[Ontmoeting 1963, nummer 6]
Kees Ouboter
Aan Kees Rijnsdorp, bij wijze van nabetrachting
Met een vriend, een mederedacteur, ben ik die vierde maart 1964 naar het Muiderslot gereden, waar je na jaren moedig en nederig en onverzettelijk werken eindelijk de prijs op het onderdeel literaire critiek voor al dat werken uitgereikt hebt gekregen, in een historische omgeving, moeizaam in stand gehouden, bij clavecimbelspel, wat onbedoeld aan je muzikale achtergronden herinnert, door een netwerk van rationele en historische overwegingen heen van daarom en daarom kreeg C. Rijnsdorp de prijs.
Er is een programma uiteraard, alles verloopt stelselmatig en precies, zodra we de zaal gevonden hebben - voordien zijn we in het slot misgelopen, verdwaald, tussen werklieden die wat aan het restaureren zijn -, er is een uitgelezen gezelschap van mensen die enig gewicht in de schaal werpen, van familie en vrienden.
Mijn gedachten dwalen af. Nauwkeuriger gezegd: het is geen afdwalen, geen verstrooid raken, het is een weggetrokken worden naar een tweede front. De muziek helpt een handje mee. Het contrapunt is bij heel deze officiële bezigheid minstens even belangrijk als de melodie op de voorgrond. De melodie is het jury-rapport, een beetje ambtelijk en stijfjes maar wel precies, zo zou je het zelf ook gedaan hebben. Het contrapunt is het geleefde leven, van hieruit alleen waargenomen door invallen en brokken emotie. Nooit geheel en totaal. Zo kent alleen de Heer je.
Er heeft in jouw tijd, en ook in de mijne met bijna 20 jaar verschil, een theoloog, een prediker gewerkt, wiens naam verbonden is aan een serie theologische vlugschriften Zwischen den Zeiten. Je hebt je tegen zijn invloed, die over mensen heen vaak vervormd tot je kwam, duchtig geweerd, je hebt het barthianisme bestreden. Vanzelfsprekend rept het jury-rapport daarvan niet, het is niet algemeen genoeg, het is alleen aan insiders bekend. Ook waaròm Rijnsdorp zich verzet heeft. Hij had wat argwaan ontwikkeld jegens elke theologie, uit welke hoek ze ook kwam en komt. Energieverslinder is de theologie en is daarin - het beeld is van mij - niet helemaal ongelijk aan de neurose.
Je verdacht de geestdrift, ze kan in dit land blazen als een noord-ooster in de winter.
Zwischen den Zeiten, het zou een dichterlijk symbool kunnen zijn. Het is meer dan theologie. Hoe is deze barthiaanse formule, helder als een gongslag, ook in jouw leven tot werkelijkheid geworden. Het vooruitlopen, het achteraankomen, zijn de twee levenswijzen die gezamenlijk het zwischen den Zeiten bepalen. Hoe ligt de worsteling om de eenheid van die beide uitgedrukt in