Onze Eeuw. Jaargang 2(1902)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 312] [p. 312] Winteravond. De grauwe hei smelt saam met grauwe lucht In 't fijn cantille-werk der bleeke berken, En 't braakland ligt in zwarte reuzenzerken, Waarlangs de Westenwind zijn doodsklacht zucht. Een late kraai loomt aan op zware vlerken En zwenkt naar 't hooge nest in trage vlucht; In verre verte gromt het dof gerucht Der zwarte stad, waar moede menschen werken. En 't avondt: 't grauwe duister spreidt zich breed, Vervagend en verdoffend kleur en lijnen, En alles zwijgt, - en 't wordt zoo stil, zóó stil... En de aarde ligt in 't vale nevelkleed, Een grijze, moede kranke, die haar pijnen In killen doodenslaap vergeten wil. G.C. HOOGEWERFF. Amersfoort. Jan. 1902. Vorige Volgende