Ontmoeting. Jaargang 16(1962-1963)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Frédérice Kalmijn Lage Vuurse (Uitgezonden op 31 januari in het Nationaal Programma door de N.C.R.V.) Om deze tijd, begint er de nacht. Nooit helemaal donker, nooit helemaal stil. De steden kloppen door en het water blijft praten. Het land is een levend lichaam met adertjes van licht. Hier en daar herademt een bos. Eén er van, ligt midden in het kloppende landlichaam als een wak van stilte. Dit bos is uit de tijd. Morgen is er nu al een herinnering. Neem nu dat huis, achteraf voorspelt het nog de toekomst. Een bos, je kunt het horen, het geeft geluid. Je kunt het proeven, lekker bitter. De smaak van groen, brons, bruin. Voel je de kille adem van de door mollen bewerkte grond? Als je er de houtduif en de woudduif en de koervogel en de houtsnip wilt betrappen, vliegt er soms een grote vogel op met het geluid van een holle trom, niet bepaald om de mensen te verzoenen. En er is dus een huis, veilig voelen en toch een bos hebben, vol bomen en takken, vol takken en bladeren als kindertjes bewegelijk. Ooh, en snachts worden alle kleuren één kleur, je kunt er dan alleen nog maar slaapwandelen. De harde struiken groeien om het water heen en sluiten het in, oorlogje spelen en toch tegen elkaar praten. Zolang het water stilstaat zegt het bijna niets. [pagina 153] [p. 153] De steden. Hoeveel mensen zoeken hun eigen verhaal bij anderen? Ze kruipen met hun zieke verhalen bij elkaar als kraaien in een boom. Hier, in deze zachte plantengroei zijn de mensen niet. Dit is de fontanel van het landlichaam. We zagen alles wat gewoon is, maar mooi wordt als je er naar kijkt en weer gewoon als je weg bent. Abcoude bladeren als kindertjes bewegelijk vlak boven het water dat er rustig groen onder blijft van tijd tot tijd schuift een witte boot voorbij het terras waar parasols hun ogen uitkijken een torenklok slaat de zomernamiddagzon in zijn laatste kwartier Vorige Volgende