Onze Eeuw. Jaargang 3(1903)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 592] [p. 592] De Lethe. ‘Hoort gij den nachtegaal zingen Klagend in 't lage geboomt?’ Neen, maar het zonderlinge Lokkende lied, als daar stroomt. Het schuivende water tegen Den oever, het water dat loom Zacht ruischende doet bewegen Het riet langs den Lethezoom. ‘Maar hoort gij het droomzoete treuren Van 't nachtegalenlied En ruikt gij de rozengeuren En ziet gij den maneschijn niet?’ Ach, zingen de nachtegalen Nog immer het lied uit mijn droom? En glanzen de manestralen Nog steeds in den zilveren stroom? En geuren nog immer de roode, De vurige rozen zoo zoet? Maar dood zijn mijn droomen. Een doode Verlangt van het doode geen groet. Maar geef mij één dronk uit de Lethe, Den stillen vergetelheidsstroom, Opdat ik de geuren vergete, De kleur en den klank van mijn droom. U.E.V. Vorige Volgende