oorlog met Frankrijk wilde. Naar aanleiding daarvan zeide hij: ‘Wat ook te Londen de uitslag van den strijd moge zijn, zoo zal daaruit geen nieuwe coalitie voortvloeien’ (de onjuistheid dier opmerking zoude spoedig blijken!) ‘en met rechtmatigen trots zegt de regeering: aan eigen krachten overgelaten is Engeland heden ten dage niet tegen Frankrijk opgewassen. Maar laat ons het beste hopen, en veeleer gelooven, dat men in het Britsche Kabinet alleen aan den raad der wijsheid en aan de stem der menschelijkheid gehoor zal verleenen’. Deze woorden versterkten de anti-Fransche stemming in Engeland. Vooral de uitdrukking, dat Engeland aan eigen krachten overgelaten niet tegen Frankrijk was opgewassen, deed onder de Britten een storm van verontwaardiging losbarsten. En toch, hoe spoedig zoude Engeland | |
[pagina 396]
| |
niet toonen, dat het in den strijd tegen Frankrijk aan bondgenooten zóóveel waarde hechtte, dat het zijn schatkist voor hen opnieuw ontsloot. De boodschap van George III aan het Parlement (8 Maart) was zeker niet minder kwetsend voor Frankrijk, daar er onverholen wantrouwen ten opzichte der verzekeringen van de Fransche Regeering in werd uitgesproken. Den 11en Maart was die boodschap in Parijs bekend geworden. Twee dagen daarna voer Bonaparte op eene receptie van het corps diplomatique heftig tegen Withworth uit: ‘Wij hebben elkander tien jaar lang bestreden, wilt ge, dat wij nogmaals tien jaar lang zullen oorlogvoeren?’ En toen de gezant daarop antwoordde met den geijkten term, dat Engeland niets liever wenschte dan met Frankrijk in goede verstandhouding te leven, voegde Bonaparte hem toe: ‘Dan eerbiedige men de verdragen; wee hem die een verdrag niet eerbiedigt.’ Na zijne ronde te hebben volbracht, wendde zich Bonaparte weder tot den Engelschen gezant wien hij thans op hoffelijke wijze naar den welstand zijner gemalin vroeg, en zijn hoop uitdrukte dat deze, na het slechte jaargetijde te Parijs te hebben doorgebracht, er ook het gunstige jaargetijde zoude vertoeven. Maar de pijnlijke indruk werd hierdoor niet uitgewischt. In geheel Europa werd het incident spoedig bekend en het nieuws zelfs met de gebruikelijke overdrijving verder verbreidGa naar voetnoot1). Het was intusschen duidelijk geworden, dat Engeland den oorlog wilde. In beide landen werden de krijgstoerustingen krachtig voortgezet. Toch heeft Bonaparte nog tot twee maal toe eene poging in 't werk gesteld tot het voorkomen van een oorlog die voor Frankrijks handel allernoodlottigst kon worden en die, om Napoleon in de gelegenheid te stellen zijn veldheersroem te vermeerderen en zijn vijand een beslissenden slag toe te brengen, eene onderneming eischte zóó gewaagd, dat de door Frankrijk | |
[pagina 397]
| |
nog eerst zoo kort geleden verworven schitterende positie er geheel door zou worden op het spel gezet. Den 2en Mei vroeg Withworth zijn paspoort. Bonaparte stelde nu voor Malta af te staan aan den Keizer van Rusland opdat deze het als een pand zoude vasthouden in afwachting der vereffening van de geschillen tusschen Frankrijk en Engeland. Dit voorstel moest vertrouwen wekken omdat Alexander I Engelschgezind was en aan den Eersten-Consul reeds vooraf zijne bemiddeling had aangeboden. Daarenboven verklaarde Rusland, zoodra Bonaparte's voorstel was bekend geworden, zich bereid het te aanvaarden. Withworth zond dadelijk een koerier naar Londen, maar ook Talleyrand gelastte terstond den Franschen gezant te Londen (Andreossy) zich naar den Engelschen minister te begeven om Frankrijks voorstel te bespreken. Engeland weigerde. Het wilde Malta niet loslaten. Het was en bleef onverzettelijk op dit punt. Door de duidelijk gebleken begeerte van Bonaparte om den vrede te bewaren werd het steeds overmoediger. Het bracht een tegenvoorstel ter tafel, dat voor Frankrijk onaannemelijk was. Engeland zoude krijgen het eiland Lampedusa (bij Malta); de Fransche troepen zouden Zwitserland en Holland ontruimen, aan Sardinië zoude schadevergoeding in grondgebied worden verleend voor het verlies van Piëmont. Zooals men ziet: niets dan eischen aan Frankrijk. In een geheim artikel zoude daarenboven worden bepaald, dat de Engelsche bezetting van Malta nog tien jaar zoude worden bestendigd. Dit artikel zoude geheim blijven omdat Engeland zelf begreep, dat de Fransche natie er geen genoegen mede zoude nemen als zij er kennis van droeg. Ook de wijze waarop het voorstel werd gedaan was kwetsend. Het had den vorm van een ultimatum: binnen 36 uur werd antwoord verwacht! Nog een laatste poging tot het behoud van den vrede werd door Bonaparte gewaagd. Hij, die beter dan iemand begreep wat Malta in Engelands macht voor Frankrijk beteekende, stemde toe in het bestendigen der Engelsche | |
[pagina 398]
| |
bezetting voor onbepaalden tijd doch eischte dan ook als compensatie voor Frankrijk gedurende dien tijd het bezettingsrecht van Tarente. Het beantwoorden van een ultimatum met een tegenvoorstel is op zich zelf reeds een aan vernedering grenzende uiting van de zucht tot vredelievende oplossing van een geschil. Withworth antwoordde dan ook, dat hij over geen ander voorstel dan het Engelsche kon onderhandelen. Zich verder nederbuigen kon Bonaparte nu niet meer. En toch beproefde hij nog het uiterste. Kon hij zelf het voorstel, dat Withworth te Parijs niet wilde aanvaarden, te Londen niet doen, hij droeg thans aan Rutger Jan Schimmelpenninck, toen gezant der Bataafsche Republiek bij het Engelsche hof, op het als een voorstel van hem (Schimmelpenninck) der Engelsche Regeering ter overweging aan te bieden. Den 12en Mei verliet Withworth Parijs, volgens afspraak met Talleyrand langzaam reizende in de richting van Calais, opdat een eventueel tegenbevel van de Engelsche regeering hem nog zoude bereiken vóór hij het Fransche grondgebied zoude hebben verlaten. Doch Engeland nam ook dit voorstel niet aan. De partij van Pitt en Grenville had gezegevierd; den 18en Mei begon de oorlog tusschen Engeland en Frankrijk opnieuw. Wij zullen thans nagaan welke gevolgen die vredebreuk voor Europa heeft gehad. De Nederlander, die Napoleons daden bespreekt en daarbij wordt herinnerd aan de rampen, die ons Vaderland, als Koninkrijk Holland en daarna als provincie van het Fransche keizerrijk heeft ondervonden, mag wel voortdurend aan Cicero's waarschuwing Ne qua simultatis indachtig zijn. Als de blik door haat is beneveld, wordt de gezichtseinder beperkt, het juist onderscheiden onmogelijk gemaakt. De blik dringt dan niet door tot den achtergrond, die alles wat op den voorgrond staat tot een geheel verbindt, er de ware beteekenis aan verleent. Van groote waarde voor het vormen van een objectief oordeel over personen en toestanden in een of andere periode, is de meening van kundige, rechtschapen menschen die | |
[pagina 399]
| |
deze personen en toestanden van nabij hebben leeren kennen. Een onverdacht beoordeelaar is zeker wel onze Raadpensionaris R.J. Schimmelpenninck, een eerlijk, bekwaam man, tot lage vleierij niet in staat; iemand van wien Groen van Prinsterer heeft getuigd, dat hij was een staatsman van ‘zeldzame bekwaamheid en hooggeacht karakter’. Onderstaande brief is door dezen staatsman aan Napoleon geschreven na diens overwinning bij Ulm. Sire, De Generaal Bruce sprak, bij het overhandigen van vorenstaanden brief aan den Keizer, eene redevoering uit, waarin o.m. het volgende voorkomt: | |
[pagina 400]
| |
‘Le Grand-Pensionnaire m'a particulièrement chargé, Sire, de vous exposer, qu'ayant été à même de voir sous ses yeux la politique astucieuse et perfide de l'Angleterre, il a été moins surpris peut-être que personne, de voir que ce gouvernement ne se reposerait pas sans avoir encore une fois soulevé une partie de l'Europe contre V.M. et ses alliés. Avant son départ de Londres, il savait qu'en rompant le traité d'Amiens, une guerre continentale entrait pour beaucoup dans le calcul du ministère britannique.’...... | |
III.
| |
[pagina 401]
| |
schen die militieplichtig waren of eene staatsbetrekking bekleedden, aanhouden en interneeren. Dadelijk na het uitbreken van den oorlog maakten de Franschen zich meester van Tarente en van de Wezer- en Elbemonden. Volgens overeenkomst met den koning van Napels bezette St Cyr de Napolitaansche kust, Mortier rukte van Holland uit Hannover binnen, dat door personeele unie met Engeland verbonden was. Engeland had in de 17e eeuw getoond, hoe het zulk eene unie (met Holland) opvatte. En in den zevenjarigen oorlog had het, door zijn verbond met Pruisen, Hannover tot kampplaats tegen Frankrijk gemaakt. Pruisen was thans echter niet tot een bondgenoodschap met Engeland te bewegen en daarom proclameerde George III Hannovers neutraliteit. Hannover werd bijna zonder slag of stoot genomen. Wel werd de conventie van Sulingen door George III evenmin erkend als weleer die van Closter Seven door George II, maar thans verbeterde hierdoor de toestand niet voor den koning van Engeland zooals in 1757. Het Hannoveraansche leger, dat zich achter de Elbe had teruggetrokken, werd nu ontbonden en ook Lauenburg en daarna Cuxhaven bezet. Mortier meldde aan Bonaparte: ‘Citoyen Premier Consul, l'Armée hanovrienne était réduite au désespoir; elle implorait votre clémence. J'ai pensé qu'abandonnée par son Roi, vous voudriez la traiter avec bonté... Ils ne seront plus aux ordres de l'Angleterre’.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 402]
| |
De kuiperijen tegen Frankrijk werden door de Engelschen hervat. Zoo waren in het laatst van 1803 Engelsche agenten aan de Fransche grenzen heimelijk werkzaam om samenspanningen tegen Napoleon, vooral die van Fransche uitgewekenen, te steunen en te bevorderen. Zelfs Engelsche gezanten ontzagen zich niet daaraan mede te doen, namelijk Drake te Munchen, Spencer Smith te Stuttgart, Taylor te Darmstadt, Frère te Madrid. In Londen werd de aanslag op Bonaparte onder leiding van George Cadoudal beraamd, waaraan ook Pichegru deelnam, waarin Moreau, zij het ook passief, betrokken werd en die, door de Fransche politie tijdig ontdekt, onder meer de gevangenneming en terechtstelling van den hertog van Enghien na zich sleepte en de verheffing van Napoleon tot erfelijk Keizer der Franschen verhaastte. Den 2en December 1804 weerklonken in de Notre-Dame, uit den mond van Pius VII, de woorden: Vivat in aeternum semper Augustus, en het kanongebulder verkondigde daarop den volke, dat de Keizer der Franschen was gekroond en gewijd. Was het de nagalm der veldslagen die Bonaparte's naam reeds hadden vereeuwigd of de profetie van hetgeen aan Frankrijk onder zijn Imperator nog te wachten stond? Maar de pracht en luister van de kroning hadden in Europa de herinnering aan het drama van Vincennes niet kunnen uitwisschen. Geen gebeurtenis zoude het streven van Engelands staatkunde beter hebben kunnen bevorderen, dan die parate executie op hoog bevel, die den Jacobijnen den sarcastischen uitroep omtrent Bonaparte ontlokte: ‘le voilà des nôtres’. Een kreet van verontwaardiging ging er over op in Europa, vooral in verband met de schending van het onzijdig, Badensch, territoor, die met de oplichting van den jongen Condé was gepaard gegaan. Het Russische hof nam den rouw aan. Het altijd weifelende Pruisen vond er aanleiding in tot het sluiten van een geheim verbond met Rusland. Engeland, waar 25 Mei 1804 Pitt weder eerste minister was geworden, trok van de stemming tegen Napoleon partij om de 3e Coalitie voor te bereiden. | |
[pagina 403]
| |
Nogmaals bood nu Napoleon, op het vernemen van Ruslands voornemens, Engeland den vrede aan en nogmaals onder omstandigheden die, al neemt men als motief niets aan dan zuiver egoïsme, en dan juist voornamelijk, niet aan de oprechtheid van zijn wensch kunnen doen twijfelen. Den 2en Januari 1805 schreef hij aan George III: ‘Monsieur mon frère, appelé au trône de France par la Providence et par le suffrage du Sénat, du peuple et de l'armée, mon premier sentiment est un voeu de paix. La France et l'Angleterre usent leur prospérité. Elles peuvent lutter des siècles, mais leurs gouvernements remplissent-ils le plus sacré de leurs devoirs? Et tant de sang versé inutilement, sans la perspective d'aucun but, ne les accuse-t-il pas dans leur propre conscience? Je n' attache point de déshonneur à faire le premier pas. J'ai assez, je pense, prouvé au monde que je ne redoute aucune des chances de la guerre; elle ne m'offre rien que je doive redouter. La paix est le voeu de mon coeur; mais la guerre n'a jamais été contraire à ma gloire. Je conjure Votre Majesté de ne pas se refuser au bonheur de donner elle-même la paix au monde.... Votre Majesté a plus gagné depuis dix ans en territoire et en richesses que l'Europe n'a d'étendue. Sa nation est au plus haut point de prospérité. Que veut-elle espérer de la guerre!... Si Votre Majesté veut elle-même y songer, elle verra que la guerre est sans but, sans aucun résultat présumable pour elle. Eh! quelle triste perspective de faire battre les peuples pour qu'ils se battent! Le monde est assez grand pour que nos deux peuples puissent y vivre, et la raison a assez de puissance pour qu'on trouve les moyens de tout concilier, si de part et d'autre on en a la volonté. J'ai toutefois rempli un devoir saint et précieux à mon coeur. Que Votre Majesté croie à la sincérité des sentiments que je viens de lui exprimer et à mon désir de lui en donner des preuvesGa naar voetnoot1).’ In Engelands antwoord op dit schrijven werd gezegd, dat de koning op dit voorstel niet kon ingaan zonder voorafgaand overleg met de mogendheden ten opzichte waarvan hij zich door voorafgegane onderhandelingen had verbonden. Ook op 15 Januari, bij de opening van het Britsche Parlement sprak de koning in dergelijken zin. Dat Engeland zich door de bedoelde onderhandelingen op 't continent reeds krachtig gerugsteund gevoelde, bleek uit zijn optreden tegen Spanje, dat, hoewel volgens 't verdrag | |
[pagina 404]
| |
van St. Ildefonso (1796) tot bondgenootschap met Frankrijk verplicht, die verplichting had afgekocht. Zoodoende was aan Engeland de zeebuit ontgaan die op Spanje als vijand te behalen viel. Nauwelijks was echter voor Engeland de toestand gunstig of het opende, zijne traditie getrouw, zonder oorlogsverklaring tegen Spanje vijandelijkheden, waardoor de oorlog met dit rijk onvermijdelijk werd. Den 11en Januari volgde eindelijk de Engelsche oorlogsverklaring aan Spanje. Nu lijfde Napoleon, kort na zijne kroning te Milaan, Genua, Parma, Piacenza en Guastalla bij Frankrijk in om zijne heerschappij aan de Middellandsche zee uit te breiden. Maar nu ook stond Napoleons plan vast, om Engeland rechtstreeks aan te grijpen. Een genie breekt zich baan of den nek; Napoleon zou trachten zich baan te breken door die onderneming waarvan hij reeds tegen Withworth had gezegd: ‘J'y exposerai mon armée et ma personne.’ Met hoeveel energie na Aboekir ook aan de reconstructie der Fransche vloot was gewerkt, Engelands overmacht ter zee bleek opnieuw. Maar, de Engelsche marine had een groote handelsvloot en talrijke koloniën te dekken. Door schijnmanoeuvres moest de hoofdmacht der Britsche vloot naar de Antillen worden gelokt, daarna zoude de Fransch-Spaansche vloot in het Kanaal verschijnen en, vereenigd met het eskader van Brest, de landing van 150.000 man in Engeland beschermen. Weldra sidderde de Britsche natie voor de mogelijkheid eener landing. Want, men wist het, Napoleon had wel de groote bezwaren aan de onderneming verbonden erkend maar hij had toch ook gezegd: ‘J'ai passé les Alpes en hiver; je sais comment on rend possible ce qui parait impossible au commun des hommes; et si je réussis vos derniers neveux pleureront en larmes de sang la résolution que vous m'avez forcé de prendre.’ Evenwel, het noodlot scheen Napoleon te vervolgen bij alles wat hij ter zee ondernam. Zijn beste vlootvoogd Latouche-Tréville was hem door den dood ontvallen, nu hij hem zoo zeer noodig had; Bruix die Latouche | |
[pagina 405]
| |
zoude opvolgen was kort na dezen gestorven en Villeneuve, de dappere zeeman die tot oppervlootvoogd was aangesteld, miste de eigenschappen die noodig waren voor de verwezenlijking van Napoleons plannen. In Augustus 1805 schenen die plannen hunne uitvoering nabij. Wel was het Pitt gelukt de mogendheden der 3e Coalitie te doen besluiten hare legers tegen Frankrijk in beweging te stellen, doch Napoleon liet zich niet van zijn landingsplan afbrengen. In Londen zou hij zich meester maken van die schatkist waaruit de subsidiën werden geput voor den oorlog der continentale machten tegen Frankrijk, door Engeland benut om zijn tegenstander, waarmede het zelf ter zee zoude afrekenen, uit te putten of althans af te leiden. ‘Je vais couper à Londres le noeud de toutes les coalitions’ zeide de keizer. Was die bewegingszenuw doorgesneden dan zoude de coalitie van zelf uiteenvallen. De manoeuvre der Fransch-Spaansche vloot was aanvankelijk gelukt: Nelson, ofschoon in Europa teruggekeerd, was haar spoor nog bijster. Het kwam er nu slechts op aan dat Villeneuve onverwacht in het Kanaal verscheen. Maar de door Napoleon met spanning verbeide vloot vertoonde zich niet bij Brest. Villeneuve was van Ferrol naar Cadix gestevend..... Engeland was gered, niet door de mogendheden der Coalitie, ‘les stipendiés de l'Angleterre’ zooals Napoleon ze noemde, maar tengevolge van het gebrek aan zedelijken moed van Villeneuve, die het niet had durven wagen om, nog wel op Napoleons last, zijne vloot naar het Kanaal te brengen en zich daar te handhaven, desnoods met opoffering van een groot deel zijner scheepsmacht, gedurende het ééne etmaal dat zijn Keizer voor de landing behoefde. Eindelijk de reede van Cadix verlatende om zich met het Fransche eskader van Toulon te vereenigen leed Villeneuve op 21 October eene beslissende nederlaag in den zeeslag bij Trafalgar, die Nelsons roemvolle loopbaan besloot. Als men bedenkt wat Pruisen in deze periode der geschiedenis van Napoleon heeft ondervonden, zijn de | |
[pagina 406]
| |
navolgende woorden van een Pruisisch militair zeker in hooge mate merkwaardig: ‘Dass die Landung unausgeführt blieb, England nicht niedergeworfen wurde, das stellt die Geschichtschreibung im allgemeinen als das Heil Europas hin, so sei doch noch ein Land von Napoleons Herrschaft unberührt geblieben. Ich theile diese Meinung nicht. Zu schwer und unmittelbar litten damals die Festlandstaaten unter Napoleon, als dass nicht unbeachtet geblieben wäre, wie auch die damalige Politik Englands nicht minder ausschliesslich, nur freilich in praktischerer und dauerender Weise und mit allen Mitteln die eigenen, keineswegs etwa die gemeinsamen Interessen Europas verfolgte.’Ga naar voetnoot1) Maar, moest Napoleon zijne landingsplannen opgeven, hij had nu althans zijne handen vrij tegenover de aanrukkende legers van Oostenrijk en van Rusland. Het kamp van Boulogne wordt opgebroken; bij Ulm en bij Austerlitz wordt de 3e Coalitie uiteen geslagen; Oostenrijk vraagt een wapenstilstand, de Russische troepen trekken naar hun land terug en Pruisen sluit met Frankrijk een verbond. Het eerste jaarfeest der kroning was gevierd! Sedert den voor Pruisen weinig eervollen separaat-vrede van Bazel (1795) waarbij de Duitsche Keizer, na door Friedrich Wilhelm II slechts zwak te zijn ondersteund, door dezen vorst (en door Noord-Duitschland) aan zijn lot werd overgelaten, was Pruisen neutraal gebleven. Na de verbreking van den vrede van Amiens had Pruisens politiek zich door dubbelzinnigheid gekenmerkt. Napoleon wilde met dit land een verbond sluiten in de overtuiging, dat een Fransch-Pruisisch verbond tegen alle continentale coalities zoude zijn opgewassen. Friedrich Wilhelm III, in 1797 zijn vader opgevolgd, deed het slechtste wat in die dagen van spanning en strijd kon worden gedaan: hij trachtte met alle partijen op goeden voet te blijven. Daarop, meer en meer in het nauw gebracht, door Engeland en de Coalitie aan de eene en Frankrijk aan de andere zijde, wilde Pruisen beide partijen aan den praat houden, totdat de feiten zouden hebben aangetoond wie de overmacht bezat, om zich dan bij de machtigste partij aan te sluiten. | |
[pagina 407]
| |
Nadat Fransche troepen door het Pruisische gebied van Anspach waren getrokken stelde Friedrich Wilhelm nu ook Silezië voor den doortocht der Russen open om zoodoende, door eene zoogenaamde concession impartiale, zoolang mogelijk den schijn te redden. Toch won de anti-Franschgezinde partij van Hardenberg, door koningin Louise bezield, merkbaar terrein; de Fransche onderhandelaars, Laforest en Duroc, werden met toenemende koelheid behandeld. Alexander ging naar Berlijn ter hernieuwing van de kennismaking met het Pruisische echtpaar. Bij het graf van Frederik den Grooten zwoeren de Pruisische en Russische monarchen elkander hou en trouw, voor eeuwig! De draling scheen ten einde; Pruisen zoude van Napoleon het aanvaarden eener bemiddeling eischen onder bedreiging met gewapende interventie bij weigering van het aanbod, dat derhalve met een ultimatum zoude zijn gelijk te stellen. Engeland toonde zich onmiddellijk bereid tot het verstrekken der gebruikelijke subsidiën; Harrowby kreeg in opdracht, die financieele questie te Berlijn te regelen. Ook gebiedsvergrooting, nl. Holland, werd aangeboden. Van dit aanbod was men in Berlijn niet erg gediend! Zoo gemakkelijk als in 1787 zoude Holland thans niet kunnen worden bezet, dat had reeds 1799 geleerd. Pruisen verklaarde dan ook, dat het, geene zeemogendheid zijnde, Holland niet begeerde. De aangeboden druiven waren zuur. Uit Engelands aanbod blijkt in elk geval, dat de bezorgdheid der Engelsche regeering aangaande Napoleons voornemens ten opzichte van Holland, waarvan Addington had gewaagd, niet voortvloeide uit genegenheid voor ons vaderland. Friedrich Wilhelm, steeds vreezende dat Napoleon toch tenslotte nog machtiger zoude blijken te zijn dan de Coalitie, bleef aarzelen. Hij bestemde daarom voor de missie naar den Keizer der Franschen Haugwitz, den man, ‘qui laissait goûter à ce prince’ (den koning) ‘la douceur de l'indicésion’. Zoo mogelijk de nakoming der aangegane verbintenis verschuiven tot na de beslissing op het slagveld, en daarna, onafhankelijk van die ver- | |
[pagina 408]
| |
bintenis, zich aan de zijde van den overwinnaar scharen, dat was de leus! Haugwitz maakte dan ook niet veel haast met de uitvoering van zijne opdracht en speelde zoodoende in de kaart van Napoleon, die hem, na een voorloopig onderhoud te Brünn (28 Nov.), op een afstand wilde houden tot na de afrekening met het Russisch-Oostenrijksche leger. Alexanders strijdlust en begeerte om zich met Napoleon te meten werkten Napoleons plannen in de hand. Na den slag bij Austerlitz verleende Napoleon te Schönbrunn ten tweeden male audientie aan Haugwitz. Deze sprak nu niet meer over de bemiddelingsvoorstellen, ‘les propositions présentées sur la pointe de l'épée’Ga naar voetnoot1), zooals de Keizer ze noemde. Inplaats daarvan bood de cunctator den Keizer zijne oprechte gelukwenschen aan met de behaalde zege, welke gelukwenschen den overwinnaar het antwoord ontlokten: ‘Voilà un compliment dont la fortune a changé l'adresse.’ Dat Haugwitz vervolgens eenige harde woorden had aan te hooren over de houding van Pruisen, behoeft geene verwondering te baren. Wat lange onderhandelingen niet hadden vermocht, dat bracht een enkele veldslag tot stand: Pruisen nam eene beslissing. Het koos partij... natuurlijk voor den overwinnaar. Haugwitz sloot, namens zijn gebieder, een ofen defensief verbond met Napoleon. Volgens dit verbond kreeg Pruisen Hannover in ruil voor Anspach, Neuchâtel, Cleve en Berg. Oostenrijk haastte zich, nu alle hoop op hulp van Pruisen vervlogen was, den vrede van Pressburg te sluiten, waarbij het 1200 G. M2. grondgebied verloor. De kwelling van Friedrich Wilhelm was nog niet ten einde, Oostenrijk en Rusland waren wel verslagen, maar Engeland was er ook nog! Het verdrag moest nog worden geratificeerd en de koning begreep, dat het aannemen van Hannover hem in conflict zoude brengen met Engeland, terwijl het niet-aannemen hem den toorn op den hals zou halen van den Keizer der Franschen. Napoleon had | |
[pagina 409]
| |
Pruisens bondgenootschap gevraagd vóór die beslissing; thans nu dat bondgenootschap voor Frankrijk zoo goed als alle militaire waarde had verloren, ging Pruisen het aan, in weerwil van de vroegere onderhandelingen met Napoleons vijanden en van het eeuwige verbond van Potsdam! Thans behoefde Napoleon het dubbelzinnige Pruisen niet meer om een bondgenootschap te verzoeken, hij kon de eischen stellen van welker inwilliging hij de aanvaarding van Pruisens bondgenootschap afhankelijk maakte. Pruisen had bij alle betrokken partijen de achting verbeurd, het moest nu zelf maar beslissen voor wien het meer vrees koesterde, voor de partij die bij Trafalgar of voor die welke bij Austerlitz had gezegevierd. De vrees voor Frankrijk behield de overhand. Den 24en Februari werd het, inmiddels nog eenigszins gewijzigde, verdrag door den koning van Pruisen geratificeerd. Evenwel, na deze beslissing werd de vrees voor Engeland weder levendig. Pruisen wilde Albions toorn van zich afwenden en het ging, in de zucht om er zich voor te vrijwaren, op den weg der vernedering voort. Bij de bezetting van Hannover maakte Friedrich Wilhelm aan zijne nieuwe onderdanen bekend, dat hij met leedwezen bezit nam van hun land, een bezit, dat hij moest betalen met bittere opofferingen. In verklaringen aan Rusland en Engeland gedaan werd op hetzelfde aanbeeld gehamerd. In antwoord op dat geweeklaag maakte de Engelsche marine jacht op de Pruisische handelsvaartuigen, waarvan er binnen korten tijd driehonderd waren ingerekend. Pruisen werd er aan herinnerd, dat Austerlitz Trafalgar niet had kunnen ongedaan maken! Zweden begon, als Engelands bondgenoot, tegen Pruisen een hoogen toon aan te slaan, hield het tot Hannover behoorende Lauenburg bezet en blokkeerde de Pruisische kust. Tot overmaat van ramp voor Pruisen was Pitt overleden (23 Januari 1806) en het nieuwe coalitie-ministerie Grenville, waarin Fox voor buitenlandsche zaken zitting had, knoopte de betrekkingen met Frankrijk weder aan; ook met Rusland opende Napoleon onderhandelingen. Het Napelsche vorstenhuis, dat tijdens den oorlog van | |
[pagina 410]
| |
Napoleon tegen de coalitie de Engelschen en Russen in het land had toegelaten, werd met de vervallenverklaring der Bourbons van den Napelschen troon gestraft en het koninkrijk (zonder Sicilië werwaarts het hof was gevlucht) aan Jozef Bonaparte gegeven. Den 18en Juni 1806 werd Lodewijk Napoleon koning van Holland. Verder dekte Napoleon Frankrijks oostgrens door de stichting van het Rijnverbond, waarvan de keizer Protector werd. Aldus breidde deze, na de ervaring van 1805, zijn systeem uit van ‘barrières, bastions et contreforts, capables de soutenir la puissance française ainsi formidablement étendue’Ga naar voetnoot1). Het Duitsche Keizerrijk was ontbonden. Door in 1804 zich tot keizer van Oostenrijk te doen kronen had Frans II (thans Frans I geworden) den keizerstitel voor zich gered. Pruisen wilde een Noord-Duitschen bond oprichten. Napoleon was tegen dit plan niet gekant. De bewering dat hij Saksen en Hessen-Kassel in 't geheim van de toetreding tot dit verbond zoude hebben willen afhouden schijnt onjuist. Althans Thiers zegt: ‘De geheimste dépêches van het Fransche gouvernement gelastten aan de vorming van dit verbond geen den minsten hinderpaal in den weg te leggen; ik heb al die dépêches met de meeste aandacht gelezen.’ Saksen echter was afkeerig van een verbond met Pruisen. Toen weldra de Pruisisch-Fransche oorlog uitbrak werd Saksen door Pruisische troepen overweldigd en gedwongen de zijde van Pruisen te kiezen. De gezant van Hessen-Kassel te Berlijn beschuldigde Napoleon van bedoelde tegenwerking uit wrok, dat Fulda in 1803 aan het huis van Oranje was afgestaan en tevens omdat de Keizer der Franschen had geweigerd gehoor te geven aan Hessen-Kassels dringend verzoek om in het Rijnverbond te mogen worden opgenomen. Bij de onderhandelingen met Engeland (zie blz. 409) had Napoleon te kennen gegeven er geen bezwaar tegen | |
[pagina 411]
| |
te hebben, dat George III weder in het bezit zoude worden gesteld van Hannover. Engeland deelde dit terstond aan het hof van Berlijn mede waar dit nieuws groote verontwaardiging wekte. En inderdaad, zelfs al gold het nog geen definitieve overeenkomst, doch slechts een colloquium,Ga naar voetnoot1) Napoleon kon, zonder incorrect te handelen, omtrent Hannover niet onderhandelen, zonder er Pruisen in te kennen. Het door Frankrijk veroverde Hannover toch was bij verdrag aan Pruisen afgestaan en dus Pruisisch territoor geworden. Evenwel, Engeland deed niet beter; het had nog niet lang geleden over Holland beschikt, dat daarenboven nog veroverd moest worden! Had voorts Pruisen zijnerzijds tegenover Frankrijk correct gehandeld toen het openlijk en bedektelijk een staat waartegen het eerst had samengespannen en waarmede het daarna een verbond had gesloten, denonceerde? En daarenboven, stond in het manifest van Friedrich Wilhelm aan zijne nieuwe onderdanen niet duidelijk te lezen, dat hij de gift slechts noode had aanvaard, zoodat hem het verlies van die gift eigenlijk eer welkom dan onaangenaam moest zijn? Fox overleed nog in 1806, en de onderhandelingen van Frankrijk met Engeland en met Rusland werden afgebroken. Toch zoude Hannover weldra weder ophouden Pruisisch territoor te zijn, nadat het ten tweeden male door het ‘recht van verovering’ ter beschikking van Napoleon zoude zijn gekomen. Door het ‘recht van verovering’ zoude het later weder aan George III komen, die (hoewel onbewust van zijne grootheid) zelfs den titel: ‘Koning van Hannover’ zoude voeren. Eerst George V zoude, zijn land voor goed moeten afstaan aan... Pruisen, krachtens hetzelfde ‘recht van verovering’, dat Napoleon gelden liet in de dagen van zijne macht en waaraan hij zich onderwerpen moest in de dagen van zijn tegenspoed. In 1815 zoude aan het eerste Fransche keizerrijk met hulp | |
[pagina 412]
| |
der Hannoveranen voor goed een eind worden gemaakt; in 1870 zouden de Hannoveranen, doch nu als Pruisische onderdanen, medewerken aan den ondergang van het tweede....
Het door eigen toedoen in een weinig eervolle positie geraakte Pruisen herinnerde zich Rossbach. Het greep naar de wapens (Sept. 1806). Maar de tijden waren sedert 1757 veranderd! Van Pruisens provocatie waren Jena en Auerstädt, Eylau, Friedland en Tilsit het gevolg. Pruisen werd gekortwiekt, Alexander behoedde het voor algeheelen ondergang. Pruisen en Rusland erkenden het met Westphalen, Mecklenburg en Oldenburg vergroote Rijnverbond en hiermede de ontbinding van het Duitsche rijk. Jozef, Lodewijk en Jerôme werden als koningen van Napels, van Holland en van Westphalen erkend. Maar, ook Engeland ondervond de gevolgen van Napoleons zege. Spoedig nadat Pruisen de sluiting der Wezer- en Elbemonden van Frankrijk had overgenomen, had Engeland de geheele kust van Brest tot de Elbe in staat van blokkade verklaard! Thans, nu Napoleon op het vaste land heerschte, zoude hij Engelands willekeur ter zee trachten te keer te gaan op de Europeesche kust. Bij decreet van Berlijn van 21 Nov. 1806, (een jaar later nog verscherpt door het decreet van Milaan) beantwoordde hij Engelands papieren blokkade met het Continentaal-stelsel. De Britsche eilanden werden in staat van blokkade verklaard en de kust van Europa tusschen Cattaro en Cuxhaven, voor zoover Napoleon er over gebood, voor den Engelschen handel gesloten terwijl de mogendheden van Europa werden uitgenoodigd dit voorbeeld te volgen. ‘La gigantesque idée du blocus continental’, zegt Me. de Staël in hare Considérations sur la Révolution française, ‘ressemblait à une espèce de croisade européenne dont le sceptre de Napoléon était le signe de ralliement.’ Na Trafalgar beheerschte Engeland de zee geheel. Décrès (Fransch minister van marine) was ontmoedigd; niet alleen in den grooten zeekrijg doch ook in den kruiseroorlog bleek Frankrijk niet tegen Engeland opgewassen. | |
[pagina 413]
| |
Napoleons papieren blokkade der Britsche eilanden alléén kon dus voor Frankrijk niet hetzelfde resultaat opleveren als voor Engeland de Engelsche papieren blokkade der Europeesche kust: een rijken buit en de vernietiging van den handel des vijands. Daarom werd die papieren blokkade der Britsche eilanden door Napoleon aangevuld met de algeheele sluiting der continentale kust voor den Engelschen handel.Ga naar voetnoot1) Te Tilsit nam Rusland de taak op zich van bemiddelaar tusschen Frankrijk en Engeland. Bij geheim verdrag beloofde Rusland daarenboven om, zoo Engeland niet tot wijziging van zijn arbitrair ‘zeerecht’ te bewegen was, zich met Frankrijk te zullen verbinden, zijne havens voor Engeland te zullen sluiten en van Denemarken, Zweden en Portugal te vorderen hetzelfde te doen. Toen de geruchten van een en ander Londen bereikten zon Engeland op middelen om de aansluiting der neutralen bij het continentaal-stelsel te voorkomen. Over Portugal en Zweden maakte men zich te Londen niet ongerust. Beide landen waren op de hand van Engeland. Portugal vreesde, als koloniale mogendheid, Engelands macht. Zwedens houding werd bepaald door de gezindheid van zijn aan grootheidswaanzin lijdenden koning Gustaaf IV Adolf, die een onverzoenlijken haat koesterde tegen Napoleon. Omtrent Denemarken echter, nog steeds eene zeemogendheid die meetelde, verkeerde men te Londen in twijfel; men achtte het dus maar het verstandigst dit rijk onschadelijk te maken. Het had daarenboven nog niet genoeg geboet voor zijne vermetelheid om zich, in 1780 en 1800, tegen Engelands willekeur te verzetten. Waar het zijne maritieme belangen gold, deinsde Engeland voor niets terug; daaraan was Denemarken reeds in 1801 herinnerd en dat zoude het thans opnieuw ondervinden. Tot 1807 had Denemarken tijdens alle oorlogen tegen de Fransche republiek en het Fransche keizerrijk, zijne | |
[pagina 414]
| |
strikte neutraliteit gehandhaafd. Het Deensche leger stond in Holstein, gereed om iedere poging der Franschen tot overschrijding der Deensche grens te keer te gaan, toen plotseling een Engelsche vloot, vergezeld door een landingsleger in den Sond verscheen en Engeland gelijktijdig hiermede aan Denemarken den eisch stelde: òf een verbond òf uitlevering der vloot! Op de weigering van Denemarken volgde de landing der Engelsche troepen en het bombardement van Kopenhagen, waardoor onder meer ruim 400 huizen werden in de asch gelegd. Tengevolge van de afwezigheid des legers was Denemarken tegenover de landingstroepen zoo goed als weerloos. De Engelschen hadden een nieuwe victorie te boeken in de annalen van leger en vloot. De Deensche scheepsmacht was hun prijs. Van alles wat over de luisterrijke feiten der Engelsche krijgsgeschiedenis eene schaduw werpt, staat de verraderlijke overvalling van Denemarken in 1807 bovenaan. Echter niet op Cathcart en Gambier, die als militairen de hun verstrekte lastgeving slechts hadden op te volgen, doch op Canning en Castlereagh rust de verantwoording van deze barbaarsche daad.Ga naar voetnoot1) De Bataafsche vloot was in 1799 door verraad genomen, de Deensche werd thans vermeesterd door brutaal geweld. In geheel Europa, zelfs in Engeland, wekte deze daad verontwaardiging. Doch, wat bekommerden de Engelsche staatslieden zich om de publieke opinie! Immers, Engeland was machtig genoeg om deze te kunnen trotseeren! Wat te voorzien was geweest na Engelands geweldenarij, gebeurde. Denemarken sloot zich nu bij Frankrijk aan. Engeland had het middel gevonden om Denemarken eerst | |
[pagina 415]
| |
van zijne zeemacht te berooven en het daarna den oorlog aan te doen. Eerst werd de Deensche marine verraderlijk ingepalmd en daarna de van steun ontbloote Deensche handelsvloot vermeesterd krachtens het aloude, heilige Britsche zeerecht! Denemarken en Rusland sloten thans hunne havens voor Engeland en aanvaardden het continentaal-stelsel. Rusland verklaarde Engeland den oorlog. Christiaan VII van Denemarken overleefde het ongeluk, dat zijn land getroffen had, niet lang; hij overleed in Maart 1808.
In 1807 trad de strijd tusschen Engeland en Frankrijk een nieuwe phase in die wij thans niet uitvoerig zullen behandelen om den omvang van dit opstel te houden binnen de grenzen, die daaraan, als tijdschriftartikel, noodzakelijkerwijze moeten worden gesteld. Slechts enkele opmerkingen over de periode van 1807 tot 1815 wenschen wij nog aan het voorafgaande toe te voegen. Het streven van Engeland om zijne tegenpartij op het vaste land te verzwakken ten einde haar des te beter ter zee te kunnen verslaan was tot hiertoe ten deele mislukt. Ten deele, niet geheel. Immers, de groote krachtsontwikkeling, waartoe Frankrijk in Europa genoodzaakt werd, had inderdaad ten gevolge gehad, dat dit land in den zeeoorlog meer en meer het onderspit dolf. De offers, die een volk in den krijg kan brengen, hebben nu eenmaal hunne grenzen, zelfs voor een rijke natie als de Fransche door een genie bestuurd. Maar Engeland had in zóóverre zijn doel niet bereikt, dat Frankrijk in Europa zelf, juist door den oorlog, steeds meer in macht en aanzien was toegenomen. Napoleon was tot een duizelingwekkende hoogte gestegen. En toch zoude Engeland, zonder het te hebben bedoeld, juist door Napoleons succes ten slotte zijn doel bereiken. Duizelingwekkend inderdaad was de hoogte die Napoleon in 1807 had bereikt. Il a bâti si haut son aire impériale,
Qu'il nous semble habiter cette sphère idéale
Où jamais on n'entend un orage éclater!
| |
[pagina 416]
| |
Ce n'est plus qu'à ses pieds que gronde la tempête;
Il faudrait, pour frapper sa tête,
Que la foudre pût remonterGa naar voetnoot1).
Op het toppunt van zijne macht gekomen werd hij door de duizeling bevangen, die hem ten val bracht. In zijn strijd tegen Engeland wilde hij ten slotte maat noch perk meer kennen. Maar ook Engelands machtsmisbruik ter zee kende geen grenzen meer. De Considerans van het Besluit tot invoering van het Continentaal-stelsel is ééne doorloopende acte van beschuldiging tegen Engeland. Te vaak wordt vergeten, dat de invoering van het Continentaal-stelsel was een daad van verweer, van reciprociteit, van represaille; dat Engeland was voorgegaan op dezen weg, dat het met kwistige hand subsidiën verstrekte aan ieder die Napoleon wilde beoorlogen en middelerwijl zich met woeker voor die subsidiën schadeloos stelde door de toepassing van het buitrecht ter zee. Maar Napoleon zag niet in, dat Engeland ook op het terrein, waarop thans de strijd was overgebracht, sterker was dan hij. Geheel Europa werd getroffen door den strijd tusschen Engeland en Frankrijk, moest bukken voor Napoleons wil en lijden door Engelands maritieme willekeur. De Engelsche handel moest worden verbannen van het vaste land. Mocht Engeland al de zee beheerschen en koloniën veroveren, het afzetgebied voor zijn handel zou Napoleon aan zijn vijand ontnemen. Om dàt doel te bereiken werd Finland aan het Czarenrijk overgeleverd en Etrurië bij Frankrijk ingelijfd. Omdat Portugal met Engeland heulde werd het door Junot veroverd; ten einde de Spaansche kust beter te beheerschen en het gezegde van Lodewijk XIV te verwezenlijken: ‘il n'y a plus de Pyrenées’ werd Jozef op den Spaanschen troon geplaatst, terwijl Murat hem te Napels verving. Sa main, s'il touche un but où son orgueil aspire,
Fait à quelque soldat le don d'un empireGa naar voetnoot2).
Na Duponts capitulatie bij Baylen, een feit van | |
[pagina 417]
| |
onberekenbare gevolgen, vooral van moreelen aard, en de spoedig daarop volgende ontruiming van Portugal door Junot, deden Napoleon en Alexander, te Erfurt samengekomen, nogmaals een vredesvoorstel aan Engeland. Het werd niet aangenomen! De strijd moest tot het uiterste worden doorgevoerd. Welaan dan. Thans zouden tegen Engeland de wapens worden gekeerd, die het zelf had gesmeed. Nu bij Austerlitz, Jena en Friedland Engelands bondgenooten waren overwonnen en meerendeels onderworpen aan Napoleons wil zoude de worsteling om de opperheerschappij ter zee te land worden beslist. Daar Mahmoed II weigerde met Engeland te breken en het Continentaal-stelsel in te voeren werd eerlang de Russisch-Turksche oorlog hervat. De toepassing van het Continentaal-stelsel langs Europa's geheele kust, van Matapan tot de Noordkaap, dat werd Napoleons leuze. Daartoe moest Spanje worden onderworpen het kostte wat het wilde, al ging er ook dat Groote Leger bij te gronde, dat tot hiertoe nog geene andere nederlagen had aanschouwd dan die welke het zelf had toegebracht. Steeds meer legioenen trokken onder Napoleons aanvoering de Pyreneën voorbij. Engeland benutte deze gelegenheid om weder eene coalitie in het leven te roepen, waarvan Oostenrijk opnieuw het gelag betaalde. Door zijne overwinningen had Napoleon zijne door Engeland gesubsidieerde vijanden den een na den ander tot zijne bondgenooten gemaakt. Austerlitz had hem het bondgenootschap van Friedrich Wilhelm doen verwerven (te Tilsit hernieuwd!); Friedland had Alexander met hem verzoend; Wagram schonk hem Frans tot wapenbroeder en tot schoonvader tevens! Voor de tweede maal had alzoo Engeland, zonder het te willen, Habsburg tot Frankrijks bondgenoot gemaakt, opnieuw schonk Habsburg aan Frankrijk eene vorstin. De dochter van Frans I van Duitschland en van Maria Theresia was in 1793 op het schavot gestorven. Ruim zestien jaar later deed opnieuw eene Habsburgsche prinses, weder eene dochter van een Frans I en van eene Maria | |
[pagina 418]
| |
Theresia, als vorstin hare intrede in Frankrijk en nam als gemalin van Napoleon naast dezen plaats op den Franschen troon, waar de revolutie Marie Antoinette van verdreven en Napoleon Josephine van verwijderd had. Niet de revolutie, evenmin Napoleons wil, maar de legers van Habsburg en zijne bondgenooten zouden deze vorstin uit het Huis Habsburg-Lotharingen over vier jaar weder van dien troon verdrijven. En ook Marie Louise, zij die slechts op dien troon was verheven om aan Napoleon een troonopvolger te geven, zij baarde, evenals Marie Antoinette, een zoon wiens regeering slechts eene fictie zoude zijn! Marie Antoinette's tweede zoon stierf als Lodewijk XVII in vergetelheid onder obscure omstandigheden, Marie Louise's eenige keizerlijke telg, Napoleon II, zoude wegkwijnen aan het hof te Weenen, terwijl zijne moeder, haar keizerlijken titel evenzeer vergetende als haar verbannen gemaal, zich met haren opperhofmeester verbinden zou... Voorwaar, op het bondgenootschap van Frankrijk met Habsburg rustte geen zegen!
Na de provocatie van 1809, die het antwoord vormde op de Erfurter vredesvoorstellen, behoefde Napoleon niet meer te worden aangezet tot den strijd. De roode doeken konden worden opgeborgen, de stier stootte steeds woester om zich heen. Geen vijand scheen Napoleon te sterk, geen bezwaar te groot, geen gevaar te dreigend, waar het ging om de instandhouding van het Continentaal-stelsel, dat hij het onfeilbare middel achtte tot de uiteindelijke zegepraal over Engeland, door de vernietiging van 's vijands welvaart. Het Continentaal-stelsel was de laatste hoop waaraan hij zich in den strijd tegen Engeland vastklemde. Het werd zijne mania, hij moest en zoude er door overwinnen. De Paus werd van zijn gebied beroofd omdat hij Engeland den oorlog niet wilde aandoen; zijne bul van excommunicatie tegen Napoleon werd met zijne gevangenneming beantwoord. Zweden werd beoorloogd totdat het, inmiddels ontlast van zijn opgewonden koning, zich bij het Continentaal-stelsel aansloot; Bernadotte werd met Napo- | |
[pagina 419]
| |
leons goedvinden tot kroonprins van Zweden verheven. Op de, in 't eind mislukte, onderneming der Engelschen tegen Zeeland volgde de inlijving van Holland bij Frankrijk, omdat hier te lande de sluikhandel op Engeland hand over hand toenam, zoodat Holland meer en meer begon te gelijken op ‘un entrepôt de marchandises anglaises.’ Naar aanleiding dezer annexatie ontvingen Napoleons andere koninklijke broeders de waarschuwing: ‘Sachez que vos premiers devoirs sont envers moi et la France.’ Een groot deel van Hannover (eerst bij Westphalen gevoegd), de Hanse-steden, Oldenburg en Lauenburg moesten weldra Hollands lot deelen, opdat ook de monden van Eems, Wezer en Elbe onder Napoleons rechtstreeksch gezag zouden staan. In zijn streven om Engeland ten onder te brengen ontzag de keizer niets en niemand meer. Zuchtte het continent onder Napoleons juk, ook Engeland was er in 1810 en volgende jaren slecht aan toe. In ruil voor de ‘hulp’ den Spanjaarden verleend zocht het handelsvrijheid op de Spaansche koloniën te krijgen om een nieuw afzetgebied voor zijn handel te verwerven. De spoedig daarop volgende opstanden in de Spaansche koloniën werkten dit streven in de hand. Daarenboven gedroegen de Engelschen zich in Spanje als meesters. Een en ander was niet bevorderlijk voor eene goede verstandhouding tusschen de Spanjaarden en hunne ‘bevrijders’. De blokkade door Engeland op de Europeesche kust toegepast trof niet alleen het vasteland doch ook den Engelschen handel zelf. Omgekeerd bezorgde het Continentaalstelsel niet alleen aan Engeland doch ook aan Frankrijk en zijne bondgenooten groote nadeelen. Beide partijen bezigden in hun onderlingen strijd een tweesnijdend zwaard. En het geldt voorzeker als een duidelijk bewijs voor den verwarden toestand, dat zoowel Engeland als Frankrijk hunne eigen maatregelen ten deele werkeloos maakten door er uitzonderingen op toe te staan. Engeland deed dit door den handel in overzeesche waren, die over Engeland met het vaste land werd gevoerd, toe te staan. Frankrijk door de toepassing van het Licenten-stelsel. Doch, hoe groot de | |
[pagina 420]
| |
nadeelen van het Continentaal-stelsel voor Engeland ook mochten zijn, Albion bleek den strijd toch langer te kunnen volhouden dan Frankrijk en zijne ‘bondgenooten’. De Czaar was ontstemd door de annexatie van Oldenburg daar de gewezen Hertog van dit land een bloedverwant van hem was. Omdat hem nu tevens meer en meer duidelijk werd, dat Engelands vijandschap voor hem nog nadeeliger was dan die van Napoleon, zeide hij de dienstbaarheid aan den keizer op; Zweden voegde zich aan zijne zijde. De beide landen, die door hunne ligging het meest tegen Napoleons wraakoefening beschermd waren, begonnen den strijd tegen den dwingeland van het continent, die tegen den dwingeland van de zee niet opgewassen bleek. Bij Napoleon kwam weder het denkbeeld op van een tocht dwars door Perzië naar Engelsch-Indië! Daarop volgde de veldtocht van 1812, Smolensko, Borodino, Moskou, de Beresina! De beide uiteinden van Europa, de bergpassen van Spanje en de eindelooze sneeuwvlakten van Rusland, werden de graven der keizerlijke legioenen. Daar, in den strijd om het Continentaalstelsel, troffen eindelijk den onoverwinnelijk geachten Imperator de slagen, waarvan hij zich niet meer kon herstellen. Thans begon de afval der ‘bondgenooten’. Bij Tauroggen nam hij een aanvang; er kwam beweging in het politieke samenstel, dat stond of viel met die ééne reusachtige zuil: Napoleons macht. Reeds werd gedreun en gerommel gehoord, stukken van het gewelf vielen naar beneden; straks werd van alle zijden gehamerd en gebeukt op de zuil. Op Pruisen volgde Oostenrijk, daarna Beieren; toen Saksen, welks regimenten midden in den slag bij Leipzig naar den vijand overliepen, en welks koning na dien slag werd gevangen genomen. Welhaast viel geheel Zuid-Duitschland Napoleon af. Zwitserlands neutraliteit werd door de overwinnaars niet erkend. Denemarken werd verslagen en tot bondgenootschap met Napoleons vijanden gedwongen; het ontving hiervoor een subsidie van het rijk dat in 1801 en 1807 zijne hoofdstad had doen bombardeeren. Holland werd bevrijd. Bij Vittoria en in de Pyreneën werd Spanjes lot beslist; Wellington overschreed de | |
[pagina 421]
| |
Bidassoa. Murat, de door Napoleon tot koning verheven herbergierszoon, sloot zich bij de verbondenen aan. In 1815 zoude hij berouw toonen, maar dat berouw zou te laat komen en zich te vroegtijdig uiten. Als avonturier zoude hij ten slotte worden gefusilleerd. Toen in den nieuwjaarsnacht van 1814 Blücher den Rijn overschreed, kon Engeland Victorie roepen. In weerwil van de stuiptrekkingen van den reus was de overwinning verzekerd. Het oude zeerecht was gered! Dat bleek eerlang op 't Congres te Châtillon (Febr. 1814) toen Engeland kortweg weigerde aan het heilige maritieme recht te laten tornen. En middelerwijl werd de drijfjacht op Napoleon voortgezet. Maar nimmer heeft een gejaagd hert, vóór het weergalmen van het Hallali, zijnen vervolgers zóóveel te doen gegeven, zich zóó moedig verdedigd, als dit wild vóór het was uitgeput. Aan het eind van dien worstelstrijd werd aan Napoleon geen enkel leed bespaard, zelfs niet het verraad zijner gunstelingen en de ontrouw of ongehoorzaamheid zijner bevelhebbers. Maar, hoe tragisch ook de afloop was van dezen veldtocht, hij heeft toch in hooge mate bijgedragen tot de vermeerdering van Napoleons veldheersroem. Had de zon van Napoleons genie geschitterd bij het rijzen en tijdens de middaghoogte, zij spreidde, zoo mogelijk, nóg schooner glans ten toon bij het dalen en vooral bij den ondergang. Toen de zon in het Zenith stond had zij niet alleen geschitterd maar ook verblind, hadden hare stralen niet alleen voortgebracht maar ook verschroeid en verteerd. Thans, bij het ter kimme dalen, hadden de stralen wel hunne vernietigende kracht verloren doch niet hun luister. De veldheersdaden van Napoleon evenaren die van Alexander, Hannibal en Caesar. In één opzicht echter is er verschil. Alexander en Caesar zijn niet op de zware proef gesteld waaraan Hannibal en Napoleon werden onderworpen. Alexander veroverde Indië, na zich daartoe dwars door het Perzische rijk den weg te hebben gebaand; Caesar drong door tot in Brittanje, nadat hij | |
[pagina 422]
| |
Gallië had vermeesterd; Napoleon moest zijn plannen om Indië te veroveren en om in Engeland te landen opgeven, doch de daden die hij inplaats daarvan verrichtte stonden in conceptie en uitvoering niet achter bij datgene wat eertijds door Alexander en Caesar was gewrocht. Maar Napoleon die gelijk Hannibal over de Alpen trok, eindigde evenals deze zijn loopbaan bij de verdediging van den vaderlandschen bodem. En hoe schoon blonk niet Napoleons genie in dien gedenkwaardigen veldtocht gedurende het eerste trimester van 1814, door den veroveraar en onderwerper van het geheele Europeesche vaste land, gevoerd binnen de landpalen van het aloude Frankrijk tegen eene verpletterende overmacht! De worstelstrijd in 1792 in noord-Frankrijk begonnen en gaandeweg over geheel Europa uitgebreid, hij keerde, na ruim twintig jaren, tot zijn uitgangspunt terug. En de ebbe voerde ook den grooten Corsikaan terug nagenoeg naar hetzelfde punt van waar hij gekomen was. De gebieder van Europa werd souverein van Elba, den kleinsten staat ooit door een keizerlijke Majesteit geregeerd; Elba door Napoleon in 1802 bij Frankrijk gevoegd werd thans door zijne vijanden weder van Frankrijk losgemaakt om aan hem te worden geschonken als een pourboire impérial. Hem, den stichter van het Fransche Keizerrijk en den ontbinder van het duizendjarige Duitsche, hem die tronen omverwierp en oprichtte, hem werd als gunstbewijs de souvereiniteit geschonken over een klein eiland, slechts beroemd, aan velen slechts bekend schier, door Napoleons val! Malta was in 1803 de steen des aanstoots geweest voor Napoleon omdat het de steen des hoeks was van het gebouw van Engelands macht. Engeland behield het en de vrede werd verbroken. Daarop had Napoleon, ervarende Engelands overmacht, meer dan eens den vrede gevraagd, zelfs tegen den prijs der erkenning van Malta als Engelsch territoor; maar Engeland had voor het bezit van Malta Napoleons toestemming niet meer van noode en wilde den vrede niet sluiten voordat de Corsikaan zoude zijn uitgeput. En daarna gaf Engeland, edelmoedig als | |
[pagina 423]
| |
altijd, aan zijn machteloozen vijand ook een eiland, een steen zonder gebouw! Hem, die met honderdduizenden en nogmaals honderdduizenden veldtocht op veldtocht had geleid en veldslag op veldslag had geleverd, hem werd thans een leger toegestaan van 400 man! Neen, gevaarlijk scheen hij niet meer, die souverein van Elba, even weinig gevaarlijk als een souverein van Malta zoude zijn, die niet tevens was beheerscher der zee! En om de heerschappij ter zee had Engeland gestreden en in dien strijd had het overwonnen. Neen, Bonaparte scheen niet gevaarlijk meer op zijn eiland...... Hij kon daar in zijn keizerrijk Elba vernemen hoe ‘the house of Bourbon was placed in Paris as a trophy of the victory of the European confederation’Ga naar voetnoot1) en hoe de troon van Frankrijk was bestegen door Lodewijk XVIII, uit zijn schuilhoek te voorschijn gekomen, nadat de verbondenen zich van Parijs hadden meester gemaakt. Daar kon Napoleon ook vernemen hoe die koning bij de gratie Gods de geheele regeering van den grooten keizer eenvoudig had geëffaceerd bij koninklijk besluit, den Raad der Verbondenen gehoord! Al ware dit besluit niet gevolgd geworden door eene reeks van reactionnaire maatregelen, dan zoude er toch reeds de terugkeer van Elba door zijn verklaard.
Op den marsch naar Parijs in Maart 1815 overwon Napoleon zonder het vergieten van één droppel bloeds. De ademtocht van het Vive l'empereur! der steeds aangroeiende keizerlijke legerscharen vaagde de kroon weder weg van Lodewijks hoofd. En daarna, bij Waterloo, stond de keizer dan ten slotte tegenover het leger van dien vijand, die niet had opgehouden Frankrijk te bestrijden en anderen tegen hem in het harnas te jagen. Aan zijn eigen aandeel in de verantwoordelijkheid voor de ellende die Europa had geteisterd dacht hij niet, slechts ééne gedachte vervulde hem: Engeland zoude thans worden gestraft voor de vredebreuk van 1803, die al deze ellende had na zich gesleept. | |
[pagina 424]
| |
Van de zee was de tricolore verjaagd; 's keizers plan om Engeland in Londen de wet te stellen was verijdeld geworden; van den tocht naar Britsch Indië was niets gekomen; het Continentaal-stelsel had zijn doel gemist en zich zelfs tegen hem gekeerd. Maar thans gaf Engeland zich bloot aan zijne zwakke zijde; het Engelsche leger zoude zich dan eindelijk meten met de door hem persoonlijk geleide Fransche legioenen. Eindelijk zoude Trafalgar schitterend worden gewroken. Enfin je les ai ces Anglais, riep de Imperator uit toen hij, meenende met Blücher te hebben afgerekend, Wellingtons leger in stelling zag ten Zuiden van het Soniënbosch. Juichend trokken zijne soldaten hem voorbij ten aanval op het vijandelijke slagfront. Ave Caesar, morituri te salutant.... Twee-en-twintig jaren geleden, bij Toulon, had Bonaparte als jong artillerieofficier in den strijd tegen de Engelschen zijn eersten krijgsroem behaald. Bij Acre had de Engelsche vloot hem bestreden maar hij had de Engelschen, hoewel dezen Frankrijk voortdurend hadden beoorloogd, niet op het slagveld tegen over zich gezien. In December 1808 in Noord-Spanje, toen de ontmoeting nabij scheen, waren zijne aarts-vijanden op zijne nadering snel teruggetrokken. En thans, nu zij hem dan eindelijk onder de oogen kwamen, leverde hij zijn laatsten veldslag! Aan het eind van dezen veldslag troffen weder luide juichtonen zijne ooren, nu echter waren het de zegekreten zijner vijanden! Maar, terwijl hij zich, ten slotte gehoorgevende aan Soults smeekbede, te midden van het sauve qui peut op het uiterste oogenblik van het strijdperk verwijderde, weerklonken daar nog, uit de gelederen van het door de maan beschenen bataillon sacré, de woorden: ‘La garde meurt et ne se rend pas’, als de laatste strijdleuze der garde, die muurvast om hare adelaars geschaard bleef te midden van dood en verderf. Indrukwekkend waren de afscheidswoorden geweest die Napoleon het vorige jaar te Fontainebleau tot zijne garde had gericht. Maar nog indrukwekkender was deze strijdleuze der langzaam, op bevel retireerende garde, weerklinkend op het door vijanden overstroomde slag- | |
[pagina 425]
| |
veld als een laatste afscheidsgroet den keizer nog nagezonden, door de helden die hem trouw bleven tot in den doodGa naar voetnoot1). Engeland, dat op zee Frankrijk had overwonnen, dat Egypte, Portugal en Spanje van de Franschen had gezuiverd, het overwon ten slotte ook den grooten veldheer zelf. Maar, het zegevierde door de hulp der bondgenooten, eene hulp die werd in de hand gewerkt door de fouten van Ney en Grouchy en door de slagregens van den 17en Juni, die Napoleon den aanval tot den middag van den 18en deden uitstellen. De Prins van Oranje en zijne onderbevelhebbers hadden den 16en de Engelschen gered, bij Waterloo werd Wellingtons dappere leger voor eene deroute behoed door den op last van Chassé uitgevoerden tegenstoot der Nederlandsche brigade Detmers en door den aanval der Pruisen. Blücher was zijn bondgenoot te hulp gesneld, terwijl Grouchy van het slagveld verwijderd bleef, zoodat de Franschen ten slotte tegen eene dubbele overmacht streden; dat is de oorzaak van de overwinning, die aan Napoleons macht voor goed een einde maakte. Tien jaar geleden had Villeneuve verzuimd met zijne vloot daar te verschijnen waar Napoleon die vloot noodig had om aan Engeland den beslissenden slag toe te brengen en thans liet Grouchy zijn keizer in den steek waardoor Napoleon een nederlaag leed zóó groot, als hij ze vóór dezen nog slechts had toegebracht doch nog nimmer ondergaan. Het verzuim van Villeneuve heeft Trafalgar tengevolge gehad, dat van Grouchy... St. Helena! | |
[pagina 426]
| |
Waterloo had Trafalgar niet gewroken, het had er de kroon op gezet. Toen, na verloop der Honderd Dagen, Lodewijk XVIII voor de tweede maal Parijs binnentrok, geschiedde het evenmin als in 1814 aan 't hoofd zijner met lauweren omkranste troepen, zooals le petit caporal 't zoo menigmaal onder 't gejubel der bevolking had gedaan, doch hij werd wederom omstuwd door vreemde bajonetten, nog rood van het bloed van Frankrijks zonen. En toen daarna le brave des braves achter het Luxembourg voor het vuurpeloton trad met dezelfde doodsverachting die door hem steeds tegenover den vijand was aan den dag gelegd,Ga naar voetnoot1) toen was zijn keizer door diens onverzoenlijke vijanden weggevoerd naar eene gevangenis vèr van het vaderland verwijderd, verder dan de Egyptische pyramiden of het Moskousche Kremlin. Op een eiland was Napoleon geboren, over een eiland had hij geregeerd, op een eiland zoude hij sterven onder de hoede van Engeland, dat hem de gevraagde gastvrijheid bereidwillig verleende.... op een kale rots in den oceaan! Aan het eind van zijn loopbaan zoude de keizer ook ervaren de ijdelheid van de gunst des volks, dat hem bewierookte in de dagen van zijn voorspoed en hem verguisde na zijn val,Ga naar voetnoot2) vergetende alles wat hij had gedaan voor de | |
[pagina 427]
| |
grootheid en den voorspoed van zijn volk, niet alleen door zijne oorlogsdaden, maar ook door zijne talrijke, geniale werken des vredes. Vergetende ook, dat de ellende, die over Frankrijk en Europa gekomen was, niet alleen aan Napoleon moest worden geweten maar voor een groot deel aan Frankrijks vijand die in 1803 den vrede van Amiens verbrak. In 1840 zoude Napoleons assche met praal te Parijs worden bijgezet, nadat de Fransche natie, bekomen van den schrik en de ellende die 's keizers laatste regeeringsjaren over haar hadden gebracht, zich weder had herinnerd alles wat zij aan dien keizer te danken had. En die natie betaalde eene eereschuld toen zij den wensch vervulde, door Napoleon in zijn testament geuit: ‘Je désire que mes cendres reposent sur les bords de la Seine, au milieu de ce peuple français que j'ai tant aimé.’
Januari 1904. |
|