Onze Eeuw. Jaargang 2(1902)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1001] [p. 1001] Sonnetten. Ik weet wel, dat ik trotsch ben, ach, ik zal Altijd hoogmoedig wezen, ook, wanneer Ik mij vergeving vragende verneer Voor menschen, ook wanneer ik nederval En ween, mijn schuld belijdend voor den Heer Met schuldbesef, dat bitter is als gal. Dan in mijn zelfverachting ben ik zeer, Zeer trotsch en zeer hoogmoedig - dan vooral. Want zou ik met het ongemunt metaal Van woorden, waar ik noode mee betaal, Vergeving vragen, zoo mijn trots verdroeg, In schuld te zijn? zou ik voor 't aanzicht Gods Zóó diep mijn schuld gevoelen, zoo mijn trots Niet altijd naar het allerhoogste vroeg? [pagina 1002] [p. 1002] Diep in mijn leven is een heiligdom, Waar niemand binnentreedt, waar mijn gedachten Niet binnen durven gaan, als ik met zachte Bevende schreden langzaam naderkom. Dan hef ik wel de oogen naar het dicht Gordijn en strek de handen vol verlangen, Maar grijp de plooien nooit en in mijn bange Handen verberg ik weenend het gezicht. Ik durf niet vragen, welke God het is, Dien ik aanbid maar nimmer durf ontmoeten, Maar Moeder! Jezus! als Uw beider zoete Naam door mijn ziel gaat, voel ik als gemis Mijn liefde, en dan naderen mijn voeten Het heiligste, dat in mijn leven is. U.E.V. Vorige Volgende