nog precies zoals je het had achtergelaten. Maar tegenwoordig stelen ze als raven, mijnheer. Je kunt ze niet meer vertrouwen.
Vanuit zijn ooghoeken zag de bezoeker de verminkte arm met zijn fladderende manchet driftig heen en weer bewegen. Hij vroeg zich af wie deze weerzinwekkende massa porselein verzameld had: de man of zijn vrouw.
Er zijn ook geen echte koningen meer in de wereld, zei de man heftig. Vroeger had je koningin Victoria. Die had tenminste karakter. Maar tegenwoordig danst koningin Elisabeth met zwarten. Stel je voor. Had je dat vroeger ooit kunnen denken?
De bezoeker prevelde iets dat een ontkenning moest betekenen. Waarschijnlijk klonk het niet overtuigend genoeg. De man zweeg abrupt en keek hem doordringend aan. Toen vroeg hij plotseling op vertrouwelijke toon:
Heb je verstand van oude schilderijen, mijnheer? Ik heb hier een prachtig exemplaar hangen. Meer dan vierhonderd jaar oud.
Hij stond op uit zijn stoel en liep naar een hoek van de kamer. De bezoeker volgde hem. Aan de wand hing een in steendruk uitgevoerd portret van een victoriaanse vrouw, in een beschimmelde zwarte lijst. Het gezicht van de vrouw was nog in oorspronkelijke staat, maar haar schouders en borsten waren bedekt met een laag brokkelige waterverf van een onbestemde grauwe kleur.
Meer dan vierhonderd jaar oud, mijnheer, zei de man triomfantelijk. Kijk maar naar de verf.
Hij nam het portret voorzichtig van de wand en liep er mee naar het raam. Hier, wenkte hij met zijn armstomp. De verf is gebarsten van ouderdom.
Over de schouders van de man heen keek de bezoeker naar buiten. De zon brandde op de dorre klipachtige berghellingen. Vlak bij een paar aloëstruiken liep een Zoeloe-meisje, een grote kleipot op haar hoofd. In de verte kwamen drie ezeltjes aan, zwaar beladen met zakken en aangedreven door een paar vrouwen wier stemmen hier al te horen waren. De tijd scheen hier stil te staan. Plotseling kreeg de bezoeker het gevoel dat hij terecht gekomen was in een merkwaardig goed geconserveerd stukje verleden, in een victoriaanse enclave, die op onverklaarbare wijze niet was overspoeld door de branders van de tijdstroom.
De man veegde behoedzaam met zijn manchet over het glas dat het portret beschermde.
Ik zou wel eens willen weten hoeveel het waard is, mompelde hij. Oude schilderijen zijn kostbaar, nietwaar? Heb je er enig idee van hoeveel het kan opbrengen?
De bezoeker schudde langzaam zijn hoofd.
Neen, zei hij peinzend, niet het minste idee.
Het scheen alsof de man uit een droom werd opgeschrikt.
Niemand heeft er verstand van, gromde hij. Maar ik begrijp het wel. Ze proberen me ertussen te nemen. Ze wenden onverschilligheid voor om me te laten