gewonnen was. Een stond recht. Rekte de stramheid uit zijn ruggegraat en geeuwde luidop. Hij kwam tot bij de jongens en vroeg een sigaret. Ongegeneerd. Gery zocht in zijn pakje, onder de indruk van de zelfzekerheid die van de duitser uitstraalde. Deze maakte een gebaar met het hoofd in de richting van het geluid:
‘Sie kommen wieder.’ Gery haalde de schouders op.
‘Ze zitten nog overal. De weerstandsnesten worden uitgeroeid.’ Op dit ogenblik geloofde hij in zijn woorden. Zijn zelfvertrouwen kwam terug.
‘Ga naar je plaats,’ zei hij.
De duitser ging zitten op de lange bank rechtover de drie jongens. Gery kon zijn adem ruiken.
‘Het was slechts een list toen ze wegtrokken. Langs daar gaan ze weg, langs ginder keren ze weer.’ Hij wees met de vinger de richtingen aan. Grijnsde tussen de sterke, gele tanden.
‘Der Krieg ist noch nicht fertig. Er zijn enkele lafaards onder. In elk leger zijn lafaards. Maar het gros van het leger is nog gaaf.’
‘Waarom liet jij je vangen?’ vroeg Freddy.
‘Beter een paar dagen krijgsgevangen dan voor altijd onder de grond. Het is niet de eerste keer dat ik gevangen word genomen,’ blufte hij. Dan hief hij het hoofd om te luisteren naar een nieuw salvo. Hij keek in de lucht en Gery verwachtte dat hij luidop zijn genoegen zou te kennen geven. Als na een geslaagd nummertje in het vuurwerk.
‘Ga naar je plaats,’ wou hij weer zeggen, maar na het nieuwe salvo was de stilte plots zo diep gevallen dat hij vreesde haar te zullen beroeren. De stilte was een kostbare kristallen vaas en elk geluid kon haar aan scherven laten springen. Toen hoorden zij stappen over het marktplein. Vlugge stappen als van iemand die in doodsangst vlucht. En gebonk op de poort. Het klonk schrikwekkend in de grote, lege hal.
‘Ze zijn terug,’ hijgde de bode. ‘Ze hebben A neergeschoten. Op de kaai. Maak je weg. Ze komen naar hier toe wanneer ze weten dat hier gevangenen zitten.’ Gery rilde. Poogde zijn evenwicht te hervinden door diep de koele nachtlucht in te ademen. Toen de andere wat tot kalmte was gekomen deed hij het relaas van de inval. De duitsers hadden urenlang aan de andere zijde van het kanaal gestaan met een paar lichte kanonnen. Af en toe een schot lossend, tastend naar de sterkte van de verdediging. Tenslotte waren ze in volle vaart de brug overgereden, wild om zich heen schietend, het salvo dat zij hadden gehoord. Een verloren kogel had A gedood. De duitsers hadden niet gestopt, waren doorgereden naar het andere eind van de stad en Syl, de ongeluksbode, was de onheilspellend-stille straten doorgerend om de jongens te berichten.
Gery rilde opnieuw. Langs de vier zijden van het marktplein lagen schaduwen en ook de aanpalende straten vormden diepe, donkere trechters en hij stelde zich telkens weer voor dat hij in die schaduwen bewegende gestalten zag. Sluipende soldaten. Sluipend langsheen de muur. Hij klemde de vingers