Barbara moet in die tijd een klein donker meisje zijn geweest, dat is ze nog, want veranderen doet ze niet. Barbara vandaag, Barbara morgen, het is altijd hetzelfde.
Ik begrijp best dat ze die nacht dat Ane zijn trio afmaakte voor hobo, celesta en tam-tam en Abbe op een brug stond, ik begrijp best dat Barbara die nacht alleen was, zoals ze Beri later vertelde toen deze haar er naar vroeg.
Er was een tekening aan de muur, het enige wat opgehangen was. Hij zat onder glas en stelde voor het magere gezicht van een man, geelbleek, maar dat leek misschien maar zo, door het petroleumlicht. Zijn wenkbrauwen liepen van zijn neuswortel af schuin naar beneden. Veel lager in zijn gezicht waren zijn lippen hieraan evenwijdig. Over het hele portret liepen vertikale donkere strepen.
Na drie dagen dreef het onweer af. Alleen nog weerlicht boven de stad. Het werd tien uur in de avond. Zou Abbe nu zeggen, ik moet nog even weg, dag, tegen Maud?
Beri had het werkelijk niet gewild. Deed ze niet alsof ze die hele afspraak vergeten had? En toch heeft ze het gedaan, ze pakte een fiets, het spatbord rammelde en de lamp zette ze uit.
Onder de toren waaide het hard. Er was niemand. Het hele plein was trouwens leeg.
Ze heeft haar lantaarn weer aangezet en naar wie anders kon ze rijden dan naar Ane? Ane hield op met pianospelen toen Beri binnenkwam en lachte een beetje, tot hij zag dat Beri helemaal niet lachte.
Wat is er? Wat heb je? Hij trok haar jas uit en bleef er mee in zijn handen zitten, ergens waar Beri hem niet zien kon en begon te praten, maar niet tegen Beri, zodat Beri ook geen antwoord hoefde geven.
Ik heb het altijd wel geweten dat jij ook zo bent. Hàhà, zei Ane, en, weet je nog wel, die onbewaakte overweg vlak bij ons huis, met een rood knipperlicht en een rinkelende bel? en terwijl Beri aan Abbe bleef denken, zag ze werkelijk, zonder het te willen, het spoorland weer voor zich, zoals het geweest was, met het wuivende gras en de seinpaal waar met ijzeren draden aan getrokken werd door, ja door wie? Ane ging verder, en altijd als er een trein aan kwam wilde ik door lopen, er onder. Het bleef even stil toen zei hij, ik wist wel dat jij ook zo was, hàhà. Hij was opgestaan met de jas nog in zijn hand. Maar Beri luisterde al niet meer, want ze moest ineens denken dat Abbe misschien wel bij Maud was gebleven, als een kind bij zijn moeder, en Beri lachte tegen Ane, maar nu lachte Ane niet terug en toen Beri dat zag hield ze ook op met lachen.
In de grote stad woonde de vader en grootvader van Beri. De grootvader had wit haar dat laag in zijn nek krulde tot onder zijn kraag. Als Beri bij