In het eerste is 't begin, in het tweede het eind alles eer dan jambisch.
Maar de heer van Suchtelen heeft dit zoo gewild. Dat hij even goed zuiver jambische verzen (zuiver volgens de oude school) kon maken, toont hij op iedere bladzijde. Indien hij dus verzen maakt als
Démons, démons uit mijn verborgenst zelf
dan doet hij dat zonder twijfel omdat hij dit mooier vindt dan b.v. te zeggen
O démons démons uit mijn heimlijkst zelf,
en de lezer die zijne vele schoone verzen wil genieten, dient zich daarbij neer te leggen, zij het onder protest.
Zoo is het ook met de geschiedenis. Er is geen twijfel aan of de dichter van Primavera weet zeer goed dat Nicias, de held, of beter, de hoofdpersoon van zijn drama, een Athener van zuiveren bloede is, zoo goed als hij b.v. weet, dat Lamachos reeds kort na 't begin van de Syracusische expeditie is gesneuveld; maar Lamachos sparend tot aan den val van 't Atheensche leger om hem dan met Nicias en Demosthenes te onthoofden, en Nicias herdoopend tot een uitgeweken Syracusaan strijdend tegen zijne eigene stad, zet de dichter de historie naar zijne hand, juist zooals hij het de jamben doet.
In mijne oogen is dat een vergrijp; maar ongetwijfeld denkt de heer van Suchtelen daar anders over. Gelijk het koor der Syracusaansche maagden zingt van de smarten der belegerde en verloste stad
Als waan, als waan, als rotsen van waan
Vergruiseld verstoven te loor gegaan,
zoo is voor den zanger van dit spel van den waan ook de geschreven historie weinig méér dan een symbool dat velerlei uitlegging verdraagt.
Maar niet slechts wat de feiten-geschiedenis aangaat, ook ten opzichte van den psychologischen ontwikkelingsgang wandelt de lezer van dit dramatisch gedicht in een Maeterlincksch schemerlicht. En ook dit heeft de dichter alzoo gewild. Meestendeels geeft hij slechts stemmingen aan, zelden werkt hij ze uit tot duidelijk gepraeciseerde gedachten, nooit tot in daden belichaamde wilsuitingen.
Op de stemming van zijn hoofdpersoon bereiden ons in de eerste scène Klymene, de zorgvolle hetaire van Nikias (in waarheid een zeer ongrieksche type), en Theron een platonicus