Onze Eeuw. Jaargang 1(1901)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 892] [p. 892] Strandidylle. Van Prof. Dr. J. Van Der Vliet. De groote zee is welgemutst en rolt, met vroolijk schat'rend stroomgebruisch, Zijn golflijn schuimgekroond melodisch naar de kust. De groote zon, die lacht en speelt, beschijnt, met vroolijk glanzend lichtgelaat, den witdoorlijnden plas en 't bruingeel oeverzand. Het strand is leeg, de zee is wijd, niets stoort den indruk van oneindigheid; slechts huppelt langs de grens van zand en zee, een kind. [pagina 893] [p. 893] Het roze jurkje opgeschort ze draaft, de beentjes bloot, met wapp'rend haar en schept in emmer klein den reuzenoceaan. Algroot de zee, algroot de zon, het wicht een stip in 't ruim, vorstinne toch, die 't watervlak doorwielt, ontleedt den zonnestraal. Vorige Volgende