J.N. Voorhoeve te Den Haag gaf uit: ‘Boven de nacht staan de sterren’ (z.j.) en over dit boek heb ik me zeer verwonderd. Omdat ik als regel de flap eerst maar niet lees (die is zacht gezegd maar betrekkelijk) en begin waar ik ‘Hoofdstuk I’ zie staan, dacht ik aan een vertaling uit het Noors of het Zweeds van het werk van een ervaren auteur door iemand die de vreemde taal beter beheerst dan het Nederlands. Ik heb echter slechts één naam gevonden: Martha Feldhoff. Welnu, ze is bijzonder fijnzinnig, zeer intelligent, ze schrijft zeer boeiend en ze voelt bijzonder goed aan wat het begrip compositie eigenlijk inhoudt. Maar haar Nederlands - hoe is het mogelijk - is erbarmelijk.
Eigenlijk draagt haar uitgever Voorhoeve ook schuld. Dit boek was inderdaad waard uitgegeven te worden, maar zou er werkelijk niet iemand te vinden zijn geweest, die het nog eens op grammaticale en stylistische ongerechtigheden wilde doornemen? Want dat zou deze roman evenzeer waard zijn geweest.
‘Jantje de schoenlapper en zijn Weens kiendje’ en ‘De man met het Jan Klaassenspel’ van Coolen zijn in tweede druk als nr. 75 in de Nimmer Dralend-reeks verschenen. Twee dingen vallen op: Hoever men nu van deze literatuur af staat. Maar niet minder: Hoe knap dit werk toch eigenlijk is in al zijn schijnbare eenvoud. En doorlezend valt dan de afstand weg, realiseert men zich hoe idioot men soms tracht al jachtend zo'n beetje bij te houden wat verschijnt, in plaats van om te zien, terug te grijpen en opnieuw te genieten.
Bij Nijgh en Van Ditmar verscheen: ‘De schrijver en de commissaris’ van Georg Paloczi - Horvath, met een inleiding van S. Vestdijk. Het boekje behelst de trieste geschiedenis van het literaire leven in enkele communistisch geregeerde staten, beschouwingen over littérature engagée in het algemeen, meer in het bijzonder over communistische literatuur. Daarnaast en vooral onthullingen over wat de schrijver wedervaart die beantwoordt aan zijn functie, nl. die van het geweten van de massa, die dus weigen te zwijgen of zich te laten dirigeren. ‘Duizenden zijn gedood, tienduizenden gevangen gezet’. Het boekje heeft echter evenzeer iets bemoedigends. Het vertelt bijvoorbeeld hoe in 1953 na de dood van Stalin allerlei publicaties verschenen van Russische schrijvers, die blijk gaven dat ook bij de jongeren, bij mensen dus die van hun geboorte af onder het communisme hadden geleefd, een ingeschapen drang naar wezenlijke vrijheid bestond, die zich uitte zodra de druk maar een ogenblik lichter werd.
En in de B.B.B.-reeks (Boeken bij de Bijbel en niet Marshall's bedorven broer van de bisschop die, vervelend genoeg voor Bosch en Keuning, ook als B.B.B, wordt aangeduid, maar dat is een ongelukje waar je niets tegen kunt doen) in die reeks dan, verscheen ‘Geloof en wetenschap’ van L. Kalsbeek, maar dit boek is niet in de eerste plaats een confrontatie van de ontdekkingen op het terrein van de natuurwetenschappen met de leerstukken van het Christendom, in de trant van Desauer of een beschouwing over de Chardin, maar een eerste kennismaking met de wijsbegeerte. Het boekje is zo eenvoudig geschreven, dat ook een middelbare scholier het gemakkelijk zal lezen. Een zeer uitvoerige literatuurlijst geeft duidelijk aan dat het niet de bedoeling van de auteur is, dat zo'n scholier of een andere lezer het hierbij zal laten, maar dat, in tegendeel, gepoogd wordt belangstelling te wekken en lust om door te gaan.
J.E.N.