Frank Daen
Verweer
Nadat hij de buitendeur achter zich gesloten had, voelde hij, dat er een dode in huis was. Op de stoep staande had hem dat nog een onwaarschijnlijkheid geleken, maar in het portaal was er iets van aanwezig. Zijn voetstappen smoorden in de zachte traploper en hij verlangzaamde zijn tred naarmate hij de trap hoger op kwam. De deur van de achterkamer, tegenover het trapgat, verborg uitdagend een geheim voor de bovenkomende bezoeker.
Toen hij zijn jas voorzichtig aan de kapstok hing, luisterde hij naar gedempte stemmen, die hij in het huis veronderstelde, maar het bleef zo stil, dat hij even kuchte om althans enig geluid te horen.
Bij het binnengaan van de voorkamer schuurde de deur zachtaardig over een harig tapijtje, dan, tot zijn verwondering, vond hij er niemand. Hij was alleen in het sterfhuis.
Langs de muren stonden de meest uiteenlopende soorten stoelen opgesteld, waaronder enkele oude en zeer ongebruikelijke, met klaarblijkelijk door vele bezoekers geplette kussentjes. Voor het zijraam, dat uitzicht gaf op de straat, waren de overgordijnen gesloten. Op een nooit eerder opgemerkt tafeltje lag een stapel post.
Hij koos een stoel in de erker met de rug naar het daglicht, een positie recht tegenover de suite-deuren, waarvan de gele bovenruiten hem voorkwamen als ontstelde ogen, terwijl de stijf toegeschoven deuren aan krampachtig opeengeklemde lippen deden denken. ‘Voor een dode behoef je nooit bang te zijn, Keesje’, had tante Eva hem, toen hij kind was gezegd. ‘Dat is een gewoon lichaam, waar het leven, waar de geest uit is.’ Daarin lag al opgesloten, dat ze er zelf bang voor was. Of geweest was. Maar tante sprak geheimzinnig, alsof ze er meer van wist, iets, dat ze hem niet kon mededelen. Hij dacht erover na, dat het sindsdien zo gebleven was, dat hij er ook wel nooit achter zou komen. Van de doden zal men nooit horen of zij nog iets weten. Daarom missen zij elke aantrekkingskracht. Later, wanneer zijn vader hem een pak slaag gegeven had, soms ten onrechte, had hij wel woedend gewenst dood te zijn, maar dan toch zo, dat hij het bewust meebeleefde en eigenlijk direct daarna weer terug kon komen. Maar niemand was dat nog gelukt.
Men had de klok stilgezet. Daardoor leek de spiegel er boven een geheel