| |
| |
| |
De Marokkaansche quaestie
Door H. van der Mandere.
De bloedige eeuw van kanongebulder en wapengekletter, die thans achter ons ligt, heeft hare opvolgster eene rijke verzameling nagelaten van die onopgeloste internationale quaesties, welke volgens de taal der diplomatie levensbelangen voor sommige Mogendheden in zich sluiten, tot situatiën en feiten aanleiding kunnen geven, die een enkele dezer grootmachten niet zou kunnen dulden en die dus uit een oogpunt van onderlingen naijver een voortdurend gevaar voor den kostbaren wereldvrede opleveren. Een onverwachte gebeurtenis, van min beteekenenden aard, in het begin met onverschilligheid gadegeslagen, neemt eene onverwachte wending en vestigt daardoor aller aandacht op het bedoelde vraagstuk; het hangt dan slechts van de omstandigheden, van een ongelukkig toeval desnoods, af of zoodanig voorval tusschen de concurreerende Mogendheden, na wisseling van voortdurend scherper van toon wordende kabinetsnota's, na het opwekken van vijandige stemmingen onder de respectieve bevolkingen, het tragisch conflict zal teweegbrengen, dat de gevreesde uitbarsting als onmiddellijk gevolg heeft. Van dien aard mag zeker wel het vraagstuk worden gerekend, dat onder den naam van Marokkaansche quaestie wel minder scherp belijnd is dan soortgelijke internationale aangelegen- | |
| |
heden, maar welks grenzen toch voldoende zijn afgebakend om de geschillen, die het kan opwekken, te overzien. Op den voorgrond getreden, naarmate meer en meer in de laatste halve eeuw de koloniale Mogendheden zich in Afrika grondgebied zochten te veroveren, voortdurend belangrijker geworden met het oog op de ligging van het sultanaat sedert door verschillende omstandigheden, door het tot standkomen van de Lesseps' reuzenwerk, het Suez-kanaal, door Engeland's occupatie van Egypte, door de opkomst van het Russische keizerrijk, door de Fransch-Italiaansche overeenkomst en de zwenking van Spanje in de richting van een Latijnsche unie met deze beide landen, de toegang tot de Middellandsche zee in de
staatkundige berekeningen van de kabinetten in Europa's metropolen zulk een groote factor is geworden. De minste gelegenheid kan hier door de belanghebbende partijen worden aangewend om zich zelf door interventie, een daarop gevolgd protectoraat, dat ten slotte tot annexatie leidt, het bezit van het gewenschte grondgebied te verzekeren en indien zulks niet geschiedt, dan is het slechts ontzag voor de mededingers, angst voor de bloedige, ontzettende gevolgen van zulk een stap, misschien ook voor een gering gedeelte een zich steeds meer openbarende humanitaire en moreele strooming in de politiek, die dit verhinderen. De jongste feiten toonen dit op stellige, niet te wederspreken wijze aan. Want hoewel de burgeroorlog reeds sedert een vijftal maanden het schoone romantische land der aloude zeeroovers teistert en voor de vreemdelingen het verblijven daar hoogst onveilig maakt, werd noch in naam van christelijkheid of beschaving, noch tot geheel belanglooze ondersteuning van wettig of onwettig gezag eenige poging gedaan tot inmenging in deze zuiver binnenlandsche aangelegenheid; naast elkander liggen vreedzaam Fransche, Engelsche en Spaansche oorlogschepen op de reede van Tanger, maar in dit stadium schijnt geene regeering den lont in het kruit te willen werpen en van deze revolutie tegen het zoogenaamde ongeloof van Marokka's jeugdigen heerscher een internationaal probleem vol complicaties te willen maken. En zoo van deze crisis eenige oplossing al
| |
| |
het resultaat mocht zijn, dan zal het er, naar het uiterst gematigd karakter der verhoudingen tot nu toe te oordeelen, hoogstwaarschijnlijk eene zijn van vreedzamen, maar tevens tijdelijken aard, die door de diplomaten der gëinteresseerde Mogendheden in hunne binnenkamers zal zijn voorbereid en door goed geslaagde zetten op het politiek schaakbord, door vernuftige compensaties op andere hangende quaestieuse punten, de in deze zaak verliezende Staten een equivalent zal verschaffen, dat de onderhandelingen tot het gewenschte einde zal brengen. Zelfs het ongelukkige incident, dat zich door den blijkbaar verraderlijk voorbereiden aanval op den Franschen gouverneur-generaal Jonnart en zijn militair escorte nabij de Algerijnsche grenzen heeft voorgedaan, heeft tot gevaarlijke internationale verwikkelingen geen aanleiding gegeven; al neemt het Spaansche gouvernement, dat reeds vroeger het eenvoudige doortrekken der Marokkaansch-Fransche grensregelingscommissie door de oase van Talifet blijkens de uitlatingen van den hertog van Almodovar in den Senaat voor eene bezetting van die boomrijke streek hield, tegenover de verklaringen der Fransche regeering ook een eenigszins dubbelzinnige, zij het ook geenszins vijandelijke houding aan, noch van Engelsche noch van Duitsche zijde werd eenige officieuse bemerking gemaakt tegen Frankrijk's voornemen om krachtens het tractaat van 1845 de haar daarin toegekende politierechten in Marokko, zoo de sultan tegen de bewegingen zijner wilde grensstammen niet opgewassen bleek, Figuig met een weluitgeruste militaire expeditie op gevoelige wijze te tuchtigen. En al maakten Engelsche bladen, welker connecties met het Britsche departement van buitenlandsche zaken in Downing Street niet onbekend geacht kunnen worden, in hunne commentaren op het ongelukkige geval ook de opmerking, dat evenals de Britsche regeering indertijd in het Noord-Westen van Indië men
zich in Parijs nu in moeilijkheden geplaatst zag, die eene schadeloosstelling als de inbezitneming van een stuk grensland volkomen zouden billijken; al lieten sommige Fransche bladen doorschemeren, dat deze expeditie een mooie gelegenheid bood om over
| |
| |
een klein deel van Marokko een protectoraat af te kondigen en daarmede den sultan te toonen, hoe voordeelig zulk een bescherming der machtige republiek voor geheel zijn rijk zou zijn - het Fransche ministerie bleef zich op het oude standpunt handhaven, Delcassé gaf aan de gezanten der groote Mogendheden de meest geruststellende verklaringen en minister Combes verklaarde met nadruk in het parlement, dat van verovering noch inbezitneming bij hare bewegingen in Marokka sprake was, doch dat in den geest der verdragen krachtige represaille-maatregelen waren getroffen om den onbeschaamden een voorbeeldige les te geven en orde en veiligheid te doen heerschen aan de Algerijnsche grenzen. Met deze verklaring was het ongeval geheel uit de rij der diplomatieke bemoeiïngen geschrapt en teruggebracht tot een eenvoudige militaire gebeurtenis, waarmede slechts de Fransche regeering rekening had te houden en die, dank zij generaal O'Connor's krachtdadig optreden met eene volkomen bevredigende overwinning en bestraffing is geeindigd.
Hoewel niet meer de aloude macht van den klassieken Moorschen roofstaat bezittend, zijn de heerschers van Maroko er toch in geslaagd onafhankelijk te blijven van Europa en de zelfstandigheid van hun rijk te bewaren in de halve eeuw van annnexatie, die thans achter ons ligt en die hunne machtigste naburen deed ten onder gaan. En toch was er allerminst langzamerhand door den invloed der tijden de binnenlandsche orde en veiligheid van een beschaafden staat gaan heerschen; een deel der bewoners stond slechts in naam onder het gezag van den wettigen sultan en gehoorzaamde feitelijk blindelings aan de bevelen van de hoofden der stammen, van wie door enkele en dit in het bijzonder door de machtige Kabylen van het Riff, bij de troonsbestijging van den thans regeerenden sultan Abdoelel Aziz in 1894, het oude handwerk der piraten met niets ontziende stoutmoedigheid werd uitgevoerd. Maar de jeugdige monarch en de verlichte Oostersche raadslieden, die hem terzijde stonden, begrepen reeds in den aanvang te
| |
| |
zeer, dat het voortbestaan van een dergelijken toestand, die het land in een welverdiende reuk van onveiligheid bracht en door telkenmale opnieuw plaats hebbende karavaanplunderingen tot herhaalde protesten bij het keizerlijk hof aanleiding gaf, door de Europeesche Mogendheden niet zou en kon worden geduld in den tijd van een zich steeds meer ontwikkelend handelsverkeer; dat bij een voortgaan in deze richting het met de onafhankelijkheid van land en volk op den duur zou zijn gedaan en hij evenzeer zou worden onttroond als dit met de Bey's van Tunis en Algiers was geschied. De sultan riep de westersche beschaving in zijne omgeving en omringde zich met een haag van Europeesche raadgevers; Spaansche en Fransche officieren moderniseerden het leger en wapenden het met de nieuwste moordwerktuigen, door de beschaving uitgevonden; in kleeding en gewoonten, in zijne uitspanningen en vermaken gedroeg Abdoel-el-Aziz zich meer en meer als een geboren Europeaan. Bij dergelijke onbeteekenende uiterlijkheden liet de vorst het echter niet; ingrijpende hervormingen werden door hem, die met den ernstigen wil bezield scheen zijn land tot grooter bloei en zijn volk op hooger maatschappelijk en intellectueel peil te brengen, ingevoerd om bestaan en eigendommen zijner onderdanen te verzekeren, af te schaffen de voornaamste onrechtvaardigheden, waaronder zij gebukt gingen en een einde te maken aan de schandelijke misbruiken van macht, die vooral bij het heffen der belasting en het aanstellen van beambten, welig tierden. Maar de omkoopbaarheid van een groot deel zijner ambtenaren, de onwetendheid, het conservatisme, het ongeloof en fanatisme van de groote volksmassa belemmerden hem in zijne pogingen om het karakter van onbeschaafden barbarenstaat aan zijn rijk te ontnemen; de stammen waren niet voldoende ontwikkeld om het noodzakelijke der hervormingen in te zien en door de intrigues van de raadslieden der groote Mogendheden om zich den grootsten invloed
aan het Marokkaansche hof te verzekeren, ontbrak den sultan ook de zoo hoog noodige moreele steun, dien het buitenland hem had kunnen verschaffen. Een geest
| |
| |
van ontevredenheid, overal merkbaar, maakte zich van de bevolking meester, die, aangezet en opgehitst door de fanatieke Muzelmansche priesters, in al de handelingen des sultans slechts eene toenadering tot het Christendom ging zien en den jeugdigen heerscher weldra verdacht niet meer dan een vermomde Christenhond, een afvallige van de leer des profeten te zijn. Nauw had men niet meer te vreezen, dat een oudere broeder van den sultan, Moeley Mohammed zich als rechthebbende op den troon kon doen gelden en was het keizerlijk hof van een zesjarig verblijf in de zuidelijke residentie Marokko naar de hoofdstad des rijks Fez in het noorden teruggekeerd of eene onverwachte gebeurtenis gaf tot de uitbarsting aanleiding. Op een geheiligden Mohammedaanschen feestdag werd te Fez de christen-zendeling en arts dr. Cooper door een der fanatieke Muzelmannen, die zich ver van het wufte gewoel der wereldstad houden, met een geweerschot koelbloedig neergeveld, waarop de sultan, dit vernemende, den door hem bijgewoonden dienst in de moskee deed bekorten, den moordenaar, een heilig man, een sjerif nog wel, liet vatten, niettegenstaande hij zich bij het geheiligde graf van den grooten, in Marokko alom vereerden Muley Edus ophield en hem onmiddellijk in het openbaar deed ter dood brengen; eene gelijke terechtstelling had kort daarop om gelijke redenen te Tetuan plaats. De hooge daad van zedelijken moed, die de sultan hiermede volbracht door te handelen tegen de meest ingewortelde vooroordeelen van zijn volk, die het dooden van een Christen in hun geloofsijver als iets goddelijks beschouwen, die daad, waarvoor geen precedent is te vinden, vermeerderde de moeilijkheden van den sultan op niet geringe wijze. De nieuwe pretendent, die in het Oosten des lands was opgestaan, herkend als Omar Zachoeni, gewezen soldaat van den overleden sultan en zich noemende Mahommed ben Abdallah
Es'sm'lali Edusi, sjerif uit het huis der Filali, exploiteerde het moordschandaal te Fez op handige wijze; hij zeide geen kroon te begeeren, maar slechts te willen strijden tegen het meer en meer veld- | |
| |
winnende ongeloof der Christenen en in den stijlvollen, klassieken Arabischen brief aan de stamhoofden verklaarde hij het nogmaals luide, dat zijn aanval slechts gericht was op de omgeving van den sultan, dien hij zelf, rekening houdende met het godsdienstig prestige, dat diens naam blijft bezitten, slechts jeugdig en onervaren noemde. De sultan had de bewegingen van Boe Hamara, gelijk de meest bekende naam van den pretendent luidt, aanvankelijk zonder ongerustheid gadegeslagen en eene kleine overwinning op een der oproerige stammen als eene definitieve onderdrukking van den opstand beschouwd. Maar de reis van Abdoel el Aziz van Fez naar Rabat aan den Atlantischen Oceaan werd door Boe Hamara benut om ten tweede male de vaan van den opstand omhoog te steken; den regeeringstroepen werd bij Tezza een flinke nederlaag toegebracht, die den sultan haastig naar zijn hoofdstad deed terugkeeren om den intusschen zeer ernstig geworden opstand krachtig het hoofd te bieden. Een leger van 17.000 man werd Boe Hamara tegemoet gezonden en slaagde niet, zooals het volgens de eerste berichten van keizerlijke zijde luidde, er in de opstandelingen te verslaan en den pretendent gevangen te nemen, doch werd integendeel door een overval der vijandelijke ruiterij verrast, slechts door de dappere houding zijner cavalerie voor algeheele vernietiging bewaard, maar niettemin gedwongen in allerijl den terugtocht naar Fez aan te nemen, waar het in treurigen toestand aankwam. Tal van geruchten van volkomen tegenstrijdigen aard, waardoor trouwens geheel de laatste crisis in dit vaderland van verdichting en onvoldoende nieuwsbronnen zich heeft gekenmerkt, deden de eerstvolgende
dagen de ronde en verschaften dan den pretendent eene schitterende victorie om hem den volgenden dag als vernietigd, van allen verlaten voor te stellen. Wel echter liet Boe Hamara intusschen den tijd voorbijgaan, zonder de vruchten zijner overwinning te plukken; de sultan maakte hiervan gebruik om zijne troepen te reorganiseeren, voorzooverre dit met de desertie, die hem bedreigde, mogelijk was. Intusschen trok de stam der Hyaina, die den preten- | |
| |
dent krachtig had gesteund, zich onverwacht terug en werd den oproerigen Fasfa's een flinke nederlaag toegebracht; onder den kundigen El Menebhi, den minister van oorlog, rukte het Marokkaansche heir daarop naar Tezza op en deed met een beslissende zege den pretendent een groot deel van het gewonnen terrein verliezen. Een tijd van betrekkelijken stilstand trad daarop in, totdat de hernieuwde activiteit der opstandelingen den strijd in de laatste weken opnieuw deed ontvlammen en een nieuw hoofdstuk opende in deze Moorsche tronentragedie. Met den woesten aanval op het kasteel Farnana, dat door den dood en verderf verspreidenden stormloop der Riff Kabylen werd vernietigd, ving het aan; met de nederlagen der getrouw gebleven stammen in het Chafarmagebied, het jammerlijk verlies van Tezza en den bloedigen slag bij Medimna, die het leger van des sultans oom Moelei Afra vernietigde, werd het vervolgd om te eindigen met het slaan van het beleg om het sterke Tetuan, het te land en ter zee afsnijden van deze stad en de woedende gevechten in den omtrek. Aan het Marokkaansche hof brachten deze opeenvolgende nederlagen geen geringe ontsteltenis teweeg en deze verminderde er niet op, toen de inmiddels evenzeer oproerig geworden Zemmurkrijgers op Fez tot onder de muren van het keizerlijk paleis den aanval waagden. Wel is deze stoutmoedige beweging zonder eenige moeite bedwongen, maar de pretendent blijft zich in de nabijheid, in het door hem beheerschte gebied van
Melilla, ophouden en ontvangt steun van vele machtige stammen, zoodat eene herhaling van zoodanige poging blijft te vreezen, die zeer gevaarlijk zou kunnen worden, daar, naar de onlangs in Europa teruggekeerde keizerlijke Marokkaansche architect Charles Rosher zeide, de stad door ligging en door bouw voor verdediging zeer ongeschikt is. Nog is het volkomen rustig in de hoofdstad, maar de correspondent der Times verklaarde het kort te voren, dat hij reden had om aan te nemen, dat dit slechts het gevolg was van de tegenwoordigheid eener legermacht, sterk genoeg om alle plaatselijke onlusten te onderdrukken en minder van de trouw der bewoners aan
| |
| |
den sultan, daar de buitengewone uitgaven voor het leger vooral veel ontevredenheid hadden doen ontstaan. De sultan en zijne raadgevers zien den ernst van den toestand thans, naar het schijnt, volkomen helder in; tal van kleine concessies zijn aan de trouw gebleven bevolking gedaan en de Europeesche raadgevers, zelfs de meest vertrouwden als de Schot Maclean, de Engelschman Harris en de Fransche lijfarts Serveau hebben het keizerlijk hof verlaten. In hooge mate wenschelijk is het dan ook, dat deze verderfelijke toestand van anarchie een einde neme, want onder den invloed der omstandigheden is de houding der inboorlingen tegenover de Christenen geheel veranderd en kenners van land en volk achten dan ook slechts weinig noodig om den godsdiensthaat tot eene uitbarsting te brengen. Tot nu toe zijn de Mogendheden volkomen neutraal gebleven en slechts Spanje heeft met het door de omstandigheden gedwongen terugtrekken zijner douaneambtenaren uit Melilla een daad verricht, die aanleiding zou kunnen geven tot de opvatting, dat het de opstandelingen als oorlogvoerende partij erkende. Doch overigens is in de correcte houding volkomen volhard: de consuls hebben zich overal zonder protest teruggetrokken en het corps diplomatique te Tanger heeft wel beraadslaagd, maar in de quaestie geenszins ingegrepen, den sultan zelfs geen vertoog daaromtrent toegezonden. Dat zulk eene houding echter aannemelijk zou blijven, zou mogen worden volgehouden, indien de gruwelen van Peking thans met dezelfde wreedheid door de Moorsche fanatieken als indertijd door de Christenvijanden van het gele ras werden bedreven, zal niemand kunnen beweren; een gemeenschappelijk optreden van alle belanghebbende partijen zou dan gebiedend zijn voorgeschreven, maar bij eene eventueele ontwarring van deze actie zou het gevreesde doornige vraagstuk in al zijn gecompliceerden omvang op het tapijt gebracht, onder de oogen gezien moeten worden
en eene bespreking der zoo lang gewenschte oplossing zou gemakkelijk tot eene vijandelijke scheuring met al de gevolgen van dien onder de bondgenooten van zoo pas aanleiding
| |
| |
kunnen geven. En zelfs, al komt het niet tot zoodanige, onzes inziens inderdaad onwaarschijnlijke uitbarsting, dan nog dreigt elken dag, dat de anarchie voortduurt, meer en meer het gevaar van een partieel heftig optreden van één der geïnteresseerde rijken; met kracht doorgezette reclames der regeeringen voor aan onderdanen toegebracht letsel of schade kunnen zeer snel internationale verwikkelingen in het leven roepen, gelijk de Venezolaansche quaestie heeft doen zien en naast deze en meer onverwachte omstandigheden blijft een nieuwe inval van oproerige stammen over de zwakke Algerijnsche grens op Fransch grondgebied, gelijk reeds onlangs dreigde van de lieden van den stam der Beni Gil uit de Marokkaansche Sahara, en gelijk bij Beni-Ounif onder de oogen van den Amel van Figuig heeft plaats gehad, een voortdurend gevaar als niet onverwacht begin voor de speciale moeilijkheden van Marokko met de Fransche republiek, waarin, indien ditmaal te Parijs te dringende en veelzeggende eischen werden gesteld, de overige Mogendheden zich waarschijnlijk spoedig ongevraagd zouden mengen met stemmen, scherper van toon dan een zang van vrede en vriendschap nu juist eischt. Het incident nabij Beni-Ounif is boven verwachting vreedzaam afgeloopen; het is gebleven bij de tuchtiging der oproerige stammen en Frankrijk's correcte houding heeft een optreden der Mogendheden onmogelijk gemaakt, zoodat slechts de slachtoffers van den overval en de expeditie hun bloed hebben zien vloeien, maar het mag met angst gevraagd worden of in twijfelachtiger gevallen alles even zoo zou gaan en de sultan van Marokko steeds even zoo gemakkelijk eene Fransche tuchtiging zou rechtvaardigen. Met onverdeelde aandacht wordt op Marokko het oog gevestigd gehouden; Spanje versterkt zijne bezittingen aan de Afrikaansche kust; Frankrijk zendt meerdere troepen naar de grenzen van Algerië en houdt evenals Engeland zijne kruisers gereed; de Russische en Duitsche kabinetten waken
nauwkeurig voor hunne belangen en in Weenen en Rome is men evenmin onverschillig voor wat zich in het schilderachtige woestijnland afspeelt.
| |
| |
De Marokkaansche quaestie heeft geene geschiedenis, waaruit eenige leering voor de toekomst valt te trekken; conflicten van veelbeteekenenden en ernstigen aard zijn tot dusver steeds vermeden kunnen worden. Dat zij echter nimmer dreigden te ontbranden kan onmogelijk beweerd worden. Men herinnert zich nog de agitatie, die voor slechts twee jaren ontstond, toen een Fransch eigenaar op de Marokkaansche kusten in koelen bloede vermoord werd en de republiek daarvoor voldoening ging eischen; onmiddellijk werd het diplomatieke raderwerk der overige belanghebbende Mogendheden in het werk gesteld, opdat dezen niet overvleugeld zouden worden en het kabinet te Parijs moest het aanzien, dat tegelijkertijd, dat het Marokkaansche gezantschap op het Elysée den president Loubet zijne verontschuldingen aanbood, dit vandaar naar St. Petersburg doorreisde en een ander, niet minder luisterrijk uitgerust, aan de Duitsche en Engelsche hoven zijne opwachting ging maken. Niet minder spanning ontstond kort daarop, toen Spanje zich door de ontvoering van twee zijner onderdanen door onbeteugelde Kabylen-stammen tot eene volkenrechterlijke tuchtiging jegens het Moorsche rijk verplicht achtte, zoodat het zich wijselijk eerst aan ruggespraak met het Europeesch concert overgaf; eerst toen de gezanten van Frankrijk, Engeland, Duitschland, Rusland, Oostenrijk en Italië den Spaanschen minister van buitenlandsche zaken bij hunne bezoeken op de elegante en bekoorlijke badplaats San-Sebastiaan, waar hof en regeering des zomers vertoeven, hadden verzekerd, dat hunne regeeringen geenerlei bezwaar hadden tegen het stellen van een krachtig ultimatum, daaraan zelfs hun moreelen steun niet zouden onthouden, meende het Madrilleensche kabinet de delicate quaestie met genoegzame voorzichtigheid te hebben behandeld en maakte het aanstalten tot de uitvoering zijner bedreigingen over te gaan. Doch aan Spanje's zuidkust, in de havens van Cadix en Lissabon bleef eene sterke
internationale vloot van oorlogsbodems zich in observatie posteeren om op Spanje's handelingen nauwlettend toe te zien totdat het incident geheel was begraven en op die wijze het Marokkaansche rijk
| |
| |
eene niet weinig geprononceerde proeve van de Europeesche eensgezindheid te geven, die te Marokko en Fez niet ongaarne gezien zal zijn geworden. En inderdaad zijn de belangen, voor de gëinteresseerde Mogendheden in de Marokkaansche quaestie betrokken, van dien aard, dat zij een dergelijk wantrouwen voldoende wettigen. Door de veranderde omstandigheden van de laatste tijden heeft dit vraagstuk eene politieke beteekenis gekregen als de internationale problemen van den Balkan en Oost-Azië, die berekend zijn geheel Europa onder de wapenen te brengen; sedert het imperialisme in zijn meest strengen vorm gaat zwijgen en de jacht naar grondgebied plaats maakt voor de zucht naar verovering van invloedssferen en nieuwe afzetgebieden voor de producten van de nationale nijverheid en industrie, sedert het mercantilisme de economische belangen naast de uitsluitend politieke voordeelen zulk een belangrijke plaats heeft doen innemen in de overwegingen bij het aangaan van diplomatieke tractaten, sedert de oude verhoudingen in de internationale staatkunde geheel omvergeworpen zijn, men de oude afscheidingen heeft zien vervallen, vroegere tegenstanders geallieerden zien worden en allerwege nieuwe bondgenootschappen zijn verrezen, sedert dat alles zich duidelijk heeft geopenbaard, is de Marokkaansche quaestie van hare schijnbare onbeduidendheid van vroeger ontdaan en een zoo beteekenisvolle factor geworden in de tegenwoordige politieke constellatie van het Europeesche werelddeel, dat de kabinetten der Mogendheden haar bij hunne welbekende combinaties de volle aandacht, die prins von Bismarck haar reeds vroeger toekende, schenken. Marokko is niet meer het onbekende land der klassieke piraten; de onderzoekingsreizen van de wakkere geografen der negentiende eeuw, die geheel het zwarte werelddeel van zijn geheimzinnige onbekendheid hebben ontdaan, de ondernemende pogingen van Barth, Rohlfs,
Oscar Lenz, Schweinfurth en ettelijke Fransche geleerden, hebben ook Marokko niet ontzien en het schoone woestijnland binnen den kring der exacte wetenschap getrokken. Cook en Lissone hebben de toeristen op menige trip door het schilderachtige Moorsche rijk rond- | |
| |
geleid en talrijke werken, impressies van land, volk en zeden, van de hand van hen, die van Afrika's noordkust eene speciale studie hebben gemaakt, hebben medegedaan om den nevelachtigen sluier, die daarover hing, te verbreken. Een steeds nauwer en nauwer wordende gordel van beschaving heeft de wetenschap om het eertijds geïsoleerde keizerrijk getrokken, de koloniseerende Europeesche staten volgden haar op dien weg en thans zien de zonen der zonnige woestijnen zich aan alle zijden omringd door de bezittingen hunner blanke broeders, die begeerige blikken werpen op het vruchtbare Moorsche land en wier hebzuchtig imperialistisch streven deze quaestie tot een zoo groot en steeds dreigend gevaar voor den wereldvrede heeft gemaakt. Frankrijk, dat in Afrika alle andere landen bij den wedloop naar grondbezit is voorgegaan, had in 1847 onder Louis Philippe door de verovering van Algiers, nadat de hertog van Aumale in smadelijke gevangenschap Abdel Kader had weggevoerd, aan de noordelijke stranden vasten voet gekregen; de gunstige ligging, het gezonde klimaat en de productiviteit van den bodem maakten het tot eene bezitting van groote waarde, zoodat het niet te verwonderen viel, dat het begeerde Tunis aan dit gebied toe te voegen en in 1882 van de invallen van bergstammen gebruik maakte om na eene korte expeditie over dit land zijn protectoraat af te kondigen, niettegenstaande de hevige verbolgenheid, die dit opwekte bij Italië, in welks handen Tunis zich krachtens handel, taal en bevolking feitelijk reeds bevond. En in den tijd, die er ligt tusschen deze beide
belangrijke stappen zoowel als daarna, heeft de Fransche republiek niet opgehouden haar gebied in noord-westelijk Afrika voortdurend uit te breiden; Ahmadore, Samory, Dahomey en tal van kleine inlandsche rijken werden van hunne despotische vorsten beroofd en door militaire expedities onder Fransche administratie gebracht, de groote westelijke helft der Sahara werd der republiek met andere kleine voordeelen bij het Nigertractaat van 1898 toegekend en daarmede was het groote, zoo lang nagestreefde doel bereikt: Fransch Soudan was met Dahomey vereenigd en de bezittingen van Frankrijk aan
| |
| |
Senegal, Gambia en Rio Grande, die haar reeds van de zestiende eeuw af hadden behoord, de Ivoorkust, de landstrook ten zuiden van kaap Blanco en het beneden Congo-gebied waren met de noordelijke bezittingen Tunis en Algiers, goed en deugdzaam gecultiveerd, één groot rijk geworden, dat door geen onderlinge grenzen meer werd gescheiden. Maar van het oogenblik af, dat dit resultaat was verkregen, kreeg het bezit van het nog onafhankelijke Marokko voor Frankrijk eene beteekenis, groot als die van geen ander vraagstuk; vermeerderd met Marokko zouden hare bezittingen in Noord-Westelijk Afrika een rijk vormen, hetwelk slechts door Engeland's Indisch keizerrijk voortaan zou worden gëevenaard. De verovering van Marokko heet voor Frankrijk een groot toekomstwerk; de vruchtbare streek ligt geheel in de sfeer, waar haar invloed het meest geldt en de noodzakelijkheid om de Algiersche grenzen te beveiligen kan door haar als beletsel worden vooropgesteld om de tusschenkomst van welke Europeesche Mogendheid ook, te dulden. Aangezien de republiek eene belangrijke Mohammedaansche macht vormt, kan zij niet geringe pretenties doen gelden op den arbeid van pacificatie en civilisatie, een arbeid, die in Tunis aangevangen, in Algiers voortgezet werd en reeds zeer gunstige resultaten heeft opgeleverd; Frankrijk kan met Marokko geen afstand doen van de deur, die in dat land opening geeft tot den Atlantischen Oceaan. En daarin ligt voor een overheerschend deel de reden, waarom het nooit zal toelaten, dat het gebied, hetwelk Oran scheidt van de golven van den Oceaan, aan zijn invloed wordt onttrokken. Dit ontveinst men zich in de Fransche koloniale kringen allerminst en de heer Dubief heeft als rapporteur voor het budget van buitenlandsche zaken bij de jongste begrootingsdiscussies in het parlement op dit teere punt met meer nadruk en meer welsprekende openhartigheid de aandacht gevestigd dan totnutoe was geschied. Echter houdt de
Marokkaansche quaestie behalve het vraagstuk omtrent grondgebied in het keizerrijk zelve, voor Frankrijk en voor elke andere geïntereseerde Mogendheden een niet minder groot belang van strategischen aard in zich besloten; naast
| |
| |
een vruchtbaar land toch is Marokko uit krijgskundig oogpunt beschouwd van groot gewicht, daar het op zijn kust plaatsen heeft als Tanger, dat, doelmatig versterkt, tegenover Gibraltar den ingang tot de Middellandsche zee zou kunnen beheerschen. Meer dan eenige andere zeemogendheid is het voor Frankrijk noodzakelijk, dat de directe verbinding tusschen Middellandsche zee en Atlantischen Oceaan ongestoord blijve, omdat alleen zoodoende zijne eskaders met elkander voortdurend in contact kunnen blijven; Frankrijk, dat zich met zooveel moeite in Bizerta een oorlogshaven heeft geschapen, die tegenover Gibraltar dezelfde rol heeft te vervullen als indertijd Cherbourg tegenover Portsmouth en dat in Toulon zijne sterkste arsenalen bezit, zou het niet kunnen aanzien, dat Tanger of eenig ander versterkt punt op Marokko's Noordkust meer werd dan een neutrale vrijhaven. Bij gebrek aan een vrije doorvaart zou een mogelijke oorlog met Engeland en zijne respectieve bondgenooten de republiek beletten met een groot, een krachtig deel zijner marine te ageeren, waartegen slechts het fameuse plan van een kanaal van Noord- naar Middellandsche Zee voldoende zou baten; een eventueel protectaat of annexatie van Marokko door een andere Mogendheid zou haar Afrikaansch rijk in gevaar kunnen brengen en bovendien aan hare uitgebreide handelsrelaties met het keizerrijk onnoemlijk veel schade voor altijd toebrengen. Zijn dus de belangen, die voor Frankrijk in de Marokkaansche quaestie zijn betrokken, waarlijk wel van dien aard, dat het ongetwijfeld zeker is, dat ze de regeering te Parijs niet voor een oorlog zullen doen terugdeinzen, de redenen, waarom het kabinet van St. James zich zoo uitermate voor dit internationale vraagstuk interesseert, zijn niet minder gewichtig. De quaestie van Marokkaansch grondbezit neemt hierin slechts een secundaire plaats in; hoewel Engeland, welks koloniale ontwikkeling een deel zijner historie is en hetwelk zoodoende in staat is geweest die landstreken
uit te zoeken, die naar zijne begrippen het best voor ontwikkeling vatbaar waren, van dat vruchtbare land zeker niet afkeerig zou zijn, heeft
| |
| |
het toch, deels geleerd door zijne talrijke moeilijkheden der laatste jaren, in internationale verwikkelingen zijn imperialistisch streven in zooverre beperkt, dat waar gebiedsvergrooting geen noodzaak scheen, het er voornamelijk op bedacht was zijn invloed over de betwiste landstreken uit te breiden en niet onmatig veel verspreid liggend gebied aan zijne administratie te behoeven te onderwerpen, gelijk zijn voorbeeld in de quaestie van Portugeesch Oost-Afrika der wereld kon toonen. Uit dat oogpunt wenscht het Britsche rijk, ook met het oog op zijne belangrijke handelsconnecties in Marokko en het groote aantal Engelsche deelhebbers in de Moorsche staatsschuld, niets liever dan de strenge handhaving van den status quo in het Moorsche gebied en al droomt het ook van concessies voor spoorweglijn en telegraafaanleg van Kaapstad naar de noorderkusten, gelijk het al druk bezig is Caïro met de zuidelijkste punten aaneen te schakelen, slechts vanwege het strategisch belang interesseert Albion zich dermate sterk bij de Marokkaansche quaestie. Met niet te miskennen zekerheid hebben indertijd de Lagerhuis-debatten, naar aanleiding van Gibson Bowles' vragen ontwikkeld, aangetoond, dat de groote vooruitgang in de krijgskundige wetenschap in de laatste jaren, Gibraltar zijn spreekwoordelijk geworden aureool van onneembaarheid heeft ontroofd, dat met de moderne moordwerktuigen van groot kaliber de beroemde rotsvesting van de Spaansche landzijde af gemakkelijk kan worden bestreken en door een leger van ongeveer 40.000 man ingesloten en veroverd. Niet zonder zorg zag men het dan ook te Londen aan, dat Spanje zijne vestingwerken rondom deze stad gevaarlijk versterkte en met veel nauwkeurigheid werd naar een punt gezocht, dat de plaats van het nu onvruchtbaar geworden Gibraltar kan innemen. Reeds is St. Vincent, het zuid-westelijkste punt van het bevriende Portugeesche rijk, genoemd, maar de Engelsche regeering heeft er geen geheim van gemaakt,
dat eene bezitting op Marokko's kust, die dan in allerijl zou worden versterkt, het eigenlijk doelwit is en met cynische kalmte bespraken de toongevende bladen de quaestie, welk punt
| |
| |
het meest de eer waardig was tot zulk een Europeesch Port-Arthur te worden verheven. Voor Engeland is het beheerschen van de straat van Gibraltar eene gebiedende noodzakelijkheid, uit zijn politiek roofstelsel voortgesproten; het moet ten allen tijde zeker zijn van den kortsten weg, die naar Egypte, naar zijn Indisch keizerrijk leidt; het moet bij eene plotselinge gewelddadige oplossing der Oostersche quaestie zijne kruisers in de haven van Constantinopel kunnen brengen; het moet ook op eene oproerige beweging onder de Italiaansch gezinde bewoners zijner Malthezer kolonie het oog houden. Eene bezitting, die het uitmuntend zal kunnen versterken, op Afrika's noordkust, is het dus, waarnaar Engeland ter vervanging van Gibraltar streeft en dat temeer, sedert Spanje telkenmale meer blijk geeft van sympathieën in de richting van Napoleon III's idée eener groote Latijnsche Unie, die het kabinet van St. James niet anders dan onaangenaam zou kunnen zijn. Engeland, dat op alle punten van den aardbodem zijne koloniën heeft, die het telkenmale hinder en last veroorzaken, moet zich door alle zeeën met zijne marine vlug en doeltreffend kunnen verplaatsen; het kan zich niet tevreden stellen met een mogelijken zeeweg naar Indië, die om Afrika's zuidpunt loopt en het dubieus-loyale Kaapstad onder zijne noodzakelijkste punten telt. In een beteekenisvollen oorlog toch zou op deze wijze het Britsche rijk voor een groot deel van de welwillendheid van neutralen, mogelijke open of verborgen vijanden, afhankelijk zijn en het zouden slechts zeer voordeelige en voor Engeland even belangrijke vraagstukken zijn, die het kabinet van St. James in zoodanige oplossing zouden kunnen doen bewilligen. Echter is niet alleen voor Frankrijk, dat met zijne uitmuntende onderzeesche booten voor Engeland ter zee zulk een geduchte en gevreesde vijand is, zulk eene ontwarring van het vraagstuk door het stellen van compensaties, zeer gewenscht; de overige
belanghebbende Mogendheden zouden eene gewelddadige beslissing evenmin gaarne zien en hunnen overigens met eene bestemming van Marokko's kuststreek in Engelschen geest nog minder genoegen nemen dan met het aanleggen van een spoorweg van
| |
| |
Algiers naar Fez als voorlooper eener definitieve bezetting van het keizerrijk door Frankrijk. Een nieuw Gibraltar in de zeestraat, die de Middellandsche Zee verbindt met de wateren van den Oceaan, is voor ieder hunner een nadeel in dezen tijd, die beter dan twee eeuwen geleden het gewicht der Spaansche rotsvesting uit commercieel en strategisch oogpunt in het licht heeft gesteld. Spanje, dat uit de roemrijke overwinningsdagen van Ferdinand van Castilïe, die de Mooren terugjoeg over de blauwe wateren, die Tarik hen had doen overschrijden, toen zij voet zetten in Europa, de historische traditie tegenover het Moorsche keizerrijk put, waarvoor het trotsche, romantieke Spaansche gemoed zoo ontvankelijk is, zou eene zoodanige nieuwe versperring van de straat van Gibraltar al met zeer leede oogen aanzien, daar dan zijne oorlogshavens Carthagena en Cadix onherroepelijk van elkander zouden zijn gescheiden, terwijl in het brein van ieder marine-minister plannen leven tot reorganisatie van de vloot, die door de Amerikanen bij Manilla en Santiago meedoogenloos werd vernietigd. Uit de meer en meer zich uitende hartelijke stemming jegens den Franschen nabuur, waarin menig staatsman reeds voorteekenen van een nauw verbond heeft voorspeld, mag afgeleid worden, dat Spanje zich tegen eene annexatie van Frankrijk niet zal verzetten; het ligt ook geenszins in de bedoeling van eenig te Madrid zetelend kabinet van de omverwerping der Marokkaansche dynastie meer partij te trekken dan eene geringe uitbreiding van zijne Afrikaansche bezittingen: de strook aan de noordkust om de vijf Presidio's, waaronder Ceuta, die voornamelijk als verbanningsoord dienst doen en de Sahara-kust van kaap Bojador tot kaap Blanco met het daarbij behoorend achterland. Maar voor Spanje is het allerminst een onverschillige zaak welk gezag het aan de overzijde zijner zuidelijke stranden zal moeten begroeten; er bestaan tusschen het Iberische koninkrijk en het Oostersche
sultannaat geografische, commercieele, moreele en politieke betrekkingen van dien aard, de bescherming van zich aldaar gevestigde onderdanen maken voor het Spaansche land de Marokkaansche quaestie,
| |
| |
waarbij het moreel en materieel zoo grondig is geïnteresseerd als in geen ander vraagstuk, tot een belang, dat gelijk eens minister Sagasta in de Cortez zeide, niet geringer is dan dat der overige Europeesche Mogendheden. Engeland en Frankrijk, voor wie dit geschilpunt eene der questions brûlantes is geweest, die wederzijds de verhouding dikwerf zeer onaangenaam hebben gemaakt, dan ook buitengesloten, hebben de overige leden van het Europeesch concert in deze quaestie slechts ondergeschikte belangen, die hun eenig recht tot meespreken geven. Italië hoopt door Frankrijk in Marokko te steunen, Engeland uit de Middellandsche zee te bannen, om in in Tripolis de vrije hand te krijgen, terwijl men er te Rome allerminst op gesteld zou zijn, dat de krachtige Italiaansche vloot, een der steunpunten van het Drievoudig Verbond, door eene nieuwe sterkte geheel van den Oceaan zou kunnen worden afgesloten. Rusland, dat reeds vroeger schijnbaar pogingen tot verkrijging van een maritiem station op de Marokkaansche kust in het werk stelde, komt als vriend en bondgenoot voor de belangen van de Fransche Marianne op, maar voor dit rijk met zijn sterk Zwarte-zeeeskader zou het tevens met het oog op een allerminst onwaarschijnlijken oorlog met Engeland geen gering nadeel zijn, dat het zelfs na de straat van Constantinopel en de Dardenellen te hebben geforceerd, door een Britsch Tanger zou kunnen worden verhinderd zijne schepen van deze zijde in het vrije vaarwater van den Oceaan te brengen anders dan door den breeden omweg door het kanaal van Suez, dat bij tractaact wel neutraal, maar door het bezit van Egypte, Aden en Perim feitelijk in Britsche handen is en bovendien door een enkel gezonken schip kan worden versperd; sticht Engeland zich dus aan de straat van Gibraltar eene nieuwe vesting als de sterke rots, waarvan het zich na den Spaanschen successie-oorlog op zoo deloyale wijze meester maakte, dan zou het zijn bondgenoot in de
Noordzee al even moeilijk te hulp kunnen komen als over land, omdat de Oostzee slechts kan verlaten worden door het Keizer Wilhelmkanaal of door den Sont, dus door de welwillendheid van, in het mooiste geval genomen, goedgezinde neutrale naburen. En voor Duitsch- | |
| |
land dat even als België groote handelsbelangen in het Marokkaansche rijk heeft te beschermen, kan het met zijn pangermanistische droomen, die Triest als een zuidelijk Hamburg en Kiel in zich bevatten, geenszins onverschillig zijn, dat in zoodaning geval, waartoe de dood van keizer Frans Joseph allicht aanleiding zou geven, juist Engeland, waartegen geheel zijn reusachtige vlootbouw is gericht, opnieuw de gelegenheid zou zijn geboden zijne sterke eskaders te scheiden, terwijl ten slotte Oostenrijk, welks eenige uitgang naar zee in de oorloghaven Spizza bestaat, het evenmin aangenaam moet aandoen dien uitweg uit de Adriatische zee versperd te zien, al kan men te Weenen het ook niet anders dan met vreugde begroeten, dat er zekerheid bestaat, dat bij eene mogelijke krachtdadige oplossing der Oostersche quaestie het Oostenrijksch gouvernement noch in Albanië, noch in de Turksche wateren alleen zal staan en op een sterk, spoedig ter plaatse zijnde Engelsche vloot kan rekenen tegenover Russische en daarmede samengaande Italiaansche, Montenegrijnsche en Slavische pretenties. Is er dus wel bij deze beoordeeling der feiten een geheel reine toekomstmuziek, waarvan wij in dit schetsmatig overzicht gewaagden, men ziet tevens uit dit conflict van belangen op tal van punten hoe tal van conplicaties zich wikkelen om dit internationaal probleem van het bezit van een ten deele onbeschaafd land, waarin de Europeesche industriëen eene al te natuurlijke en voordeelige afneemster zien en tot welke bloedige botsingen de oplossing van zoodanig vraagstuk, belangrijk uit commercieel, politiek en zedelijk oogpunt, aanleiding kan en hoogstwaarschijnlijk eenmaal zal geven, indien
de diplomatie zich hier geen vruchtbaar terrein tot verzoenende werkzaamheden schept of arbritrage den weg niet baant voor eene vreedzame, rechtvaardige oplossing.
Wonder was het dus waarlijk niet, dat de betrokken Mogendheden in deze quaestie een naijver toonden om zich bij de finale beslissing de beste positie in het Marrokkaansche keizerrijk te verzekeren; een naijver, die naast een voortdurend wantrouwen van elkanders bewegingen in deze
| |
| |
sfeer, zich voornamelijk uitte in een geregeld voortgezetten strijd om invloed aan het keizerlijk hof. De Fransche of Engelsche raadgevers, die den Sultan de zegeningen van het verlichte Westen moesten brengen, streden daar meer voor de belangen hunner Europeesche regeeringen dan voor den Marokkaanschen vooruitgang; elke verovering op het persoonlijk vertrouwen of de vriendschap van Abdoel el Aziz door de eene partij behaald, trachtte de andere nationaliteit door invloed op breeder gebied te compenseeren, zoodat een deel van den haat, dien een man als de correspondent van The Times, de heer Harris zich zoodoende op den hals haalde van de zijde der bevolking, die deze intrigues der Christelijke Europeanen zeer goed bemerkte en doorgrondde, geenszins onverdiend was. Had een der Mogendheden eene afzonderlijke quaestie met Marokko te behandelen, dan waren de overige er onmiddellijk met hunne oorlogschepen bij om getrouw toe te zien, dat niets gedaan werd, dat hunne belangen zou kunnen schaden. Reeds haalden wij boven in dit artikel een paar van de meest recente staaltjes op dit gebied aan, waarvan vooral dat der missiën van de Marokkaansche gezantschappen, die twee jaar geleden ons aloud werelddeel afreisden, zeker niet uit veler geheugen zal zijn gegaan. Van alle zijden doken toen geruchten op, die voornamelijk het Fransche gouvernement tot doelpunt van hun argwaan schenen te hebben gekozen; met zooveel zekerheid werd algemeen door de politieke Europeesche pers de meening verkondigd, dat Frankrijk de vermoording van een zijner onderdanen en het voortdurend gevaar der strooptochten van Marokkaansche stammen aan zijn Algiersche grenzen zou te baat nemen om krachtdadiger tegenover Marokko op te treden en daar zelf het stuur in handen te nemen, dat minister Delcassé het noodig achtte in den Senaat onomwonden te verklaren, dat noch van protectoraat noch van annexatie
sprake was en dat het gouvernement te Parijs aan eene verandering van den status quo in Marokko niet dacht. Dit stelde de Europeesche diplomatieke kringen eenigszins gerust, al bleef zelfs na deze stellige uitspraak de onrust, dat met het Parijs
| |
| |
bezoekende Marokkaansche gezantschap geheime onderhandelingen waren gevoerd en dat men te Fez aan Frankrijk concessies had gedaan, nog geruimen tijd aanhouden. Trouwens, dank zij de tendentieuze opvattingen en berichten in dit opzicht, deels door Duitsche, deels door Engelsche correspondenten verspreid, zoekt men algemeen achter alles, wat in Marokko een onrustbarend aanzien krijgt, de intrigues der Fransche politici: de invallen der stammen op de grenzen van het Algiersche rijk worden aan Fransch geld toegeschreven; aan Frankrijks invloed wordt het geweten, dat het ontwikkelde deel der Marokkaansche bevolking, de eigenlijke Mooren, zich van de hervormingen hebben afgekeerd, omdat men te Parijs liever de oude barbaarsche toestanden zag voortbestaan; wijl de geboorteplaats van den pretendent Boe Hamara nabij de grenzen van Frankrijk's koloniaal bezit zijn gelegen, ziet men zelfs in den bloedigen opstand, die thans het Moorsche rijk teistert, de hand van de Fransche regeering! Te ontkennen valt echter zeker niet, dat Frankrijk eene voortdurende werkzaamheid toont aan de Marokkaansche grenzen en bij het jongste incident weer bewijst van alles, wat daar voorvalt, partij te zullen trekken; zijn dus als objectief oordeel de Engelsche voorstellingen waarschijnlijk belachelijk overdreven geteekend, begrijpelijk is het, dat men te Londen met niet geringe zorg aanziet hoe steeds door opeenvolgende kabinetten de versterking der fortificaties aan de Algiersche westelijke grenzen krachtdadig wordt doorgezet, terwijl het jongste bezoek van president Loubet aan de Afrikaansche koloniën der republiek, dat ten duidelijkste de groote aanhankelijkheid der inlandsche stammen aan de tricolore, waaronder zij in voorspoed en welvaart zijn vooruitgegaan, in het licht stelde, al evenmin groot vertrouwen kan hebben gewekt. Men voelt het te Londen als bij intuïtie, dat Frankrijk hier door strategische positie, door kennis
van volk en klimaat in veel gunstiger conditie verkeert dan het Britsche rijk en meermalen is daarom door Engelsche publicisten der regeering de wenk gegeven het veelbeproefde, ignoble middel der oude Britsche expansietactiek te volgen en bij de eerst voorkomende gelegenheid
| |
| |
over Marokko een Britsch protectoraat af te kondigen, het schoone land dus in bezit te nemen, voordat de concurreerende Mogendheden daartoe gelegenheid hadden. In Fransche koloniale kringen is deze gevaarlijke strooming allerminst onbekend en men heeft daarom de dikwerf aarzelende houding van minister Delcassé scherp afgekeurd, zijne handelwijze te correct, te vredelievend, in het nadeel der Fransche belangen gevonden, omdat het in Marokko een levensquaestie is voor Frankrijk, waarin nooit als te Fashoda een stap kan worden teruggeweken. Het is echter een onomstootelijk feit, dat Frankrijk in de Marokkaansche quaestie zonder Spanje's hulp zeer ongunstig zou komen te staan. Voor een goed deel toch heeft het kabinet te Madrid bij eene gevaarlijke wending van dit internationaal probleem de troeven in handen en het is dus wel aan te nemen, dat wie ook tegenover Marokko iets in den zin mocht hebben, altijd zal trachten Spanje voor zijne plannen te winnen. Voor Frankrijk is het van het hoogste belang Gibraltar van de landzijde te kunnen naderen, daar, gelijk wij reeds vroeger zeiden, deze rotsvesting met de tegenwoordige oorlogsmiddelen volstrekt niet onneembaar meer is en volgens deskundigen zelfs door een leger van niet meer dan 40.000 man zou kunnen worden veroverd; Engeland daarentegen zou het daarom zeer onaangenaam zijn het niet onbeteekenende Spaansche leger tot vijand te krijgen en Gibraltar ernstig bedreigd te zien. Waarschijnlijk echter zal Spanje, dat de integriteit van Marokko wenscht te bewaren, hierbij niet de politiek van allianties volgen en alle mogelijke moeite doen neutraal te blijven, zeker niet voor het behoud der tegenwoordige dynastie in Marokko een oorlog wagen. Voor Frankrijk zou zulk een neutraliteit echter bepaald ongunstig moeten heeten, omdat het zoodoende Gibraltar niet zou kunnen in bezit nemen en in het Moorsche keizerrijk niet tegen Engeland opgewassen zou zijn; de toenadering tot Frankrijk en het
zeker niet onmogelijke denkbeeld, dat het alsdan Gibraltar, dat aloude stukje van den vaderlandschen bodem, weer zou terug krijgen, maken derhalve Spanje's neutraliteit
| |
| |
allerminst tot eene vaststaande zekerheid. En al heeft een der leiders der republiekeinsche partij, Labra nog onlangs in een interview zich in dit geval openlijk voor samengaan met Engeland uitgesproken, omdat in die richting veel meer Spanje's belangen liggen, de algemeene gezindheid, die door de personen van gezag als de prins van Asturië, Sagasta, Silvela, Romero Robledo, de hertog van Rivas en maarschalk Lopez, kortgeleden in Le Figaro werd uitgesproken, is bepaald Franschgezind en te sprekend dan dat het mogelijk zou zijn die op zulk een belangrijk punt te trotseeren. Voor Engeland zou in dit, niet licht denkbare geval, zijne vriendschappelijke alliantie met Portugal van niet gering belang zijn; aangezien de bepalingen van deze verbintenis, waarvan velen niet eens een geschreven tractaat als basis vermoeden, nimmer bekend zijn geworden, is het onmogelijk na te gaan in hoeverre Portugal in den mogelijken oorlog actief of passief zou optreden, temeer nog daar het hier met gevaarlijker vijanden te doen zou krijgen dan met de ongelukkige Zuid-Afrikaansche republieken, indien het de handelingen van Beira herhaalde. Onmogelijk is echter geenszins de veronderstelling, dat koning Carlos met zijne groote toegenegenheid voor het kabinet van St. James, die herhaaldelijk is gebleken en door zijn bezoek aan Londen officieel is getoond, Engeland krachtdadig zou steunen en al valt op de Portugeesche vloot niet te rekenen, voor het Britsche gouvernement is het geen gering voordeel, indien het zoo nabij het betwiste punt over de uitmuntende Portugeesche soldaten zou kunnen beschikken; in het westelijk gedeelte van het Iberische schiereiland zouden vlootvoogden en legercommandanten bovendien een strategische basis bezitten, die zeer zeker niet verwerpelijk kan worden genoemd. En niettegenstaande deze voordeelen, die weliswaar zeer onzeker maar toch geenszins
problematisch zijn, schijnt men te Londen liever te wenschen het netelige Marokkaansche vraagstuk in der minne af te doen dan aan de wapenen eenmaal de beslissing over te laten, zoodat tijdens het ambassadeurschap van den tegenwoordigen Engelschen gezant, sir
| |
| |
Edmund Monson, reeds meermalen pogingen zijn gedaan om in verband met andere, tusschen beide rijken hangende questies, ook dit internationaal geschil voor goed te vereffenen; onderhandelingen, die naar algemeen is beweerd, bij koning Eduard's onlangs aan Parijs gebracht bezoek en de hartelijker stemming, die daarvan tusschen beide landen het gevolg is geweest, met kracht zijn hervat. Dat daarbij, gelijk Le Gaulois had vernomen, eene verdeeling van het Marokkaansche territoir ter sprake zou zijn gekomen in dien zin, dat Engeland de haven van Tanger zou verkrijgen en Frankrijk daarvoor de vrije hand zou laten bij de uitbreiding der Algerijnsche grenzen, achten wij onmogelijk om aan te nemen; de entente is dan ook meermalen besproken in dier voege, dat Engeland door geenerlei bezwaren aan te voeren tegen eene Fransche bezetting van Marokko en eenige kleinere concessies aan den buurman aan de overzijde van het Kanaal te doen, dezen zou bewegen tot het opgeven van zijne onverzoenlijke houding ten opzichte der bezetting van Egypte en eene oplossing der lastige New-Foundland quaestie in Engeland's voordeel, waarop men te Londen hoogen prijs stelt. Zulk eene oplossing zou Frankrijk zeker wel aanlokken; slechts zou Frankrijk bij eene mogelijke verovering geen geringe moeilijkheden ondervinden. Het voorbeeld van Italië's treurig avontuur in Abessynië werkt afschrikwekkend in dit opzicht, de moeitevolle verovering van Algiers zal nog in menig Fransch geheugen onaangename herinneringen hebben achtergelaten en reeds thans, nu Frankrijk na den verradelijken overval zijner troepen op eigen grondgebied, eene expeditie tegen Figuig gaat uitrusten, maken de Berber stammen zich gereed den heiligen oorlog te gaan prediken. Deze moeilijkheden zijn het misschien wel voornamelijk, die Engeland in de Marokkaansche quaestie zoo toegevend jegens Frankrijk maken, maar het mag juist daarom de vraag heeten of
men te Parijs tot de door Engeland in zulk eene compensatie geeischte offers bereid zal worden gevonden. Is eenmaal tusschen Frankrijk en Engeland eene regeling getroffen, of door een arbitragetractraat de vreedzame oplossing verzekerd, dan zal het
| |
| |
niet moeilijk blijken met Spanje tot een accoord te komen en de overige belanghebbende Mogendheden op verschillende wijze tevreden te stellen; kunnen daarentegen de beide hoofdzakelijk geïnteresseerde partijen niet tot eene overeenkomst geraken, dan laat de zaak zich meer gecompliceerd aanzien, daar dan de vraag moet geopperd worden aan wiens zijde de overblijvende grootmachten zich zullen scharen. Duitschland toont telkens meer belang in het Marokkaansche vraagstuk en het is nog niet zoo heel lang geleden, dat de Independance Belge wist te berichten, dat men in politieke kringen te Berlijn was teruggekomen op de schikking die voor eenige jaren had geleid tot Duitschland's neutraliteit bij een eventueele regeling der Marokkaansche quaestie, zoodat men zich in de Germaansche rijkshoofdstad overtuigd achtte, dat de Fransche minister van buitenlandsche zaken zich bij eene noodzakelijk gebleken oplossing van het vraagstuk meer tot Duitschland dan tot Engeland zou wenden. Binnen zes jaar tijd, heeft men reeds geprofeteerd, kan Duitschland in het Kanaal over grooter vloot beschikken dan Engeland of Frankrijk daar in korten tijd zouden kunnen bijeenbrengen, zoodat het dus op de Atlantische en Middellandsche zeekusten een woordje zou kunnen meespreken. Keizer Wilhelm werkt geheel in den geest der pangermaansche manifesten om Duitschland over geheel de wereld uiterlijke macht te verschaffen; hij is niet sentimenteel uit familierelaties, want hij koos Turkije's zijde tegen Griekenland, schoon zijne eigene zuster hertogin van Sparta is en hij zal dus waarlijk Engeland niet sparen, omdat zijn oom de aloude kroon van Alfred den Groote draagt. Er is weliswaar meermalen beweerd, dat in het fameuze Anglo-Germaansche tractaat, waarvan de bepalingen voor een groot deel onbekend zijn gebleven, ook de Marokkaansche quaestie behandeld zou zijn geworden en aan Engeland in Marokko door Duitschland de vrije hand zijn gelaten indien
men te Londen de pangermaansche wenschen, die over Oostenrijk en Turkije naar de Perzische golf zien, niet zou dwarsboomen; aan de waarschijnlijkheid van deze combinatie, die in Rusland ge- | |
| |
heel de pers de alarmtrom deed roeren, heeft lord Lansdowne's korte verklaring omtrent Engeland's houding op dit punt in het Oosten, die in het Lagerhuis als een modern soort Monroe-leer werd afgekondigd, reeds alleen den bodem ingeslagen. En Duitschland, dat zoo dikwijls en zeker niet ten onrechte een agent provocateur tusschen Londen en St. Petersburg is genoemd geworden, zou dus zeker niet aarzelen ten opzichte van Marokko die rol tusschen het kabinet van St. James en het gouvernement te Parijs te vervullen om zoodoende tot de gewenschte toenadering te komen tot Frankrijk, waarin dit land, dat droomt van wraak over den smaad, het te Fashoda aangedaan, in zijne dankbaarheid voor keizer Wilhelm's edelmoedigheid, dan zeker niet langer zou tegenstreven. Voor Engeland echter zou zoodanige combinatie fataal kunnen zijn; Gladstone heeft het reeds voorspeld, dat één ernstig echec met de wapenen in de hand geleden op een deel van den grooten aardbodem, geheel het gecompliceerde Britsche imperium in het niet zou storten tot leedvermaak zijner tallooze vijanden, die in neutrale welwillendheid deze ruïne zouden aanschouwen. Maar het gevaar voor een hevigen oorlog, al zouden ook op lange na niet alle groote Mogendheden daarin op eenige wijze gemengd zijn, zou in zulk een geval ongeveer zekerheid worden en zou slechts dan kunnen worden tegengehouden door vooraf gestipuleerde arbitrage-bepalingen, die zeer zeker voor de menschheid een weldaad zouden zijn, al kan zelfs den grootsten voorstanders van wereldvrede en internationale rechtspraak de basis van zoodanig tractaat niet geheel duidelijk zijn. Arbitrage toch eischt een juist omschreven juridisch onderwerp, dat voor rechtspraak vatbaar is en in onze dagen, waarin
daden als de verdeelingen van het Poolsche Rijk scherp afgekeurd worden, kan de verdeeling van onafhankelijk territoir tusschen niet-rechthebbenden daartoe nimmer dienen, kunnen dus slechts de daaruit voortvloeiende geschillen aan het oordeel van een arbitraal gerechtshof worden onderworpen, dat over de kern van het geschil dus een eerbiedig zwijgen zou moeten bewaren.
| |
| |
Welke van al de door ons opgeworpen premissen eenmaal zal worden bewaarheid, is natuurlijk onmogelijk met eenige zekerheid te zeggen, maar gemakkelijk valt te voorspellen, dat de uitslag van den tegenwoordigen burgeroorlog op de gang van zaken in het Marokkaansche keizerrijk, zoowel uit binnen- als buitenlandsch oogpunt beschouwd, grooten invloed zal moeten oefenen, zulks te meer, nu bij het ongelukkig incident op de Algerijnsche grenzen duidelijk is gebleken, dat de sultan van Marokko nog geenszins in staat is de orde in zijn Moorsch rijk te handhaven; hij zelf althans en ook de Amel van Figuig schenen den overval van den Franschen gouverneur-generaal ten zeerste te betreuren en Frankrijk geen enkele moeilijkheid in den weg te willen leggen bij de militaire tuchtiging, die het den verraderlijken stammen ging toebrengen. Treedt ten slotte Boe Hamara uit den bloedigen burgeroorlog zegevierend te voorschijn, dan is het wel niet anders voor dezen mogelijk dan om de Mohammedaansche fanatieke reactie meester te laten in het Moorsche keizerrijk; hoewel hij, naar de Madrilleensche Imparcial nog kortgeleden wist mede te deelen, zich als fijn diplomaat en voorzichtig staatsman zeer vriendelijk betoonde tegenover Joden en Europeanen in het door hem beheerschte gebied, zou hij, eenmaal definitief als sultan over geheel het keizerrijk uitgeroepen, het aan zijn verleden, aan zijn optreden, waarbij hij te kennen gaf de vaan der oprecht geloovigen te ontplooien, aan zijn strijders verplicht zijn die welwillende houding te veranderen in de fanatiek-onverzoenlijke der Mohammedaansche leer, die het dooden der Christenen als een heilig werk voorstelt. Hij zou hiertoe gedwongen zijn uit zelfbehoud, omdat hij zich in het vertrouwen van geheel zijn volk onbegrensd zou moeten indringen en de verslagen sultan Abdoel-el-Aziz evenals andere mogelijke pretendenten naar het purper, de macht en de bezittingen van het keizerlijk
gezag, nog altijd voldoenden aanhang zouden blijven vinden om hem dat vertrouwen als een noodzakelijk goed te doen beschouwen. Zulk eene houding zou binnenkort tot conflicten met de Europeesche Mogendheden aanleiding
| |
| |
moeten geven; voorwendsels tot een gemeenschappelijke actie tegen het Moorsche grondgebied zouden niet ver behoeven gezocht te worden, zoodat weldra de gevreesde strijd in alle hevigheid zou ontbranden, terwijl daarnevens het wel de vraag is of niet, gelijk het Spaansche gouvernement reeds voorgesteld heeft, alleen de vestiging van een nieuw, reactionnair gezag den Mogendheden, die de conventie van 1880 hebben geteekend, tot eene interventie ter bescherming van het leven en de eigendommen hunner onderdanen aanleiding zou geven zonder zelfs de eerste daden der opgetreden dynastie te hebben afgewacht; eene interventie, die gelijk bij alle doornige problemen tot niets, maar ook tot alles denkbaars de eerste stap zou kunnen blijken. Echter, en de laatste berichten bevestigen dit oordeel ten zeerste, lijkt ons zulk eene overwinning van den pretendent zeer onwaarschijnlijk. Alom bekend is het, dat het veldwinnen van Boe Hamara minder in zijne eigen schitterende wapenfeiten en de onweerstaanbare sterkte zijner getrouwen dan in de bewegingloosheid, den overmoed en de slechte organisatie van het leger van het wettig gouvernement is gelegen. En al zal dat leger met zijne slechts ten deele met de moderne Martini-Henry, Mauser of Remmington geweren gewapende en gedeeltelijk op Europeesche wijze geoefende infanterie, zijne onbeteekenende artillerie, die slechts een half dozijn van het zware Armstrong-geschut bezit en overigens uit veld- en berggeschut bestaat en zijne veel waardevoller cavalerie door Engelsche oficieren geoefend en met de antieke zwaarden, dolken en pistolen gewapend; al zal dat leger niet in korten tijd tot een keurbende van Turenne of Napoleon Bonaparte te volmaken zijn, sedert de sultan en zijne raadgevers blijk hebben gegeven den toestand waarlijk ernstig in te zien en Boe Hamara niet meer beschouwen als een opstandeling, die door enkele gelukkig geslaagde goocheltoeren zich het vertrouwen zijner
aanhangers heeft verworven, zoodat men deze laatsten slechts behoefde te doen gevoelen, dat ook voor hen welgerichte kogels het doodend lood inhielden om ze op de vlucht te doen slaan; sedert van uit Fez met geestkracht is geageerd, is reeds veel van
| |
| |
het door den pretendent gewonnen terrein teruggenomen. Het beleg van Tetuan is opgebroken moeten worden, El Menebhi, die voortdurend actief in de weer is, heeft den opstandelingen ernstige slagen toegebracht en de aanhangers van den pretendent hebben blijken gegeven allesbehalve eensgezind meer te zijn, terwijl de geruchten, dat een nieuw avonturier tegen het gezag van den sultan was opgestaan, geheel bezijden de waarheid werden bevonden en de oudere broeder van den sultan, wien men deelname aan den grooten opstand toedichtte, integendeel uit Mequinez, waar hij gevangen zat, werd losgelaten en tot gouverneur van Fez benoemd. Al is het dan ook nog allerminst zoover, dat de wettige regeering de rebellen reeds meester is, zooals de Spaansche premier Silvela dezer dagen verklaarde, toch schijnt het geenszins meer aan twijfel onderhevig of Abdoel-el-Aziz moet over de reactionnaire beweging zegevieren, doch van groot belang is daarbij de vraag of hij hierin zal slagen zonder als uiterste krachtsinspanning de ontrouwe stammen tot zich terug te roepen door zijn hervormingspogingen op te geven en als eenig beschermer van dit laatste Mohammedaansche bolwerk in Afrika's westen op te treden. Want al zou men zelfs in dit geval een verzoenend, gematigd karakter in zijn optreden tegen de Europeanen en hunne zeden blijven waarnemen, slechts dan, wanneer hij zonder deze uiterste poging om zijn gezag te handhaven, zegeviert, zal de hervormingsgezinde partij in Marokko sterker dan te voren staan tegenover hare reactionnaire tegenstanders, zal haar kracht gebleken zijn groot genoeg om elk verzet te breken en zal zij rustig voort kunnen gaan den weg te bewandelen, die alleen kan leiden tot Marakko's heil en duurzame onafhankelijkheid. Voor niemand, die de verhoudingen der buitenlandsche politiek ernstig heeft bestudeerd, is het een geheim, dat Marokko de factor is, waar zeker de laatste groote strijd over de
opperheerschappij in de Middellandsche zee zal moeten worden gestreden; dat Marokko is een land, dat in zijn tegenwoordigen half-barbaarschen toestand slechts door den naijver der Mogendheden in stand blijft; dat
| |
| |
Marokko, wanneer op haar kust aan de overzijde van Algiers eenmaal werkelijke versterkingen zijn aangelegd, die Gibraltar's waarde als vesting ook van de zeezijde tot nihil terugbrengen, voor Engeland een zoo begeerlijk bezit is, dat het Jingoesch imperialisme zijne handen zal uitslaan en dat Marokko, eenmaal gezegend met een Europeesch protectoraat om het volk en zijn sultan te redden tegen eigen en uitheemsche overweldigers, voorgoed verloren is als onafhankelijk rijk en zich na de gebruikelijke plechtigheden, misschien wanneer door uitlanders goudmijnen zijn ontdekt, voorgoed ingelijfd zou zien onder eene regeering, waarbij het niet past en die geen recht geeft te verwachten, dat het zijne nationale zeden, gebruiken en karakter zou begrijpen. Marokko kan slechts onafhankelijk blijven door eigen kracht, Marokko moet zich hervormen en in zijn nieuw getint gewaad zich beschaafd toonen in den waren zin des woords; het moet den mogendheden geen enkel voorwendsel, geene de minste of geringste aanleiding tot intervenieeren in zijne binnenlandsche aangelegenheden verschaffen, die voor zijn volksbestaan noodlottig zou kunnen worden. Op die wijze zou het der steeds sterker wordende beweging naar rechtvaardigheid ook tegenover weerlooze vijanden mogelijk maken zich tegen een Marokkaanschen roof te verzetten, hetgeen ondoenlijk zou blijken, indien zeeroof en niet beteugelde onordelijkheden aan de grenzen inmenging noodzakelijk maken; op die wijze ook zou voor de Europeesche Mogendheden niets te verdeelen vallen en elk ereden tot bloedige botsing op dit punt van den aardbodem althans zijn weggenomen. Wel leert Budgett Meahin, de groote vriend en ijverige vorscher van de Marokkanen, ons in zijn Moorish Empire en The Moors, dat de Berbers, die hij naast de overige bestanddeelen der bevolking, de Arabieren, de negerslaven, welke de eigenlijke Mooren, de Afrikaanders zijn en de Joden als de oerbewoners kenmerkt
en waarvoor hij de grootste bewondering toont, omdat zij, hoewel door de Arabieren overwonnen en Mohammedaan gemaakt, door hun kunstzin, kloekheid en onafhankelijkheidsgeest voornamelijk tot den roem van
| |
| |
het Moorsche Rijk in Spanje bijdroegen; wel leert hij dat deze Berbers, in wie de oude karaktertrekken zijn terug te vinden, doch die thans door eindelooze guerilla's onder elkander verstrooid in hun bergland leven, hun eeuwigdurend twisten zouden staken en zich vereenigd, waarachtig eensgezind zouden toonen ingeval een veroveringsoorlog het land in vreemde handen dreigde te brengen, in welk geval zij, pal staand naast de Arabieren den overweldiger in zijn bergland heel wat te doen zouden kunnen geven; - doch tallooze voorbeelden uit den laatsten tijd, uit Engelsch-Indië, Zuid-Afrika, Algerië en de binnenlanden van het donkere werelddeel leeren, dat zelfs de afgrijselijkste guerilla wordt onderdrukt, indien Europeesche expeditiën met hunne veelvoudige overmacht zulks willen; al is het einde ook dikwijls de verwoesting van een vruchtbaar land, de uitroeiing van een vreedzaam volk, de logica leert, dat de moderne legermachten met hunne tallooze legioenen en hunne kunstig bedachte moordwerktuigen de zege moeten behalen. Maar wat onmogelijk zou blijken voor een half-barbaarsch Marokko, slechts inwendig sterk door ruwe, alleen bij de nadering van gemeenschappelijk gevaar eensgezinde kracht, zou een beschaafd Marokko, bezield met verlichte ideeën, fier door eigen achting en sterk, onafhankelijk door de niets weerstand biedende macht eener hechte, goed georganiseerde eenheid, vermogen en al zou het slechts langzaam gaan, een voortzetting der welgemeende politiek van hervormingen van Abdoel-el-Aziz, een streven, waarvoor veel zedelijke moed behoort en daarom aller steun verdient, zou het oude rijk der Mooren in de goede baan kunnen leiden. Rijk geworden door de producten van zijn vruchtbaren bodem, zich verheffend door een nu reeds opbloeienden handel en industrie, geopend voor het verkeer van geheel de wereld en niet langer meer het schilderachtige, onbekende rijk der woestijnen, zou Marokko rustig voort kunnen
bestaan naast zijne westersche naburen en zou het doornig probleem, waartoe zijn strategische ligging onder de Europeesche Mogendheden voortdurend aanleiding dreigt te geven, voor goed van de lijst der internationale quaesties zijn gevoerd tot heil van allen, die den vrede liefhebben.
| |
| |
Naschrift. Er is sedert het tijdstip, dat bovenstaande regelen op het papier werden gebracht, veel, zeer veel en belangrijk veranderd in den toestand van het Marokkaansche keizerrijk in het bijzonder, in dien van geheel de wereldpolitiek in het algemeen - zooveel zelfs, dat daardoor het behandelde vraagstuk eene eigenaardige wending heeft genomen, die het met een eenigszins anderen blik dan tot nu toe doet beschouwen. De burgeroorlog is reeds lang geëindigd, tamelijk wel in het geheele sultanaat heerschen thans de gewone orde en rust en de pretendent Boe Hamara is even plotseling verdwenen als zijn meteoor was opgekomen aan den hemel der politieke en keizerlijke eerzucht. Nadat eenmaal de opstandelingen het beleg voor Tetuan hadden moeten opbreken, aarzelde de minister van oorlog El Menebhi niet lang, maar rukte voorwaarts en slaagde er in met zijn onstuimig Cherifiaansch heir Tezza en het vijandelijk hoofdkwartier bij verrassing te veroveren. Zoo belangrijk als deze victorie echter op het eerste vernemen werd geacht, was zij niet, want in de genomen vesting waren de overwinnaars van gisteren de door den vijand belegerden en nauw ingeslotenen van heden, terwijl het den sultan na tal van vergeefsche pogingen onmogelijk bleek zich met het overige deel der keizerlijke troepen bij El Menebhi te voegen, aangezien meerdere overvallen bewezen, dat de door hem gekoesterde vrees om in dat geval door de plunderende rooverbenden van zijn hoofdstad Fez te worden afgesneden niet illusoir was. Zelfs achtte de sultan zijne residentie niet voldoende beveiligd voor een vijandelijken aanval en een vertegenwoordiger der Vereenigde Duitsche wapenfabrieken van Löwe kwam met het moderne geschut de vestingwerken bewapenen, die dagteekenen uit de dagen der Sfaadi dynastie van 1594 tot 1668 en die onder den macht dezer heerschers in Portugeeschen bouwstijl door
christenslaven als beschermende verhoogingen om de stad zijn geworpen. Tezza bracht de keizerlijke troepen bovendien ook geen succes; de pretendent, die reeds zoo dikwijls door de heilige gouden kogels heette gedood te zijn, bracht Omar el Yoessi, die door een in 's vijands handen gevallen
| |
| |
legerorder des sultans, in een hinderlaag liep, een bloedige nederlaag toe en inplaats van, zooals gehoopt en verwacht was aan het keizerlijk hof, een voortrukken naar het vijandelijk kamp, werd weldra een ontruimen van de veroverde plaats een plicht, door de taktiek voorgeschreven. De overmoed, waarmede de troepen van den pretendent daarop echter aan het plunderen sloegen, zou zich wreken. De Marokkaansche spahis overvielen hen bij hun rooverswerk, dreven hen na bloedige gevechten bij Lilla Mairin uiteen, onderwierpen den machtigen stam der Beni Snassen en vergunden hun keizerlijken heer, die zich intusschen bij zijn minister van oorlog had gevoegd, zijn intrede te doen in Oesjda. De moreele gevolgen van deze beslissende overwinning bleven niet uit, tot in den omtrek van Tandzjer deden zij zich gevoelen, waar de oproerige Andjera's aan de overheid den vredespalm reikten en hun gewonen handel op de markten hervatten onder het toezicht der keizerlijke ambtenaren. En hoewel nog zware slagen vielen te slaan, hoewel kort daarna de pretendent nog zoodanige macht ontwikkelen kon, dat hij zijn troepen splitste in vier colonnes, van welke er twee Tezza en Fez belegerden en de beide anderen als vliegende legers het land afliepen... zijn groote invloed was vernietigd. Meer en meer week de reuk van heiligheid van zijn persoon, welke alleen daardoor onder de geloovigen zooveel volgzamen had geteld en welke nu langzamerhand in het ware licht kwam van den avonturier, voor wien de glans van de koningskroon een te machtige was om dien te weerstaan. En toen ten slotte door het verstandig aanbod der Fransche regeering, die hierbij den Engelschen ministers den loef afstak gelijk Rusland het hun eenmaal deed in Perzië, de sultan met eene leening van vijf-en-twintig millioen francs een einde gemaakt zag aan het geldgebrek, waarin de kern der geheele crisis lag, was de strijd weldra ten volle beslist, doortastende maatregelen bleven niet uit en nog vóór
October keerde de heerscher in plechtigen optocht te Fez terug. Ook zonder zich van zijn vooruitstrevenden weg te hebben laten terugbrengen, had de sultan zijn macht sterk genoeg gezien om over onmeedogenlooze vijanden te
| |
| |
zegepralen, niet den alouden invloed van den Islamitischen godsdienst had hij te hulp behoeven te roepen om zijn rijk van algemeenen opstand te bevrijden en zichzelf te handhaven op den voorvaderlijken troon.
Doch deze beëindiging van den burgeroorlog is op verre na niet het voornaamste verschijnsel, dat ten opzichte der internationale Marokkaansche quaestie in het afgeloopen jaar is waar te nemen geweest. Van oneindig grooter belang is de toenadering, die de beide grootmachten in dezen strijd, Frankrijk en Engeland, jegens elkander getoond hebben en die het groote vraagstuk juist in de laatste maand nogmaals op den voorgrond heeft doen treden. Nadat eenmaal Koning Eduard een bezoek aan Parijs had gebracht, waaraan een gewichtige politieke beteekenis niet viel te ontzeggen, dit bezoek door president Loubet te Londen was beantwoord en den beiden ministers van buitenlandsche zaken, lord Lansdowne en Delcassé, gelegenheid in overvloed had geschonken om voor de groote hangende strijdvragen eene oplossing in verzoenenden geest te bewerkstelligen; nadat dit alles als een gewichtig historisch evenement voor de oogen van het verbaasde Europa was afgespeeld, volgde in October tegelijk met het bezoek van het Italiaansche koningspaar aan Parijs de openbaarmaking van het permanente arbitrage-tractaat tusschen de eeuwenlange aartsvijanden van het oudste werelddeel. Reeds toen deden geruchten de ronde omtrent een overeenkomst tusschen de kabinetten van Londen en Parijs omtrent eene regeling der groote politieke quaesties, die tusschen beide landen bestonden; geruchten evenwel, die eerst in den loop van deze maand hunne definitieve bevestiging hebben gevonden in de openbaarmaking van de zoo lang verwachte conventie, die ongetwijfeld een der belangrijkste is, welke de twintigste eeuw heeft aanschouwd in haar jong bestaan en welker vredelievende geest weldadig aandoet tegenover de gruwelen, die de moderne oorlogswerktuigen den mensch noodzaken te plegen in den Russisch-Japanschen krijg. Geheel deze diplomatieke overeenkomst is een pleidooi voor arbitrage en ontwapening; volkomen zonder strijd worden daarin op
afdoende en voor
| |
| |
beide partijen bevredigende wijze de talrijke vraagstukken geregeld, van elk welker men nog geen jaar geleden meende te moeten getuigen, dat hunne oplossing onmogelijk een andere dan een gewelddadige kon zijn, geenszins zonder een beroep op de wapenen zou kunnen worden beslist. In Newfoundland heeft Frankrijk zijne historische rechten, voortspruitende uit den vrede van Utrecht van 1713, prijsgegeven en daarvoor in ruil van Engeland in Afrika met een waardevol land aan de Gambia, het bevaarbare gedeelte dezer rivier en de Los-eilanden, die op de kust van Fransch Guinea het eiland Konakry beheerschen, den belangrijken handelsweg door Sokito met de woestijnstad Zinder verkregen, waardoor Fransch-Soudan thans in onmiddellijke verbinding staat met het Tchad-meer, hetgeen voorheen niet het geval was, daar dan de troepen slechts eens in het jaar, gedurende het regenseizoen, den woestijn zonder oasen konden doortrekken. Betreffende Siam zullen de beide regeeringen zich met elkander verstaan over de juiste uitlegging van het tractaat van 1896, dat tot zooveel onderlingen strijd heeft aanleiding gegeven en beiden hebben daarbij nog eens te meer de onschendbaarheid van het Achter-Indische grondgebied en de handhaving van den tegenwoordigen regeeringstoestand geproclameerd. De quaestie der Nieuwe Hebriden zal aan eene gemengde commissie worden opgedragen; inzake Madagascar trekt Engeland het protest van voor eenige jaren tegen de Fransche invoerrechten terug en de kleinere geschillen betreffende den Chineeschen invloedsfeer, het Ethiopische en beneden-Nijlgebied, de belangenbotsing in den Levant, zijn door deze regeling meer dan voldoende op vredelievende wijze geschikt. En wat nu ten slotte het hoofdpunt der regeling betreft, de Egyptische aangelegenheid wordt hier als question brûlante tegenover de Marokkaansche vraagstukken gesteld; beide Mogendheden hebben zich eene groote opoffering, een daad van hoogen zedelijken moed moeten getroosten, maar zijn
daarvoor in beider eigenbelang niet teruggeschrikt. Frankrijk erkent, al blijft ook in de staatkundige verhouding van het Khedivaat Egypte tegenover Europa alles bij het oude, door het Britsche rijk
| |
| |
tegemoet te komen in zake de schuldregeling officieus den reeds bestaanden en toch niet meer te wijzigen toestand der occupatie, waarin het kanaal van Suez zulk een groote rol speelt; het verkrijgt echter voor deze erkenning van het kabinet van St. James de toezegging, dat Engeland zich niet zal verzetten tegen zijn vreedzame binnendringing in Marokko en dat zijn uitsluitende invloed in het Moorsche keizerrijk nu in de plaats treedt van de invloeden, die daar zoolang om den voorrang hebben gestreden, hoewel overigens door beide contracteerende staten de onschendbaarheid van territoir en regeeringsvorm plechtig zijn gegarandeerd. Een meesterstuk van diplomatie hebben in deze laatste overeenkomst, die geheel op zichzelf staat in deze wisseling van tractaten, de Fransche en Engelsche kanselarijen geleverd; de talrijke doornige punten, die bijzonder het Marokkaansche vraagstuk met zijn uitgestrekt belangengebied aankleefden, zijn met tact en voorzichtigheid van hunne gevaarlijk wondende bestanddeelen ontdaan. De quaestie der versterkingen op het Marokkaansch kustgebied, die als een tegenwicht tegenover Gibraltar den ingang tot de Middellandsche zee zouden kunnen beheerschen, is uit den weg geruimd door het eenvoudig verbod tot het opwerpen van zoodanige fortificatiën, dat, zooals graaf Percy in het Hoogerhuis heeft verklaard, zoowel op Melilla als op de hoogten, die den rechteroever van de Seboe beheerschen, betrekking heeft; de strijd van annexatie en protectoraat is door het waarborgen van integriteit en onafhankelijkheid van zelf uit den weg geruimd en wat ten slotte het economisch probleem betreft, Frankrijk en Engeland behouden beiden hunne veroverde markten en afzetgebieden onder de schilderachtige zonen van de Zuiderstranden en zullen dezen vreedzamen concurrentiestrijd moeten uitstrijden door den ijver, het ondernemend vermogen en de tact hunner kooplieden. Engeland moest reeds in de laatste jaren steeds meer tot de
bekentenis komen, dat Frankrijks invloed, versterkt van uit de zuidelijke woestijnen en het Tunesaansch-Algiersch gebied, in deze streken voortdurend veld won; het heeft zich nu een eervollen
| |
| |
aftocht verzekerd, tegelijk met een belangrijke overwinning in Egypte en de zekerheid, dat geen Fransche batterijen zijn rots van Gibraltar zullen neutraliseeren en zijn kruisers den weg naar het Indisch keizerrijk zullen versperren om eenmaal den smaad van Fashoda te wreken. De republiek daartegenover heeft zich, dank zij minister Delcassé's niet genoeg te loven politiek, een zege zonder wapenen zien toegewezen in een strijd, waarin een harer vitale belangen op het spel stond, in een strijd, waarbij het ging om de toekomst van haar koloniaal Afrikaansch rijk en waarin zij zich niet kon terugtrekken, al had ze dit ook gewild. Een der belangrijkste internationale strijdvragen heeft hare oplossing gevonden ook zonder dat een toevlucht tot de wapenen noodig is gebleken; het is een eerste, zij het ook indirecte, victorie op het practisch-politiek gebied van het beginsel der internationale arbitrage.
Nu eenmaal Frankrijk en Engeland, de beide hoofdpartijen in het Marokkaansche conflict, tot verevening hunner wederzijdsche belangen zijn geraakt, is de beteekenis van dit geschilpunt - wij zeiden het reeds in het oorspronkelijk artikel, waarop deze bladzijden slechts als een noodzakelijk geworden naschrift dienen - uit internationaal oogpunt ongeveer verloren; een feit, dat allerminst treurig stemt. Want de positie, die de overige mogendheden in deze quaestie hebben, is van zooveel geringer belang dan dat der thans tot overeenkomst geraakte concurrenten, dat dit geheel op het tweede plan werd gedrongen en slechts belangstelling vermocht te wekken, beschouwingen zag uitlokken te zijnen opzichte in verband met mogelijk Fransch-Engelsche verwikkelingen. Wel blijkt het uit den toon der Spaansche bladen, dat het fiere land, dat Castilië en Aragon in zich tezamen vereenigd ziet, allerminst sympathie voelt voor de overeenkomst, waardoor het zich verraden en verkocht, het tractaat van Madrid ten opzichte van Ceuta te niet gedaan acht, maar in de eerste plaats mag niet uit het oog verloren worden, dat het bij Spanje voornamelijk de historische traditie is ten opzichte van het land der Mooren, die hier een rol speelt, doch die waarlijk niet belangrijk genoeg geacht
| |
| |
mag worden om van het kabinet van koning Alfonsus te verwachten, dat het daarvoor alleen ernstige vertoogen tot den quai d' Orsay zou richten. Bovendien heeft Frankrijk absoluut zich niet onwillig verklaard om met Spanje hieromtrent te onderhandelen; integendeel, maar het wenschte alleen de groote regeling met den Engelschen concurrent vóór alles op papier te zetten. Onmogelijk is het dus geenszins, dat de republiek niet ongenegen blijkt den Romaanschen stamgenoot tegemoet te komen in zijn wenschen omtrent een deel der Marokkaansche westkust, al was het alleen maar, omdat deze zich concentreeren in het gebied van den keizer der Sahara en daardoor de regeering van het vaderland van den held dezer romantische, eigenaardige, maar toch ontzagwekkende tragi-comedie van Lebaudy's vorstendroom en practischen handelszin tegelijk, zou verschoond zijn van de uiterst onaangename taak daarin in te grijpen. Spanje zal bovendien niet vergeten, dat Frankrijk de verlangde bondgenoot is, die de brug vormt voor eene Latijnsche Unie, welke het Pyreneesche koninkrijk meer voordeel zal brengen dan eene verbintenis met Duitschland, terwijl men ten slotte niet uit het oog verlieze, dat zoowel met Engeland als met Frankrijk door Spanje arbitragetractaten zijn afgesloten, onder welker bepalingen een regeling als deze zonder twijfel valt. En evenmin als van Spaanschen kant eenig gevaar voor verwikkelingen dreigt, zal ook Duitschland in deze regeling ingrijpen. Wel is het waarschijnlijk voor den keizer en zijn Pangermaansche sympathieën een teleurstelling, dat niet zijn rijk aan de Marokkaansche kust een goed vloot- en kolenstation heeft kunnen bemachtigen; wel kan niet worden ontkend, dat eene vestiging van Frankrijk in het Moorsche keizerijk ook zonder maritieme en strategische steunpunten te mogen opwerpen, eene bewaking, in tijd van oorlog zelfs een bedreiging kan zijn voor den grooten Duitschen overzeeschen
handel op Oost-Azië, Australië, Zuid-Amerika en Zuidwest-Afrika, maar Marokko blijft ook onder deze omstandigheden voor economische veroveringen open, zijn vruchtbare afzetgebieden aan de Middellandsche Zee worden
| |
| |
door de nieuwe overeenkomst niet opgeofferd aan een enkel staatsbelang en de Germaansche koopvaardijvloot zal in haar vaart van den Atlantischen Oceaan naar Levant of Palestina even weinig last ondervinden als zijne oorlogschepen verhinderd zullen worden in gevaarlijke oogenblikken hun steven naar de Perzische Golf of naar Constantinopel te richten. Waar door Engeland het behoud der internationale handelsbetrekkingen is gestipuleerd, is dit voor de Duitsche politiek evenals voor België als naaste belanghebbende een officieel teeken van de handhaving der onvervalschte staatkunde van de open deur, en, dit eenmaal verzekerd zijnde, zal Graaf von Bülow wel de laatste mogen geacht worden om eenig beletsel in den weg te leggen aan een tractaat, dat meer dan ooit de aandacht van Frankrijk zal vestigen op zijn belangen in een zoo vruchtbaar land en het de Triple Alliantie, zijn zucht naar revanche aan de andere zijde der Vogezen en de Oostersche quaestie met haar tal van complicaties meer uit het oog zal doen verliezen. Geen enkele Mogendheid zal de Fransch-Engelsche overeenkomst dus tegenover zich in het harnas vinden, want Oostenrijk heeft bij de solutie van het Marokkaansch vraagstuk geheel geen belang en zal zich naar Duitschland's houding richten; Italië ziet thans zijn vriendschappelijk gezinden nabuur meester van den doorgang, dien zijn vloot behoeft om in het ruime sop te komen en aan de kusten der Middellandsche Zee, waar het begeerde Tripolis hemzelf nu meer dan ooit toelacht, terwijl Rusland, nog daargelaten, dat het door den oorlog in het verre Oosten is gebonden, wel juichen moet bij deze vestiging van Frankrijk's positie na een onderhandeling met Engeland, die het zelf heeft toegejuicht en aangemoedigd, al zal het te Petersburg wel eenige teleurstelling baren, dat geen enkele compensatie bij deze schikking het deel van den Czaar is geworden, die echter de grootste verdragstrouw niet kan ingeven. Zoo
schijnt dus niets deze verbintenis in den weg te staan en al is de politieke horizont ook op menige plaats verduisterd, hier breekt althans een stralende zon met schitterenden glans door de zware wolken heen. En voor de wereldpolitiek is deze schikking daarom
| |
| |
van niet minder belang dan voor elk der betrokkene naties op zichzelf. Gelijk het Drievoudig Verbond een hechte steun is voor de verzekering van den vrede en een waarborg tegen inlijvings- en prestige-politiek in den Levant, gelijk de Russisch-Oostenrijksche afspraken den Balkanbrand verhinderen uit te barsten, zoo zal ook de Fransch-Engelsch-Italiaansche entente, door de vorstelijke bezoeken aangevangen en door deze gebeurtenissen versterkt, de Middellandsche Zee van overheersching vrijwaren en tevens in ander opzicht op elk der betrokken Staten haar invloed doen gelden. Italie's belustheid ten koste van Albanië en die van Frankrijk ten opzichte van Syrië zullen zich beide moeten temperen terwille van andere belangen en Engeland's nieuw verkregen rechten zullen zijne regeering voorloopig verhinderen om meer dan noodig is haar aandacht te vestigen op die punten, waar thans Rusland geacht moet worden zwakker te zijn dan gewoonlijk, in Perzië, in den Balkan, in Afghanistan, in Thibet, in Oost-Azië bovenal, waar nu een bondgenootschap met Japan niet zoo licht zal drijven tot een onberaden stap, die een wereldkrijg zou kunnen doen ontvlammen. Niet alleen eene uiting van den geest des vredes, die meer en meer de internationale staatkunde gaat beheerschen maar tevens een daad, die daartoe ijverig zal medewerken, dat is deze conventie; aan een op veel punten ingewikkelden en zorgelijken toestand is door haar een einde gemaakt en waar zij als practisch gevolg de straat van Gibraltar en het Suez-kanaal met één slag onzijdig heeft verklaard, daar is het een feit, dat een belangwekkende historische gebeurtenis het onmiddellijk gevolg is geweest van de tal van officieele vorstelijke beleefdheden, die in de laatste twee, drie jaren op keizer Wilhelm's voorbeeld zijn gewisseld en die, de versterking van den Driebond is er het bewijs van, zooveel tot de verbroedering der volkeren, zooveel bovenal tot
vredelievende onderhandelingen en diplomatieke ontwarring van gevaarlijke vraagstukken kunnen bijdragen.
Tenslotte ten opzichte van de Marokkaansche quaestie nog een enkel woord over Frankrijk zelf. Te beweren, dat
| |
| |
men daar overtuigd is, dat de regeering niet naar bezit van grondgebied in Marokko streeft, zou werkelijk belachelijk mogen heeten. Reeds voordat deze overeenkomst bekend was, terwijl nog de onderhandelingen tusschen de gevolmachtigde ambassadeurs en ministers te Londen en Parijs hangende waren, vermoedde men uitgebreide plannen en Jaurès, de groote sociaal-democratische staatsman, zag zelfs uit de meermalen genoemde tuchtigingsexpeditie van generaal O'Conner een militair optreden tegen het Afrikaansche sultanaat groeien. Uit particuliere brieven, uit de hoogste militaire kringen afkomstig, bleek duidelijk, zoo verklaarde hij in zijn Petite République, dat tot een grooten veldtocht tegen Marokko was besloten; het protectoraats-regime was volgens hem reeds in groote trekken vastgesteld en zelfs candidaten voor den maire-post van Tanger waren opgesteld. Wel werden deze geruchten tegengesproken en verdween deze Algerijnsch-Marokkaansche quaestie voor een tijd van het tapijt, maar de krijgstoebereidselen in Zuid-Oran en Combes' plotselinge terugkeer wekten opnieuw argwaan en lokten nogmaals bij voorbaat een hevig verzet uit tegen een onderneming, waarvan men voor Frankrijk niets goeds verwachtte. En zeer terecht. Want een uitdagend militair optreden zou groote gevaren tengevolge hebben, niet alleen door den verwoeden, echt Oostersch volhardenden tegenstand, dien men daar zal ondervinden, maar tevens, omdat Frankrijk zich niet mag ontveinzen, dat zijn administratie en kolonisten de inboorlingen van Algerië gedeeltelijk niet weinig hebben verbitterd en dat men dus voorbereid moet zijn op een oproer, als een tocht naar het westelijk keizerrijk, het laatste steunpunt van den Islam in het Noorden van Afrika, werd ondernomen. Of het militaire commando, zoo liet Jaurès weder zijn stem hooren, vleit zich met de hoop
de regeering mede te sleuren en haar voor een fait accompli te plaatsen, òf de toebereidselen der militairen tot een langdurigen, 200.000 man vorderenden en ettelijke honderden millioenen kostenden oorlog hebben met goedkeuring der regeering plaats en op haar bevel. Thans echter behoeft niemand zich meer
| |
| |
door opeenvolgende grensincidenten angst te laten aanjagen. Frankrijk heeft het niet langer noodig zich haastig te verzekeren van een gebied, waarop het vroeger om den voorrang strijden moest, doch hetwelk de nu gesloten conventie aan zijn invloed onverdeeld heeft toevertrouwd. Ook in dit opzicht werkt dus de gesloten overeenkomst vredelievend en militaire operaties zullen door de regeering te Parijs zelf allerminst gewenscht worden nu een langzame en veel zekerder pacificatie haar is toegestaan om haar invloed over het begeerde rijk uit te breiden. Het schrikbeeld eener herhaling van den Algierschen onderwerpingsstrijd met zijn langdurig verloop is thans voor goed geweken, spoorwegen en handelsconnecties zullen moeten medewerken tot het gewenschte doel. Een der eerste openbare werken, die van de te sluiten leening zullen worden bestreden, is een spoorlijn van Zuid-Oran naar Tandzjir en daarna zullen Fez en Tezza aan het Algerijnsche net worden verbonden, zoodat reeds alleen daardoor de grens meer in naam dan inderdaad zal blijven bestaan. Een protectoraat, een inbezitneming zal niet volgen, maar wel zal meer en meer, ongemerkt voortschrijdende bijna, Frankrijks invloed zich uitstrekken over den sultan en zijn hof en hem bijstaan in zijn moeilijke regeertaak in vooruitstrevenden geest. Dat men in Algerië over de verkregen oplossing tevreden is, spreekt wel van zelf en ook de Marokkaansche stammen schijnen al evenmin ongeneigd om den gunstigsten invloed van den gouverneur-generaal en zijn raad te erkennen en zich met Frankrijk te verstaan tot groot nut van land en volk. In Tunis het laatst heeft de republiek getoond de macht van koloniseeren te verstaan en in tegenstelling met Engeland wijselijk bereid te zijn aan zeden en gebruiken van volkeren en cultuur tegemoet te komen; geen twijfel dus of ook naar Marokko zullen de geschiktste personen worden gezonden, omdat dit van onberekenbaar nut is voor Frankrijk zelf. Zijn grondgebied in Afrika vormt
thans een kolossale, aaneengesloten en onderling goed verbonden macht en wanneer evenals naar de Tunesaansche zijde Algerië ook naar den Marokkaanschen kant geheel is ontdaan van den
| |
| |
beschermingsgordel, waaronder het nu nog gebukt gaat, zal, dank zij het onvermoeide streven van de koloniale groep der Kamer van Afgevaardigden en haren invloedrijken president Etienne, de kuststrook een productie- en exportgebied worden, dat veel ter markt kan brengen, omdat Marokko, wordt het landbouwbedrijf er eenmaal flink aangepakt, in zijn vruchtbaren bodem de kiemen voor elke bloeiende industrie en nijverheid in zich draagt. Het keizerlijk bolwerk van den Islam zal misschien geen onafhankelijk land blijven in den volstrekten zin des woords, het zal zijn oude karakteristieke, dynastieke regeeringsvormen en gebruiken moeten zien wijken voor Westersche instellingen, maar het zal in ruil daarvoor worden ontsloten voor de beschaving, worden ontwikkeld, begiftigd met spoorwegwerken en goede straatwegen; een orde en rust zullen er heerschen, die de romantische roovertooneelen niet meer dulden, maar die daarvoor geluk en welvaart aan die streken zullen weergeven.
Niet alles is opgelost op de wijze, gelijk wij verwachtten in het artikel, waarop dit naschrift slaat. Marokko heeft zijn onafhankelijkheid niet kunnen bewaren in de ware beteekenis van het woord: met de lijdelijke erkenning van het gesloten tractaat heeft het den eersten stap gezet op den weg, die tot den almachtigen invloed van een groote Mogendheid leidt. Maar wel verre van dit te betreuren, geeft deze oplossing reden tot tevredenheid, omdat in een land, waar de laatste crisis de onmachtigheid van den heerscher bewezen heeft om orde en rust te bewaren, thans een zachte hand de gewenschte veiligheid zal brengen tot bloei en geluk van het vruchtbare land, dat daarbij zijn eeuwenoude gebruiken en gewoonten behoudt. De vooruitstrevende gezindheid van sultan Abdoel-el-Aziz is bijna zijn noodlot geworden, slechts met moeite heeft hij de fanatieke gezindheid van een groot deel zijner onderdanen kunnen bedwingen. Frankrijk zal hem in dezen strijd een sterker ruggesteun verschaffen en daardoor het schilderachtige land der antieke zeeroovers, het zonnige keizerrijk der Moorsche
| |
| |
woestijnen mede doen leven in de rij der ontwikkelde volkeren op aarde. En vóór alles zij men het gedachtig, dat een netelige quaestie als de Marokkaansche tot eene zoo bevredigende oplossing is gekomen zonder wapengeweld, dank zij het wijs beleid van vredelievende diplomaten, die hier in het intens belang hunner staten zonder ophef zijn werkzaam geweest en zichzelf een triomf hebben bezorgd, die tevens een glorievolle en lichtende zege is geweest van arbitrage en ontwapening, van waarheid en recht.
Nijmegen, 24 April 1904. |
|