| |
| |
| |
Jan D. 't Lam
Profeten over en weer bij wijze van gesprek
In deze rubriek willen we het gesprek op gang brengen over literaire onderwerpen. Behalve het feit dat het voor de lezer een prettige vorm is, komt het ons voor dat het gesprek juist in een tijdschrift op zijn plaats is.
In dit geval neemt een van de gesprekspartners, de aangesprokene, een denkbeeldige plaats in.
Voor A. de Kool.
Wat had ik beter kunnen doen dan dit tweederangscafé binnenstappen, om hier zittend achter een gammel tafeltje en een koffie-allemachtig het een en ander dat ik op het hart heb, onder woorden te brengen. Nietwaar, zo hoor je te beginnen.
Om mij heen zitten de mannetjes, recht tegenover me aan de leestafel 't wat zachter lichaam van de lezende vrouw. Met een koude tocht waait nog een lichaam binnen, het harde lijf van de onuitroeibare middenstander, de geldtas om de schouder. Hij heeft het koud deze man: (Op het eerste gezicht een bakker, voor God en vaderland in de weer tijdens de advent.)
Mijn verblijf hier is niet willekeurig, nota bene, ik heb een zeer duidelijke reden voor mijn aanwezigheid in dit lokaal. Dit zeg ik maar even om de ethici onder ons gerust te stellen. Mijn vrouw is namelijk voor de maandelijkse kontrolebeurt op het spreekuur bij de vroedvrouw. (Bezig als wij toch altijd zijn.) Wel wil ik dit nog zeggen: het blijkt bij nader inzien een meesterlijke vergissing.
Hier zit ik dus, wachtend op mijn vrouw en onderwijl probeer een onverschillig woord van droefheid te bedenken dat ik de lezende vrouw zal aanreiken. Misschien zal ik haar, als het wachten lang duurt, begeren. Misschien is er een godvruchtig man onder ons, die bijtijds zal opstaan om te getuigen van de askese. Wie weet, is het de bakker met zijn innemend bedroefde oogjes, zijn zorgzame handen, getraind in allerhande mythologische bedrijvigheden.
Voorlopig gaat het ons zoals we hier zitten, kennelijk om niets anders dan om wat we doen: Zoals daar is het zitten en konsumeren; het gesnuffel van een enkel woord; en niet in het minst de warmte van kachel en samenzijn. Het blijft om deze dingen gaan, waar je ook de voorkeur aan geeft: De vrouw, de bakker, Sint-Nicolaas of Kerst.
Stel ik mezelf voor de keus dan geef ik de voorkeur aan eerstgenoemde. Godsdienstig als ik bovendien ben, neemt Sint-Nicolaas voor mij een zinniger vorm aan dan Kerst. Het blijft 5 december gaan om menselijke, d.w.z. tastbare
| |
| |
vormen van sympathie. Een parodie aangeboden in de verpakking van het rijm wekt met dat al geen haat en verderf. Want onze gevoelens, zijn Godzijdank op deze dag niet verheven en onverbiddelijk, maar echt en bruikbaar voor het samenleven. Bij dit al realiseer ik me dat de haat van de reactie in de vorm van een geloof in de strip-tease evenzeer onbruikbaar is. Wanneer men zich het onverbiddelijke keurslijf van het lijf trekt, omdat men meent zo beter te kunnen bewegen en men gaat zich dan bovendien bewegen, is het een andere zaak. Maar in extremisten geloof ik niet.
Nietwaar, beroepspredikers, intolerant en monomaan als ze zijn, ruilen de werkelijkheid in - d.w.z. zichzelf - voor een mythe en binden de strijd aan met een soort allesoverwinnende, niets ontziende, Ivanhoe-pathos, òf met bijbel - òf met schuttingwoorden. Je merkt, in dit verband scheer ik de religieuzen en de wiphanen over één kam. Een van de weinigen die beide, bijbelen schuttingwoorden, goed gebruikt, is m.i. Van het Reve. Een werkelijk serieus nouveau réaliste. Dat wetmatig gedoe van vele Pop.-artists is me al te doorzichtig, te onalledaags, te dogmatisch. Maar ja, ook zij stammen uit domineesland. Hip of Square, verkoren of verdoemd, het is in de meeste gevallen een kleinburgerlijk soort snobisme der uitverkiezing. In ieder geval, ellendig gedoe. Je hoeft maar a. te zeggen en de ander vult het alfabet van wie en wat je bent en denkt wel even in. (Dezelfde naargeestige, methode om abonnees te winnen.) Ik hoef maar te zeggen dat ik geloof in de God van de Rabbijn van Nazareth en men is er als de kippen bij me te rubriceren. Ga maar na wat voor halsbrekende toeren er nodig zijn om de levensbeschouwelijke definitie die voorgangers aan dit tijdschrift gaven van je af te werpen, ook al wens je nog zo nadrukkelijk geloof en systeem te scheiden.
Jij bent atheïst zoals je zegt, maar met dat al is het verschil tussen ons toch minder essentieel dan je wel zou denken. Misschien verbaast het je daarom te meer dat ik me bij een blad als Ontmoeting heb laten betrekken. Een duidelijke verklaring kan ik daarvan niet geven. Uit dit gesprek kun je zelf wel iets opmaken, hopenlijk iets meer dan een zekere agressiviteit waaraan ik gehoor zal blijven geven, zolang extremisten als Algra, Estoban Lopez, etc. de sympathie van de goegemeente hebben. Duidelijker wil ik niet zijn, omdat duidelijkheid naar mijn idee nu eenmaal een extreme karaktereigenschap is.
Op dit moment vervult de ober een wens: Ik heb dorst. Hij draagt een hemelswitte mantel. Zeg mij, wat is het verschil tussen Persil, Hysop of Genade. De specialisten staan al met een duidelijk antwoord klaar, laat hen zwijgen, zij wensen alleen in hun eigen sop te koken. Zij kunnen er niets aan af of toedoen, de werkelijkheid is een vraag en elk antwoord zal een vraag blijven. Ik drink dankbaar uit het glas dat de ober voor mij heeft neergezet. Hoe dan ook, zijn mantel is ongelooflijk wit.
Wie zich wil opwerpen tot strijder tegen de zinloosheid, heeft mijn zegen. Ik zal een dronk op hem uitbrengen, ook wanneer hij als criticus de levensbeschouwing die uit een bepaalde roman spreekt tot mikpunt neemt. Ik ben er
| |
| |
stellig van overtuigd, dat levensbeschouwing en romankunst alles met elkaar te maken hebben. Maar het onderscheid in christelijke-, socialistische- en klootjes-literatuur, is geen bruikbaar onderscheid. Men moet de zaak niet op zijn kop zetten. Laat men de zaken terugbrengen naar zijn gewone proporties van alledag. Wat is levensbeschouwing anders dan het besef dat de dag jouw dag is om vervolgens morgen een bepaalde samenhang te ontdekken of niet, dat kan ook. Het is geen aftreksel van een of andere slimme theologie, maar het zijn doodgewone feiten die zich in je bundelen of beter gezegd zich tot je persoonlijkheid bundelen.
Alle dag wordt gebruikt als illustratie van een beschouwing. De auteur stapt te pas en te onpas zijn verhaal binnen en kommentarieert: Lieve lezertjes, dit bedoel ik: Zie hoe de wereld teken is van zonde en verderf. Het aloude liedje van de toverlantaarn. De lieve lezertjes weten hopenlijk wel beter (behalve Algra, maar die leest dan ook niet), de wereld ís werkelijkheid.
Al heeft de moderne roman geprobeerd deze levensbeschouwelijke romantiek van zich af te werpen en ging de Amerikaanse feitenroman over tot het journalistieke verslag der handeling, een wezenlijke verandering is er toch niet van gekomen. Of men nu toeziet vanuit een mythe of registreert zonder meer (althans net doet alsof), het blijft een zienswijze van buitenaf.
Nu zul jij er wel tegeninbrengen dat het allemaal niks geeft, als er maar goed wordt geschreven. Natuurlijk, maar er zijn omstandigheden die goed schrijven in de weg staan. Ik wil dan ook geen levensbeschouwing afwijzen, omdat ze anders is of omdat het onzin is; (waarom zou je geen onzin mogen zeggen, nietwaar, Mulisch is ook een goed schrijver). Ik zou daarbij wel een levensbeschouwing op zijn werkelijkheidsquotient willen testen. Uiteindelijk is de roman er een werkelijkheid van.
Als de jongste romanschrijvers een andere roman schrijven, dan verleggen ze de raakvlakken van buiten- en binnenwereld. Ze proberen die vlakken zelfs te overlappen. Zodra een van de raakvlakken wordt losgelaten en b.v. alleen vanuit de mythe wordt gesproken, dan krijgen we zo'n ééndimensionaal geval, dat onverstaanbaar en onnavolgbaar is. Een extract waaraan de al of niet christelijke z.g.n. getuigenisroman grenst. De bijbel, weliswaar geen christelijk, maar een Joods boek, is een duidelijk voorbeeld van een in literair opzicht samenbrengen van historie en mythologie, van buiten- en binnenwereld.
Al met al blijft het de persoonlijkheid van de auteur (per slot van rekening is dat werkelijkheid) die borg staat voor de roman. Maar te veel romans zijn blijven steken in een bedilzieke preektoon, òf onleesbaar door de wijsgerigheid van al die wijsneuzen die aan en af draven bij hoeren en andere liefdadige instellingen òf onontwarbaar bij gebrek aan levensbeschouwing, ondanks het lapmiddel van de ik-vorm.
We zullen het wel met elkaar eens zijn, dat een boek als ‘Op weg naar het einde’, zijn kracht toch in de allereerste plaats dankt aan de persoonlijkheid van Gerard van het Reve. De opmerking dat dit werk een nieuw genre zou
| |
| |
zijn, is een uitgeversvondst. Er wordt de laatste tijd in feite niets anders geschreven dan bekentenisliteratuur. Het verschil tussen ik-vorm, monologueintérieur en briefvorm is niet zo groot. Alleen Van het Reve doet het goed. Zijn taal heeft alle rhetorische kenmerken: de geliefde schuttingwoorden, de kanselslogans voor zover ze in kerken verloren gingen aan opschriften op wijwaterkwasten en-of aan de goedgemutste toonaard van de rustende middenstand, gebruikt hij herhaaldelijk. Door het persoonlijk, taalkundig gezien ironisch gebruik ervan, krijgen ze weer betekenis. Enerzijds algemeen, anderzijds betrekkelijk heeft zijn taal een meerzijdig karakter: door ironie bezielde rhetoriek. Men zou ‘Op weg’ een getuigenisroman kunnen noemen, maar dan niet van een absolute waarheid of van een homosexuele eenkennigheid; het boek getuigt van persoonlijkheid, d.w.z. de werkelijkheid van homofiele erotiek en godsdienst. Van het Reve vlucht niet in romantiek, projecteert zichzelf geen hemeltjelief voor of een platonisch wimielief, maar zoekt heel alledaags de liefde. Zijn verhalende episodes zijn geen illustratie van een bepaalde religieuze beschouwing. Hij maakt het mee: zijn leven ís godsdienstig. Hoewel hij uitgesproken journalistiek begint, enige nonsens verkoopt over Grillet, in ieder geval geen ander argument voor zijn opmerking weet te vinden dan het feit dat hij Grillet onleesbaar vindt, stijgt brief na brief het verhullende, dramatische element. Men krijgt al lezende de indruk dat de ernst van dit werk groot is. Op weg naar het einde met het geloof dat de Liefde zal zegevieren. Paulus en Simeroni getuigden er reeds van. Hij maakt geen reklame voor Liefde en Naastenliefde, maar onderkent er op zijn manier de betekenis van. Uit dit werk blijkt dat levensbeschouwing een verkeerd woord is voor het begrip levensbewustzijn. Maar dat wisten we al lang, wat weten we trouwens niet al zo lang. Uiteindelijk is ‘Honest to
God’ net zo min als ‘Op weg’ een revolutionair geval. Het inzicht dat v.h. Reve heeft, leeft bij veel mensen, evenals de vorm van het gesprek dat hij kon. In ieder geval, hem Zij de eer; ik ga nog even door en ik bestel een glas bier. Hier in dit lokaal is op de bakker na nog iedereen aanwezig. Hij vervult wederom zijn plichten. Wij blijven om wat voor reden dan ook achter en communiceren. Met een blik of een enkel woord tasten we elkaar af. Het is een gewijde plaats; zolang we blijven is er kans en hoop en liefde. Let op, de vrouw aan de leestafel staat op en loopt naar de juke-box. Terwijl ze langs me gaat, kijkt ze me een ogenblik aan.
Dit kan het begin zijn en er is weinig fantasie voor nodig om het slot te raden. Alleen moet ik toegeven dat ik het rot zou vinden voor mijn vrouw. Je merkt het bewustzijn dat orde onderscheidt, maakt het zoogdier dat ik ben, gecompliceerder. Ik begin zelfs te overwegen definitief van de vrouw af te zien en dat wil wat zeggen: ze is niet onaantrekkelijk en heeft buiten al een duidelijk lichaam. Het is altijd weer hetzelfde liedje. Ondanks haar hoge leeftijd blijft de Profetes Marlene Dietrich spreken: Wir sind vom Kopf bis Fuss auf Liebe eingestellt. Zo is het: Van het Reve als homo-sexueel, Algra als hetero- | |
| |
sexueel. De een als christen homosexueel, de ander als christen heterosexueel. Of als boeddhist-, atheïst- en weet ik veel voor zus en zo sexueel. De waarheid, laten we zeggen de werkelijkheid is wel erg genuanceerd. Ieder voor zich in zo'n elektroon of nuance en zoekt op zijn wijze z'n deel in het geheel. Ik ben getrouwd en daar marchandeer ik niet mee.
Nu zijn we uitgepraat, ware het niet dat er elementen bestaan, die alle gevoel voor verhoudingen missen en met een heiliger-dan-gij allure hun goede zeden menen te moeten bewaren. Daar zal geen zinnig mens natuurlijk iets op tegen hebben, integendeel, alleen de autoritaire toon waarop een dergelijke kritiek wordt uitgesproken, heeft al te vaak tot gevolg dat intelligentie plaats moet ruimen voor extremisme.
Ter zake: Estoban Lopez neemt Jan Wolkers onder de loep. Daarbij draagt hij nog, getuige een fotoafdruk, een bril. Hij schijnt wel bijzonder bijziend te zijn of gewoon schijnheilig, dat kan ook het geval zijn, maar dat is moeilijker te ontdekken. Mondhoeken schijnen daarbij een belangrijke rol te spelen, maar die gaan in dit geval schuil achter een baard. Hij heeft zodoende het aanzien van een profeet, een reden te meer op je hoede te zijn. Tenslotte kan uit deze gegevens ook de uitdrukkelijke wil spreken Wolkers werk nauwkeurig en zeer genuanceerd te onderzoeken. Laten we eens zien: Lopez vindt dat Wolkers bang is voor het leven. Nu vindt hij dat niet erg voor eventjes - dat is alleen maar voordelig voor de loutering, maar Jan blijft het. Zeer scherp gezien. Wolkers is bang, is een stier, is ongenuanceerd, zoals een stier betaamt overigens. Wolkers komt in ‘Kort Amerikaans’ niet tot klaarheid. Inderdaad, daar gaat het boek over. Wolkers heeft zo zijn reden om het tenslotte niet met een meisje, maar met een tors te doen. En daartegen protesteert Lopez, nota bene in het blad van de vereniging voor hervorming van sexueel Nederland.
Als hij ethisch wil doen, akkoord, maar dan ook echt. Niemand zal zijn conclusies op zichzelf onjuist behoeven te vinden, maar de argumentatie... - enig genuanceerd denken en dat is voor Lopez naar zijn zeggen het uitgangspunt, veronderstelt dat conclusies bepaald worden door de argumentatie en niet zo maar op zich zelf kunnen staan - ... maar de argumentatie demonstreert in dit geval door afwezigheid al te veel. Lopez moet dit grondprincipe van de ethiek toch op zijn minst in acht nemen: Iedereen heeft het recht er zijn eigen problemen op na te houden. Wolkers verhouding met de tors is uiteindelijk een doeltreffend beeld, waaruit blijkt dat hij niet tot een werkelijke aansluiting met de omgeving in staat is. Dat betekent de dood, een feit waarmee hij zijn boek dan ook laat eindigen.
Bij een andere wijze van kritiek plegen, kan men ontdekken dat Wolkers werk - wanneer men een vergelijk treft met de categorie roman waarin schokcliche's gebruikelijk zijn en in plaats van hoog verheven gevoelens werkelijke sexualiteit op de voorgrond staat, een eigen kracht heeft. Ongetwijfeld Wolkers is ongenuanceerd, maar dan toch op een zeer persoonlijke wijze. Alleen gaat Lopez negatiever te werk (hij zal wel een van hen zijn die weet wat nega- | |
| |
tief precies betekent). Hij vraagt zich af waarom Wolkers boeken zo goed worden verkocht. (Beter dan de zijne?)
In hoeverre Wolkers een eigen weg gaat, is een vraag die men kan beantwoorden, wanneer men boek voor boek volgt. In het eerste werk staat het verzet tegen die onverzettelijke, vierkante tafel der Calvinistische wet voorop. Wat dit verzet oplevert, een boksnummer alleen of daarbij ook een andere bewegingsvorm, is een zaak die niet uit wat korte verhalen en een roman valt af te lezen. Een ontwikkeling naar een vorm die nuance en detail wil onderkennen, bestaat er overigens wel degelijk. Onze profeet is met zijn kritiek te vroeg. Bovendien kan men ternauwernood over kritiek spreken, want Lopez protesteert in zijn artikel, omdat hij vindt dat Wolkers ten onrechte populair is. Niet omdat Wolkers slecht schrijft, maar omdat hij ongenuanceerd is en daarnaast bang voor het leven, van je amen, glo...
Nogmaals, wanneer men bij het bedrijven van kritiek levensbeschouwingen wil betrekken, zal ik geen bezwaar maken. Maar onverdraagzaamheid verbergen achter ethiek is al te bar. Het moet me van het hart dat Rijnsdorp in zijn onmiskenbaar levensbeschouwelijke kritiek, daarentegen een bewonderenswaardig gevoel voor verhoudingen weet te bewaren. Bij voorbaat een gesprek, (een roman) afhouden zoals Algra deed bij Van het Reve, is kortweg banaal.
Genoeg, mijn vrouw komt binnen. In haast nog even dit: De meest typerende vergissing die je maakte, is mij wereldvreemd te noemen. Ik voer immers geen pleit voor roman- en kritiekvernieuwing. Ik hou me bovendien verre van de religieuze ruimtevaart. Als God bestaat dan is hij hier op aarde. Dat maakt dat het woord levensbeschouwing voor mij een alledaags gezicht heeft. Godsdienstig of niet, het blijft gaan om kleding, voedsel, communicatie. Kortom om leefbaarheid. Verschil in levensbewustzijn geeft geen aanleiding tot woordenstrijd, al schijnt dat in religieuze kringen zo te moeten zijn, maar het is de aanzet tot een gesprek.
Op dit moment knoopt mijn vrouw haar jas los. Ondanks de camouflage van kleding is haar dikke buik zichtbaar. Onloochenbaar de werkelijkheid daarom, God zij dank, (ze is mijn vrouw, VROUW zogezegd) een hoopvol teken.
|
|